GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VAKWETENSCHAP EN PRAKTIJK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VAKWETENSCHAP EN PRAKTIJK

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ook bet Calvinisme en . . . . . . de techniek?

m. § 3. „Hoe kan het technische ding ontstaan ? "

Zooals werd betoogd, geeft en begunstigt de natuur de mogelijkheden uit haar te voorschijn te brengen, dingen waarmede iets anders en meer gedaan kan worden dan de natuur het van zich zelf doet. Het is de mensch, die dit nieuwe bewerkstelligt. Hij is in staat de reeds in aanleg aanwezige technische mogelijkheden te realiseeren. Hij is het, die de technische hoedanigheden uit de Schepping te voorschijn brengt. Door zijn toedoen „komt de machine in beweging"; „zendt de lamp licht uit"; „ziet de mensch de planeten vergroot voor zich"; „wijkt de koorts voor het geneesmiddel".

Hoe is dat mogelijk? Dat uit de natuur-zijden van de werkelijkheid, dingen ontstaan van eigen aard, die in de menschelijke samenleving elk een bepaalde werking vermogen uit te oefenen. Vanwaar die synthese (verbinding) met een volkomen nieuwe kwaliteit ? Althans eens nieuw in historisch opzicht. Of beter gezegd, daar God zelf in Zijn Scheppingsorde de mogelijkheid tot deze synthetische activiteit gelegd heeft, hoe kan rekenschap gegeven worden van de verbinding, welke de techniek legt tusschen het geschapene eenerzijds en de kwaliteit van het technische anderzijds ?

Met behulp van een praktisch geval is het mogelijk te verduidelijken wat precies wordt bedoeld.

Montgolfier, de uitvinder van de luchtballon, stookte bij zijn historische proef op 5 Juni 1783 te Annonay «n opnieuw op 20 September d.a.v., toen hij de proef herhaalde voor den koning te Versailles, onder den ballon een stroovuur, waarop hij klein gesneden wol wierp om een groote hoeveelheid rook te maken. Hij was n.l. op het denkbeeld gekomen om dien rook op te vangen in een omhulsel van lichte stof, die door den rook mee omhoog genomen zou worden. Deze gedachtencombinatie, om bewegenden rook in een ballon te vangen, met de bedoeling, dat deze door den rook zou worden meegenomen, was een nieuwe gedachte, een op dat moment denkbeeldige, fantastische mogelijkheid, welke inderdaad werd gerealiseerd. Hoewel Montgolfier zich op onbekend gebied bevond, sloeg hij toch het goede pad in, zelfs op grond van een foutieve overweging. De natuurkundigen, die zijn proefballon inderdaad zagen opgaan, begrepen de eenvoudige oorzaak van het verschijnsel, zoodat het verwekken van rook in het vervolg achterwege kon blijven.

Dit historisch gebeuren geeft weer, dat door den mensch uit de Schepping iets nieuws, hier het opstijgen in de lucht, wat in 1781 nog door den bekenden astronoom Lalande voor onmogelijk werd verklaard, via de technische acte, kan worden „gehaald", „onthuld". De Schepping is voor een ontplooiing vatbaar, in nog ongekende richtingen. Blijkbaar wordt in de technische acte verband gelegd, synthese aangegaan tusschen het geschapene, het potentieel aanwezige eenerzijds en de oplossing, het technische ding met zijn werking anderzijds.

Dat het opstijgen zelf, in het algemeen het gebruik van de technische dingen nog weer allerlei verbindingen aangaat, zij voorloopig buiten beschouwing gelaten. Het gaat hier thans om de vraag hoe Montgolfier tot bovengenoemd resultaat kon komen, hoe het mogelijk is, dat de mensch technische dingen kan maken.

Op twee voorwaarden daartoe moet in elk geval worden gelet.

In de eerste plaats moet er iets zijn waardoor de mensch inzicht ontvangt van de dingen, de verscheidenheden; iets waardoor hij zich kan inleven in de volle werkelijkheid. Dat doet hij in de intuïtie. De mensch ziet de verscheidenheden, den eigen aard van de dingen als bij ingeving. Intuïtief beleeft de mensch de werkelijkheid, heeft hij er weet van. Hij heeft besef van het feit, dat hout iets anders is dan steen, ook als bouwmateriaal; kracht iets anders is dan beweging, enz.

Dit inzicht wordt verdiept in de theoretische intuïtie.

In de tweede plaats moet er iets zijn, waarin de mensch den geschapen samenhang tusschen de dingen en van al de verscheidenheden ontmoet. Het één moet hij met het ander in verband kunnen brengen. Bijvoorbeeld, dat hout kan dienen tot het overbrengen van krachten; het vallende water enorme krachten kan opwekken. Om dat verband te kunnen opmerken, moet er iets zijn, waarin de mensch boven de aspecten der tijdelijke werkelijkheid uitgaat. Daarom de vraag: hoe is hij in staat tot het zin-verbindend-denken ?

De Schriftgeloovige vindt in het hart des menschen het boventijdeUjk concentratiepunt. Volgens de Schrift zijn uit het hart de uitgangen des levens, ligt in het hart de diepste samenhang van alle functies. Heel het menschelijk bestaan is in het hart des menschen tot een eenheid geconcentreerd. Uit het hart ontspringen onze gedachten, woorden en werken; in één woord, al onze levensuitingen. Het hart is de werkplaats in het binnenste des menschen, waar de gedachten tot daden worden omgezet.

Tusschen de intuïtie en het hart is een onlosmakelijk verband. Het hart werkt door de intuïtie.

Zoowel het een als het ander behoort tot het geschapen zijn van den mensch, als Beeld van God. De mogehjkheid tot het voeren van de heerschappij, in den vollen zin van het woord, over al het geschapene, rust in laatste instantie in de schepping van den mensch als Beeld Gods (Genesis 1 : 26: „laat ons menschen maken naar ons beeld, naar onze gelijkenis, en dat zij heerschappij hebben).

§ 4. „Hoe is de verhouding van religie en techniek? "

Naast hetgeen, in onderwerping aan het gezag van de Heilige Schrift, reeds werd opgemerkt over het hart des menschen, moet thans eveneens worden vermeld, dat in het hart tevens de verhouding tot God wordt bepaald. Het hart is zoowel het punt, waar het gansche menschelijk bestaan zich concentreert, als waar de mensch zijn verhouding tot God bepaalt.

Van vergoddelijking van het menschelijk hart is hier geen sprake. Slechts wordt opgemerkt wat de Heilige Schrift leert.

Oorspronkelijk diende de mensch zijn God, was al zijn doen en laten gericht op God, op den dienst van God, den Schepper-Wetgever. In en door en met zijn eten en rusten, zijn bouwen en bewaren van den hof, diende de mensch den God des Verbonds, pleegde hij religie.

Wie religie zegt, zegt Verbond en omgekeerd.

In den zonde-val echter trok de mensch zijn hart af van zijn Verbonds-God, „bood hij gehoor aan het woord des duivels".

Vanaf dit oogenblik is het hart van den mensch verdorven, zoodat het uit zich zelf onbekwaam is tot eenig goed en geneigd tot alle kwaad, gelijk Christus zegt: „want uit het hart komen voort booze bedenkingen, doodslagen, overspelen, hoererijen, dieverijen, valsche getuigenissen, lasterijen (Mattheus 15 : 19).

In het hart van den goddelooze heeft de zonde Gods plaats ingenomen en in plaats van Diens stem wordt de hare vernomen. Zij inspireert hem, waardoor hij de profeet wordt der zonde-macht, die hem geheel in bezit neemt en zijn wegen bepaalt. God heeft opgehouden voor hem de alles beheerschende macht te zijn. De zondige mensch verliest nu zijn leven in het tijdelijke leven, b.v. in de techniek, welke als god wordt vereerd.

Eerst wanneer de HeiUge Geest door Zijn Almachtige kracht het hart vernieuwt, gaat de geloovige in begin - sel God weer dienen. Met zijn geheele hart, met geheel zijn verstand en met alle krachten.

Door dit uitgangspunt — het door den HeiUgen Geest vernieuwde en in Christus op den HEERE, den God des Verbonds gerichte hart van den geloovige en, het afvallige menschenhart — is de techniek in de religie gegrond. Door de reUgieuse stelUng-keuze in het hart des menschen, wordt van het begin af de verhouding van de techniek tegenover God bepaald.

En dus kan er sprake zijn van christelijke techniek naast christelijke kunst, — politiek enz. in tegenstelling tot wereldsche kunst, techniek, enz.

De scheidslijn, welke hier getrokken wordt, is geen uitvinding van menschen, doch is vrucht van den verkiezenden God, die in de wereld Zijn welbehagen doet.

Wie het licht van Gods Woord verwerpt, zal er toe moeten komen de religieuze bepaaldheid van de techniek te ontkennen en zijn vastheid zoeken in de zelfgenoegzaam verklaarde techniek, of in de souvereine menschelijke persoonlijkheid.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 juni 1940

De Reformatie | 8 Pagina's

VAKWETENSCHAP EN PRAKTIJK

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 juni 1940

De Reformatie | 8 Pagina's