GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

LITERATUUR EN KUNST

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

LITERATUUR EN KUNST

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Marnix’ Psalmen miskend?

Na de bevrijding van ons Vaderland is Charlotte Kohier, de bekende voordrachtkunstenares, in vele plaatsen van ons land opgetreden.

Natuurlijk bestaan haar programma's uit gedichten in den tijd van verdrukking en terreur geboren, maar ook bevatten zij dichtwerken uit de periode van strijd en worsteling, welke ons Vaderland tegen Spanje beleefd heeft. Marnix van St. Aldegonde is één van de dichters uit dien tijd. Zijn krachtig geloof komt zeer sterk uit in zijn psalmberijmingen. Is er wel één boek, dat zoo van toepassing is op tijden van smart en droefheid, als dat der Psalmen?

Dat Charlotte Kohier teruggrijpt naar de woorden van Marnix' Psalmen is begrijpelijk. Diens berijming staat in kunstwaarde boven die van Datheen en de sprake die ervan uitgaat is nog treffend. Vanzelfsprekend geeft zulk een voordracht aanleiding voor menig verslaggever om nog eens weer op de schoonheid van Marnix' psalmberijming te wijzen. Maar ook kunnen zij menigmaal hun pen niet bedwingen om het voor den „miskenden" Marnix op te nemen. Vooral kwam deze „mis­ enning" van de , , Synodale" heeren van vroeger, want zij toch waren "het in wier oogen Marnix' strofen geen genade konden vinden. Zoo weet de recensent x^^ ./De Nieuwe Nederlander" naar aanleiding van Ch. Köhler's optreden, in zijn blad van 14 Juli het volgende te schrijven: „En dan: Marnix van St. Aldegonde. Men weet, dat deze strijder voor onze vrijheid een psalmberijming op zijn naam heeft staan, die echter (helaas!) in de Synodale oogen geen genade kon vinden. Uit deze „miskende" berijming heeft Ch. K. een drietal psalmen voorgedragen".

Nu moet men, alvorens zooiets neer te, schrijven, toch wel weten dat reeds in 1568 Datheens psalmen door de Synode van Wesel als kerkelijke psalmbundel was aangenomen. Tóen was er vari een psalmberijming van Marnix nog geen uitgave. Pas in 1580, dus twaalf jaar later zag de eerste druk van Aldegonde het licht. Aan deze uitgave heeft Philips van Marnix op zijn Fransche reis, met zijn kleine Hebreeuwsche bijbel op zak, voortdurend verbeteringen aangebracht, zoodat in 1591 een tweede druk de wereld inging. Met deze uitgave heeft.Marnix geenszins den strijd willen aanbinden tegen de bestaande en reeds in gebruik zijnde van Datheen. Maar „soo de gheest des Heeren ons oock wat heeft verleent van zijne menigherleye gaven, dieselve willen wij (sonder. yemants nadeel) der ghemeinten Godes gheirne ende mildelick hebben medegedeelt". Ja, zijn voorrede van 1591 waarschuwt er tegen, dat men meenen zou, dat Marnix Peter Datheen van zijn eer wil berooveh en in zijn oogst treden. Want „wij konnen seerwel lijden, dat de psalmliederen van Mr. Peeter Datheen overblijven ende de onze onderdruckt worden". Want „wij willen Mr. Dathenum niet schelden noch straffen, oft zijne oversettinge (hoewel hij dickmael in sijn leven bekent heeft, dat zij met grooter haesten gemaeckt was) uijt des gemeenen mans handen niet rucken". Dat Marnix in „de Synodale oogen" geen genade kon vinden gelooven wij in het geheel niet. Had hij niet de sympathie van den voorzitter van 1586 Jac. Kimedontius? Was het niet veel meer het drijven van den uitgever om Marnix' psalmen door de Synode aangenomen te zien? Want in 1581 werd een exemplaar van de eerste uitgave aan de Nationale Synode te Midde& urg aangeboden door den boekdrukke5.J\? ^icanius. Deze zelfde boekdrukker vroeg zelfs aan de Z. Holl. synode van 1582 om Datheens psalmen te verbieden. Vandaar is er een drang gekomen van de zijde der uitgevers van Datheens berijming, bevreesd als ze waren, dat bij invoering van Marnix' of anderer psalmboek, zij met hun oplagen in finantieele moeilijkheden zouden komen. Daarnaast bestond de zeer voor de hand liggende omstandigheid, dat het niet gemakkelijk zou zijn om de eerder verschenen en bij de massa ingeburgerde berijming van Datheen reeds zoo spoedig door een andere te vervangen. Ook naast deze practische bezwaren heeft de Synode van 1581 Datheens psalmbundel niet „uyt des gemeenen mans handen" willen „rucken", temeer daar men van oordeel was dat „in des heeren Aldegondii psalmboeken veel elisionen ende vreemde ofte onbekende woorden, den gemeynen man onverstandich" waren.

Wanneer men zoo één en ander in zich opneemt, dan zal men zich voortaan er wel voor wachten om het de Synoden van vroeger zoo kwalijk te nemen dat men aan Marnix' psalmen geen plaats gaf. Temeer daar men reeds toen het standpimt innam, dat niet in de eerste plaats de aesthëtica het motief voor psalmberijming is, maar er rekening gehouden werd met wat het kerkvolk dierbaar was.

Nog willen wij hier één der schoone verzen van Marnix afdrukken. Psalm 33:

„Voorwaer ons hert sal ons ontspringen In God den Heer met vreugt heylsaem, Omdat wij ons in alle dingen Vertrouwen op Gods heylgen naem. Dat dan dijn genade, Op ons vroeg en spade Heer, gestrecket zij; So als wij van herten In all'onse smerten Wachten vast op dij".

JAN ZWART Jr.

Het eerherstel voor Dr H. H. KUYPER.

De „Synode" der „Geref. kerken" heeft den euvelen moed gehad, op advies van de-door haar benoemde deputaten, in een van haar vergaderingen deze maand, het besluit te nemen dr H. H. Kuyper, „zij het helaas posthume, volkomen in zijn eer" te herstellen als, deputaat voor de correspondentie bij de Hooge Overheid, wijl zij, de Synode, de bedenkingen eii beschuldigingen • door Prof. Dr K. Schilder tegen Dr H. H. Kuyper in die be- * paalde kwaliteit ingebracht en gepubliceerd (waarom? Kn.) niet kan aanvaarden. Dusdoende zakt die , , Synode" ' nog dieper af. De Ned. Herv. kerk schorst en zet predikanten af, die in den bezettingstijd met den vijand hebben geheuld en^ verraad hebben gepleegd jegens Ko- • ningin en Vaderland. Deze , , Synode" der , , Geref. kerken" herstelt een reeds gestorven hoogleeraar, van wien ie; der.weet| dat hij zich aan de zooeven genoemde vergrijpen heeft schuldig gemaakt, in zijn eer, na zijn dood zélfs nog. Is een grooter tegenstelling mogelijk? Het is niet te ontkennen, dat Dr H. H. Kuyper met den vijand heeft geheuld, zijn Vorstin zelfs diep heeft beleedigd, zijn vaderland heeft verraden. Wie de stukken van zijn hand in de , , Heraut" na 14 Mei 1940 nog eens overleest, heeft daarvoor bewijsmateriaal genoeg. Aan den anderen kant spreekt het boekdeelen, dat dit blad ook in den bezettingstijd in gewoon formaat mocht blijven verschijnen. Gunstbewijzen krijgt men van den Duitscher • niet voor niets. Ook dat dus getuigt van de „goede betrekkingen", die Dr H. H. Kuyper onderhield met den vijand.-Dat is niet prettig deze dingen weer publiek in herinnering te brengen. Dat is de schuld van die „Synode", die weer monden openbreekt, . toch wel wetend, welke rol Dr H. H. Kuyper in den bezettingstijd heeft gespeeld. Niettegenstaande deze wetenschap meent zij toch hem in een bepaald opzicht in zijn eeir volkomen te moeten! herstellen.

Stel u voor, dat de landverrader Mussert eens door iemand beschuldigd was geworden van iets, waaraan hij nu eens toevallig geen schuld had. Welke instantie, welke commissie, welk regeeringscollege zou er aan denken hem op dat eene punt in zijn eer te herstellen? Iedereen zou zeggen: die man heeft zooveel dat land- • verraderlijk is op zijn kerfstok, dat hij op eenig eerherstel geen enkel recht heeft. Hij hééft trouwens geen eer meer, wegens het eerloos verraad van land en volk. Nu is wat Dr H. H. Kuyper gedaan heeft wel gradueel verschillend van dat wat Mussert deed. Maar principieel is dat wat Dr K. als verantwoordelijk journalist schreef, hetzelfde als wat Mussert deed. Ook door dat schrijven heeft hij zijn eer verspeeld over de geheele linie, en ontzegt hem dat eens en voor goed het recht cp eenige rehabilitatie.

De „Synode" echter, dit wetend en inplaats van op een verzoek om eerherstel niet in te gaan, of dat eerherstel af te wijzen, besluit in haar verblinding iets, wat zeker geen enkel ander college met deze feiten voor oogen zou doen, iil. Dr H. H. Kuyper in zijn eer te herstellen en daarvan mededeeling te doen ook aan de pers.'Zoo voegt zij aan al haar schandelijkheden een nieuwe schandelijkheid toe. Een snelle afloop....

* Die publicatie van haar eerherstel-besluiten is wat de wijze betreft erg interessant, wijl weer zoo typeerend synodaal. Door middel van een , , men" geeft ze haar besluit aan de publiciteit prijs. Tenminste in „Trouw" (editie Z.-Holland) las ik haar verklaring. Ik moet zeggen tot mijn verwondering en ergernis. „Trouw" nl. was in den bezettingstijd „illegaal" .en daarin trouw'. „Trouw" streed toen als „illegaal" blad tegen collaborateurs, landverraderlijke lieden van elke soort, heulders met den vijand, Duitschland-slaven. Van dat „Trouw", dat nü niet meer , , illegaal" verschijnt, mag verwacht worden, dat het zijn verleden niet verloochent en den band aan voorheen vasthoudt en het dus niet op de eeti of andere manier opneemt voor landverraderlijke lieden. Vreemd genoeg daarom plaatst het op zijn frontpagina onder 2 belangrijke berichten, het bezoek van prinses Juliana aan Rotterdam en de weekstaat van de Ned. Bank, op een in het oog vallende plaats dus, en niet onder IcerJcnieuws, een stuk, dat als titel draagt: Eerherstel voor Prof. Dr H. H. Kuyper. Heeft „Trouw" nü reeds met zijn illegaal verleden gebroken, zoodat het meent dat wereldschokkende nieuws aan zijn lezers te moeten doorgeven? Oi wil het de Kerlischeur ooii doorgetrok.ken zien in de pers? „Trouw" had dit stuk moeten weigeren, als in strijd met zijn verleden en opvatting van heden. Nu kan ik het mij indenken, dat een' blad een officieel stuk van een officieele instantie op verzoek van die instantie een plaat? geeft in zijn kolommen. Maar dan zal het toch, als het met den inhoud van zulk een artikel het niet eens is, dat artikel óf voorzien van een „buiten verantwoordelijkheid van de redactie", óf een bestrijdend artikel zelf schrijven daartegen. , , Trouw" doet noch het een, noch het ander. Het neemt het stuk op, zelfs zonder dat het door een otiicieele instantie, in casu de „Synode", gevraagd is. Want de aanhef van het stuk luidt: „men verzoekt ons opname van het volgende". Dit stuk is op de redactioneele tafel van „Trouw"

neergelegd door, ... , , men"/ Die „men" mag handlanger van de „Synode" zijn, hij is de „Synode" niet en het is nog zeer de vraag of hij zijn verzoek doet namens deze. Misschien niet, misschien wel. Er is ruimte — „dat is voor'de „Synode" eventueel gemakkelijk" — voor beiden. Tenzij de „Synode" zichzelf voor haar publicatie met het onpersoonlijke , , men" gaat noemen. In elk geval, , , Trouw" heeft aan die „men" geen boodschap, hij is niet een officieele instantie, hij is slechts een onpersoonlijk masker. Nu is 't zoo, dat men in zijn blad zelfs aan een „men" nog wel een vriendelijkheid bewijzen kan. Maar „Trouw" zal dat, zeker niet moeten doen als die , , men" opname verzoekt van een stuk, dat eerherstel publiceert van een man, die gestaan heeft aan den kant van de landverraderlijke lieden, tegen wie „illegaal" „Trouw" ten koste van levensoffers dapper heeft gestreden en wier ' bloed is gevloeid, mede dank zij het journalistieke werk van Dr H. - H. Kuyper. Daarom had „Trouw" opname eenvoudig moeten weigeren. Erg jammerlijk, dat

Overigens, om op die „Synode" terug te komen; een interessante manier van publiceeren heeft zij ingevoerd. Sedert wanneer is dat de wijze van publicatie door een Synode? „Men". We hebben op synodaal terrein in de laatste jaren, heel wat rariteiten meegemaakt. Utiliteitspolitiek, diplomatie, tactiek zijn overigens op het gebied der rariteiten goed, zelfs rijk gesorteerd. Ieder kan keus maken. Zie hier weer zoo'n fraai staaltje van de beproefde synodale diplomatie, politiek, tactiek, of hoe men dat, noemen wil. Men spreekt van „men". Zelf is men dus niet verantwoordelijk, blijft achter de schermen. Men kan wat „men" deed altijd disqualificeeren, zeggen dat men buiten „men" staat. Volhouden dat men wel van plan was te publiceeren, maar niet zooals , , men" dat gedaan heeft. Die conclusies waren maar voor binnenlandsch gebruik. Zoo is de , , Synode" weer , , gedekt" door „men". Maar 't is toch maar publiek geworden. „Men"!!

Ondertusschen is het ergerlijk, dat zij door haar besluit tot eerherstel van Dr H. H. Kuyper zich ollicieel heeft algekeerd van de graven dergenen, die voor hun vaderland hun leven hebben gelaten, die dappere eenzame ondergrondsche strijders. Gereformeerde ondergrondsche strijders, weduwen, weezen, vaders en moeders, dat durft uw „Synode" te doen. Zoodoende heeft zij gemeene zaak gemaakt met de landverraderlijke elementen, — dddr staat zijl Beschermend houdt ze de hand boven het hoofd dergenen, die hun vaderland niet hebben gediend, integendeel! Zij schijnt vergeten te zijn, dat daar in het Crematorium van Dachau óók verbrand zijn de lichamen van de tot haar kerken behoorende predikanten Sietsma, Kapteyn en Tunderman, die vermoord zijn door de Nazi's met wie Dr H. H. Kuyper door zijn persgedragingen gemeenschap onderhield. Zóó staan de zaken ervoor.

Maar zoo blijkt toch uit deze synodale handeling met onverbiddelijke duidelijkheid, dat er in de Geref. Kerken méér aan de hand is dan een strijd over leergeschillen. De strijd, die daar gestreden-, is blijkt hoe langer hoe meer te zijn een strijd tegen een geestelijk-zedelijk verval, waaruit alles is voortgekomen, en van welk verval, trots Gods slaande hand in de oorlogsjaren, geen bekeering is openbaar geworden.

Straks zal nog moeten blijken, of dat eerherstel terecht geschied is of niet. Maar vermoedelijk kan dat de synodale heeren weinig schelen. Want ze zijn verblind door één gedachte de laatste jaren. En dat is: Schilder moet dood. Eerst is hij ambtelijk vermoord. Nu moet hij nog zedelijk vermoord. De vuige laster heeft dit laatste niet klaar kunnen spelen. Nu dus dit middel: een aanval op Schilder, die de eer en goede naam, heeft aangetast van een man".... die deze eer en goede naam door zijn on vaderlandslievende journalistiek reeds lang verloren had en duizendwerf had verspeeld. Deze beide mannen, Kuyper en Schilder, hebben elkaar in het kerkelijk strijdperk herhaaldelijk ojitmoet en de degens gekruist. De geschiedenis zal straks wel oordeelen, wiens wapens zuiver waren. Nog eenmaal ontmoeten ze nu elkaar. De „Synode" confronteert de doode Kuyper, de man, die — schrikkelijke tragedie.; — in zijn laatste levensjaren ten aanzien van Kerk en volk en vaderland faalde, met den levenden Schilder, de man, die in diezelfde jaren, pal stond voor kerk, volk en vaderland tegenover den mof en het Nazidom in een tijd, toen zulke helden nog maar zeldzaam waren.

Voor de eerste neemt de „Synode" het op. Gereformeerd Nederland let op uw zaak! En voor de tweede..? O, „Synode" het is met u een snelle afloop als der wateren. Wanneer zult ge toch eindelijk tot stilstand komen? En wanneer zal men in de „Geref. Kerken" algemeen gaan zien, dat er méér is, waarvan men zich vrijmaken moet dan alléén zondige besluiten in confessioneel en kerkrechterlijk opzicht? Méér? Ja, ook van den geest, die daar heerschappij heeft en die uit het vleesch is en niet uit den Geest.

Herm. Knoop.

In dit of een volgend nummer kom ik op deze aangelegenheid terug.'

. K. Sh

Het werd mij van zekere zijde euvel geduid, dat ik in mijn artikel getiteld: „Politieke' bezinning" in De Reformatie van 17 Aug., Kericverraad en landverraad in één adem noemde. Wat er in de Synode van Augustus 1945 gebeurd is (men zie het artikel van Ds Knoop hierboven) zal het wel voor ieder duidelijk hebben gemaakt, dat het verband tusschen icericverraad en landverraad nauwer is, dan sommigen vermoeden.

DEN BOEFT.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 september 1945

De Reformatie | 12 Pagina's

LITERATUUR EN KUNST

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 september 1945

De Reformatie | 12 Pagina's