GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

KERKELIJK LEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJK LEVEN

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

HET TALENWONDER OP PINKSTEREN.

Eén van- de teekenen, die het geweldige Pinksterfeit van de uitstorting des Heiligen Geestes vergezelden, was het spreken met vreemde talen.

Er is verschil van meening over de vraag, hoe we ons dit talenwonder hebben voor te stellen.

Sommigen, o.a. Dr A. Kuyper Sr., «achten hierbij feiteüjk meer aan een klanken wonder. Volgens hen spraken de Apostelen in een bepaalde soort klanken, die zoowel door den Parth als den Cretenser verstaan werden en op dezen den indruk maakten vaft hun eigen taal. De Apostelen spraken niet de in dien tijd gebruikelijke Arameesehe taal, maar klanken, welke men nooit te voren van htm lippen had beluisterd. Het was de taal der geestelijke verrukking van zinnen.

Er zijn er zelfs geweest, die meenden, dat de Apostelen hun gedachten uitdrukten in de oorspronkelijke Paradijstaal, die door den zondeval verloren gegaan, eerst in den staat der heerUjkheid op nieuw tot ontwikkeling zal konden.

Zoo opgevat, is er meer sprake van een h o o r- wonder, dan van een talen wonder.

Een soortgelijk verschijnsel treffen we later in de gemeente van Corinthe aan. We merken daar een bijzondere gave des Geestes op, slechts aan enkelen verleend. Men stond dan zóó onder inwerking des Geestes, dat men zelfs geen beschikking had over eigen spraakorganen. Maar het eigenaardige van die Geestesgave was, dat daar naast nog een andere gave noodig wa^, om die eerste gave te doen dienen tot stichting der gemeente, n.l. de gave der uitlegging.

Daarom vermaant de Apostel Paulus, dat wie de gave der talen ontving, ook moet bidden om die der uitlegging. En mocht niemand in de vergadering der gemeente bekwaam gevonden worden om die klanken uit te leggen, dan moet hij, die zulke onverstaanbare klanken uitbraakt, liever zwijgen (1 Cor. 14 : 28).

Toch moet echter onderscheid gemaakt worden tusschen wat op den Pinksterdag geschiedde en het latere klankenwonder in Corinthe.

Op den Pinksterdag waren de vreemde talen door zeer velen te verstaan, in Corinthe slechts door een enkele, die uitlegger werd genoemd. Voor de opvatting van het talenwonder op het Pinksterfeest, alsof het meer een hoor wonder zou zijn, wordt dan nog als argument aangevoerd, dat, indjen werkelijk verschillende talen waren gesproken, er op den Pinksterdag zeker verwarring zou geheerscht moeten hebben. Dit argument lijkt ons niet bijzonder sterk. Immers, het is aannemelijk, dat de Apostelen tot de verzamelde menigte eerst groepsgewijze hebben gesproken, terwijl eerst later Petrus met verheffing van stem, alleen het woord heeft gericht tot de verzamelde menigte.

Er blijft dan o.i. ook voldoende ruimte over voor de meening, dat de Apostelen inderdaad met vreemde talen hebben gesproken, al blijft het moeilijk hier een besliste uitspraak te doen.

Nu trof het ons, dat bij een' onzer Geref. theologen (v/ijlen Dr J. C. de' Moor) juist door de gedachte van het spreken in vreemde talen, dit talenwonder zulk een diepen zin en rijke beteekenis verkreeg.

Wie toch waren die menschen, die op het geluid als van een geweldigen, gedreven wind zich begeven hadden naar het huis, waarin de Apostelen vergaderd waren? Het waren Jodeij, te Jeruzalem wonende, godvruchtige mannen, van allen volke dergenen, die onder den hemel waren (Hand. 2 : 15).

Wij hebben dus te denken aan het uitverkoren volk Israël. Maar deze Joden hadden vele jaren in den vreemde vertoefd, wellicht zelfs daar het levens-Ucht aanschouwd (Hand. 2 : 8) Misschien was de verdrukking der laatste eeuwen of ook wel de echte handelsgeest oorzaak geweest, dat zij de vaderlijke erve hadden verwisseld voor andere landstreken. Maar onder die talrijke emigranten bleven er velen met heimwee naar Jeruzalem vervuld.

Alleen in Jeruzalem kon de God van Israël gediend naar Zijn wet en voorschrift. Zoodra de omstandigheden het dan ook toelieten, keerden ze weder naar Palestina en zochten een woning in Jeruzalem, om zoo dicht mogelijk bij het heiligdom te wonen, teneinde het gemis te vergoeden, dat ze zoovele jaren hadden moeten lijden. Ze mochten den naam dragen van Parthers, Elamieten enz., ze waren en bleven bij alles Joden.

En wat was nu de diepste reden hunner verbazing, toen ze in de vreemde taal van hun geboorteland de groote werken Gods hoorden verkondigden?

Was dit het feit, dat eenvoudige en ongeletterde menschen als deze Apostelen zulke bijzondere gaven hadden van memgerlei talen? Zeker, dit heeft mede hun bevreemding gewekt. Dat blijkt wel uit den uitroep: „Ziet, zijn niet alle dezgn, die daar spreken, Galileeërs? Die verachte Galileeërs waren niet in tel, misten zelfs een beschaafde uitspraak. Dat zulke menschen vreemde talen meester waren, gaf indei'daad reden tot groote verbazing.

Maar de eigenlijke oorzaak van hun verbazing lag toch dieper. Let er op, hoe nog heden ten dage in onze 20e eeuw bij de Joden, onverschillig in' welk land zij wonen, het Hebreeuwsch de taal der religie is gebleven. In veel sterker mate moet dit het geval zijn geweest in den tijd van het Pinksterfeest. Voor het dagelijksche zakenleven mocht de taal hunner omgeving dienst doen, voor de religie bleef het Hebreeuwsch aangewezen. Zoo alleen bleef de bijzondere Godsopenbaring tot hen beperkt. De Joodsche taal was allerminst een wereldtaal en hierdoor kon de heerlijkheid van hun godsdienst voor andere volken een verborgenheid blijven. Dat lag volkomen in de lijn der Joodsche gedachte. Zelfs Petrus moest door een hemelsch gezicht worden onderwezen, om zijn afkeer te overwinnen, tot Cornelius, een heiden te gaan. En zie, nu verkondigen die Apostelen hun de groote werken Gods niet in de taal van K a n a a n, door hen heel goed te verstaan, maar in de talen der omliggende volken. Zelfs door de Jodengen o o t e n, die volgens Hand. 2 : 10 getuigen waren van de Pinksterwonderen, werd het Hebreeuwsch wel verstaan. Desniettemin worden hier de groote werken Gods verkondigd in de taal, in welke deze menschen geboren waren.

Hier in Jeruzalem wordt het venster naar de wereld geopend. Deze samen gekomen Joden hadden er naar verlangd, om weer in Jeruzalem te wonen en alle herinneringen aan hun verbhjf in den vreemde uit hun gedachtenwereld te bannen, en nu worden in Jeruzalem juist in de taal van hun vroegere omgeving de groote werken Gods verkondigd.

Wanneer de Heilige Geest is uitgestort, is er geen reden meer voor de tot dusver geldende beperking van de prediking des heils tot Israël. Een der eerste vruchten des Gteestes is de gave der talen, om allen volken het Evangelie te verkondigen.

Van uit dit gezichtspunt bezien, ontvangt het talenwonder op den Pinksterdag een 'diepen' zin. Het spreken in de talen der volken iö het goddelijk sein, dat van nu aan het Evangelie zal verkondigd worden aan alle volken. Zoo wordt de middelmuur des afscheidsels tusschen Israël en de volken ten eenenmale verbroken.

Voortaan zal er niet meer zijn één taal, speciaal voor de religie. Alle talen zullen voertuigen des Heiligen Geest worden, gelijk ook alle levensterreinen werkplaatsen van dien Geest dienen te zijn.

In Kerken en Huisgezin, in Staat en Maatschappij, in Pers en Literatuur, in Kunst en Wetenschap, overal moet Gods GeeBt reinigend en herscheppend werken.

Aan ons dan de roeping, om in Gods kracht riede te arbeiden, opdat in al de verschillende levenskringen ruimte kome voor de inwoning en inwerking des Geestes. Zekei-, wij weten, dat Gods Geest zal doorwerken. Als vrucht van Christus' Middelaarswerk, zal de Heilige Geest den geheelen kosmos voeren tot zijn oorspronkelijke bestetnming, n.l. tot eere Gods. Zelfs onze geestehjke traagheid kan dien Geest uiteindehjk niet tegenhouden. De eindbestemming z a 1 bereikt worden. Maar wel kan t ij d e 1 ij k door onze zonde de Geest des Heeren zich terug trekken.

Wij hebben in ons volksleven groote zegeningen ontvangen en denken hierbij o.m. aan onze inrichtingen voor Chr lager en hooger onderwijs. Maar die zegeningen leggen ons den duren plicht op, om niet te verslappen in geestelijken ijver, maar voort te gaan in Gods kracht, opdat de werking des Geestes hoe langer hoe meer doordringe in alle geledingen van het volle, bi^eede menschelijk leven.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 juni 1946

De Reformatie | 8 Pagina's

KERKELIJK LEVEN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 juni 1946

De Reformatie | 8 Pagina's