GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

UIT HET POLITIEKE EN SOCIALE LEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT HET POLITIEKE EN SOCIALE LEVEN

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE TYRANNIE VERDRIJVEN.

IV.

Revolutie op Java en crisis van Nederlands gezag.

RAPAILLE.

Soekarno en velen zijner medestanders, die thans in de „repoeblik" den toon aangeven, hebben zich tijdens de Japansche overheersching ergerlijk misdragen.

Wat kunnen zij dus van Nederland verwachten?

Dit land behoort toch tot de overwinnaars, dus tot diegenen, die den demon hebben bezworen, waarvoor deze „leiders" juist hadden geleerd te knielen.

Daarom hebben zij zich met hand en tand verzet tegen het landen van nederlandsche troepen.

Daarom hebben zij gretig de hand van de Australische nistverstoorders gevat.

Daarom hebben zij geen gelegenheid laten voorbijgaan de Nederlanders voor het oog der wereld af te schilderen als lieden van de allerzwartste reactie: koloniale uitbuiters en onderdrukkers bij uitnemend­

heid. Tijdens het Japansche bewind hebben Soekarno en zijn medestanders, die nu „toon"-aangevend zijn in de „repoeblik", tegen ai wat nederlandsch was of er aan herinnerde, een felle haatcampagne gevoerd.

Voor him oogen hebben zij zien aangroeien elk uur van den dag en den nacht, de stroom, van rampspoed en ellende, welke in de Japansche propaganda „nieuwe orde" en „oostaziatische welvaartssfeer" heette.

Als krijgsgevangene heb ik tot September 1943 (toen ik van Java werd weggevoerd en na eenige maanden in Japan terecht kwam.) in bijna alle kampen op Java korter of langer tijd vertoefd. Zoodoende heb ik in Oost-, Midden- zoowel als West-Java dwangarbeid moeten verrichten, veelal tezamen met inheemsehen. Ik was in de gelegenheid waar te nemen, hoe de Jap tegen de bevolking optrad. Niet alleen tegenover hen, die gedwongen werden voor den Jap te werken, maar ook daarbuiten. Hij schepte er soms behagen in ons te laten ziew, hoe je een Javaan moest behandelen. Mijn indruk en die mijner lotgenooten zonder uitzondering was, dat de beestachtigheid tegenover ons, hoe groot ook, nog gering te achten was tegenover de mishandeling, waaraan de bevolking bloot stond. Hoe menigmaal werd in heimelijk geuite klacht tegenover ons het hart gelucht en blikten wij in een afgrond vol verschrikkingen. De eigendom, de eer, tenslotte het leven van den Javaan werden als niets geacht.

Welnu, Soekarno en zijn satellieten hebben vrijwillig de hand gekust van den mongoolschen tyran. Zij hebben diens wanbedrijf in alle toonaarden bejubeld als zegen, louter zegen. Geen collaborateur, waar ook ter wereld, heeft slaafscher taal gebezigd dan Soekarno (men leze: „ „A Japanese , , Dalang" (Shadowplayer) in Java. A Tragedy in four Acts" ", by M. Slamat L. L. D., Batavia Mrt. 1946).

Er is geen enkel lichtpuntje te vinden in het optreden van Soekarno en de zijnen. Onder den Jap kwamen hun doelstellingen duidelijk aan het licht. Uit niets blijkt, dat het heil, de welvaart, de vrijheid van het voUc van Java «n de overige gebieden één moment drijfveer zijn geweest tot hun handelen. Hun eenige zorg was, zichzelf in te dringen in de gunst van den Jap en zoo een machtspositie te verwerven.

Dat de „zeventig millioen Indonesiërs", waarover Soekarno zoo gaarne sprak, slaven werden van den Mongool, dat baarde geen zorg. Als hij maar groot werd!

Tot de zwartste bladzijden uit de historie van westersche staten behooren die, waarin gewaagd wordt van slavenjachten op dei kust van Afrika. De Jappen hielden in modernen tijd hun slavenjachten op Java en op veel grooter schaal.

Slaven van Java zijn verspreid over het verre oosten. Ze zijn bij tienduizenden van ellende en ontbering omgekomen, vaak ook moedwillig vermoord, ver van hun dessa, ver van het land, waar Soekarno zijn vlammende redevoeringen hield: „Wij zullen getrouw volgen onze roeping, te sterven of te leven met Japan".

De Soekamoïeten zijn zichzelf gebleven, ook na Japans ondergang. Ze hebben de Japansche terreur voortgezet, in menig opzicht hun leermeesters overtroffen.

De groote fout van Sjahxir en zijn „gematigde" medestanders is geweest, dat zij zich hebben geëncanailleerd met rapaille.

Sjahrir is de schrijver van „Indonesische overpeinzingen". Er had wat goeds uit hem kunnen groeien als hij daarbij gebleven was. Zijn publicaties in de buitenlandsche pers noch zijn brief aan President Trumaji zijn Indonesische overpeinzingen maar verdachtmakingen en dus — tijdens onderhandelingen — unfaire practijken. Zijn ondergrondsche relaties met de Australische bootwerkers stempelen hem ook niet tot dien hoogstaanden diplomaat als de aanhangers van het beleid-Van Mook hem voorstellen.

DE TYRANNIE VERDRIJVEN

Als het er om gaat: een Indonesische republiek of niet, dan staan de aanhangers en de tegenstanders van het beleid-Van Mook niet zoover van elkaar.

Het is misleidend om, zooals ik onlangs in een artikel in „Uitzicht" las, het voor te stellen alsof de tegenstanders niet genoeg verbeeldingskracht zouden bezitten om te gewennen aan de gedachte van een republiek binnen het rijksverband.

Zoo iets kunnen ze zich heel goed indenken.

Maar niet deze republiek!

Die past niet in ons nederlandsch rijksverband. Gelukkig nog niet en Gode zij dank hebben de verkiezingen in Nederland bewezen, dat wij voorloopig nog niet toe zijn aan een rijksverband, waarin deze „repoeblik" zou passen. Dat hebben Soekarno en de zijnen beter ingezien dan menig theoloog zelfs, die zich schaart aan de zijde van hen, die zich verbeelden het monopolie van verbeeldingskracht te bezitten en daarom hebben zij een staa, tsrechtelijke band met Nederland versmaad.

Deze „repoeblik" berust op terreur, is geboren lut revolutie. Zij is een maaksel van samjenrottende Japaneezen en Soekamoïeten.

Deze „repoebUk" is geen levend organisme, maar conserveering van alle gif, wat de Jap heeft uitgespoten. Ze kan alleen geboren worden in harten en hoofden van hen, die uitgaan van het ultra-revolutionaire principe, dat ieder, die do kans krijgt met geweld en onder terreur op zeker oogenbUk de macht in handen te nemen, ook wettig gezag oefent.

Wie het revolutionair© principe van „de macht bij het volk" aanhangt, kan deze „repoeblik" nog niet eens verdedigen. Want de voormannen van deze „repoebUk" kimnen niet geacht worden het volk te vertegenwoordigen. De groote massa van het volk heeft zich nimmer kunnen uitspreken, is daar trouwens ook niet rijp voor. Ook niet de intellectueelen.

De regeering Schermerhom heeft het nederlandsche volk bijna een jaar lang na de duitsche bezetting de facto onmondig verklaard. Als reden gold onder meer, dat het volk nog niet „gezuiverd" was. Maar diezelfde regeering is met een ongezuiverde „repoeblik" aan het onderhandelen geslagen. Bestaat er dwazer tegenstelling ?

Deze , , repoeblik" wil liefst heel Indië als een eenheid omvatten. Maar zelfs Java is nooit een eenheid geweest, noch in de historie, noch in onzen tijd. Een gezond groeiproces is er niet.

Wie niet heelemaal verblind is, ziet nu al de doodgravers van de „repoeblik" aantreden.

Tan Malakka, Soebardjo, Hatta en Soekarno zelf!

Het merdeka-geroep is niet de jubelzang van een volk, dat blij den nieuwen dag begroet. Het is de opstandige kreet van een door haat bezeten groep van quasi-intellectueelen, die ten prooi vielen aan nationalistische ophitsingspropaganda. Zij hebben de terreur gepredikt, den misdaad tegenover den Europeaan en de loyalen aanbevolen, den sluipmoord verheerlijkt, brandstichting en roof geprezen. De misdadige elementen vielen hun vanzelf toe; de jeugd was gemakkelijk te strikken.

De omstandigheden waren uiterst gunstig: de Jappen gaven him wapens, boden steun als instructeurs en aanvoerders en zoo schaarden velen zich onder de rood-witte vaan.

En de Nederlanders demonstreerden zwakheid en Weifeling. „Je Maintiendrai" en „Het Parool" propageerden: trouw tot in den dood aan de anti-geweldpolitiek. Niet dat we bang zijn, w© zijn vrij en onverveert, maar de wereld kijkt naar ons. Je moet de dingen nu eenmaal zien tegen den achtergrond van de internationale politiek. Jammer, dat de slachtoffers van de terreur op Java en hun familie en vrienden niet zoo'n ruimen blik hebben, dan zouden ze wel vrede hebben met hun lot.

Op Java konden de terreur-benden zich ongestoord organiseeren.

De gangsters van Java! Moordlust flikkert in hun oogen. Haat verdonkert him gelaat. Geef ze Japansche uniformen en ge ziet geen verschil meer. 12e vullen hun handen met roof. Het bloed van weerloozen roept. Alle wild-west-verhalen zijn Idnderachtige vertelseltjes bij het relaas van het luguber bedrijf van dit barbarendom!

Het merdeka-geroep klinkt als vertwijfelingskreet uit den mond van eenvoudige dessalieden.

De padi rijpt nog in de aar, maar ze weten niet of de hand hunner vrouwen en dochters die zal snijden. Het water, dat de velden bevloeide, wordt schaarsch. De dood ügt over het land, de dood waart om de dessa. Er is honger, kleeding is er niet en de gamelan zwijgt.

Er is veel gebeurd in de dessa, de laatste jaren. De orang Nippon is gekomen. Hij heeft ze trachten in te prenten hoe slecht de orang belanda was, die nooit zou terugkeeren. %& hebben grappige fihns gezien, waarop de Hollander bespot en gehoond werd, ontmaskerd in al zijn slechtheid. Jongelingen zijn soldaat geworden in dienst van den grooten keizer.

Toen de nood hoog steeg, hebben ze 't duizendmaal gehoord, dat het de belanda's waren, die daarvan de schuld droegen.

Dat heeft de orang Nippen verteld, dat hebben sommige voorname volksgenooten, die het weten konden, herhaald, dat hebben hun eigen pemoeda's gezegd, die soms, maar nu als soldaat van den grooten keizer, de dessa bezochten.

De orang Nippon is verdwenen, inaar de ellende is nog toegenomen. En weer weten ze het uit de verhalen van de jongelieden, uit de stem, die hun tegenschalt uit de radio, hier en daar in de dessa opgesteld: het is de belanda, die oorzaak is van alle leed.

MilUoenen zijn er, die vurig verlangd hebben naar het einde van het Jfapansche schrikbewind, maar die bitter ontgoocheld werden, toen de terreur van eigen volksgenooten gelegenheid kreeg los te branden. Zij zien hunkerend uit naar den dag, waarop ze verhoord weten, hun stil gebed: „Merdeka "

Als Nederland iets van zijn roeping tegenover de bevolking van deze landen verstaat, dan vaagt het deze „repoeblik" weg.

Dan zullen, waar ook ter wereld menschen gevonden worden, die bouwen willen op christelijke grondslagen, in onze generatie en na ons, dezen moeten komen tot de erkentenis: het was goed, wat Nederland deed. Want er zat teveel Japansch gif in: er was te groote invloed van rapaille; er was teveel leugen bij te weinig waarheid; er kleefde teveel onschuldig bloed aan!

„ONTSIET UWE VYANDE NIET”.

De nederlandsche gezsint te Washington gaf, kort na den inval in Nederland, uiting aan zijn gevoel van oneindige trots, Nederlander te zijn.

Dat was geen ijdel woord, maar de strijdzang, opwellend uit het hoUandsehe hart, hetwelk de tyrannie wel heeft doorwondt, maar niet kunnen breken.

En Nederland in zijn verzetsstrijd heeft die trots gerechtvaardigd.

Ook de Nederlandera in Indië hebben, toen de nacht viel, de nederlandsche naam hoog gehouden.

Niet allen, helaas. Niet de regisseurs van „de show" van 1942. Die zijn ook in krijgsgevangenschap veelal zichzelf gebleven, in incompetentie, in zelfzucht, in bloohartigheid.

De man, die niet verantwoordelijk was voor de beschamende laatste acte van 1942, maar met hoofd en schouders uitstak boven zijn omgeving, is ook in de vrijwillig aanvaarde gevangenschap zichzelf gebleven: „un homme supérieur".

Dat is G.-G. Tjarda van Starkenborgh Stachouwer gebleven, toen hij in 1945 het Indisch beleid van het Kabinet Sehermerhom afwees.

Voor ons symboliseerde zijn houding de goede vaderlandsche geest.

Die geest is niet gebroken in de vrouwenkampen op Java, noch in de krijgsgevangenkampen, verspreid over het verre oosten, ook niet in de uren van de diepste beproeving.

V/e willen trots b 1 ij v e n op ons nederlanderschap.

De eerste nederlandsche geluiden, welke wij na terugkeer uit Japan te Manilla vernamen, waren — dat bleek ons later — het Ued van de Partij van den Arbeid: verbeeldingskracht, weg met het oude. een nieuwe geest, een nieuw geluid, heel de wereld roept om democratie, uit is het laet de koloniale verhoudingen, in Australië hebben we de meest vooruitstrevende plannen klaar gemaakt enz. enz.

Als het met woordengescherm en leuzen kon geschieden, dan had Indië onder dit bewind een goede kans gehad.

Maar er is meer noodig.

Als er geen andere verdienste vereischt werd, dan alleen maar de verdienste den oorlog vanuit Australië te hebben mogen aanzien, dan waren we op den goeden weg.

Wie echter de van den nieuwen geest doortrokken Nica en haar hulpinstanties aan het werk ziet, begrijpt de verzuchting van menigen ex-krijgsgevangene met jarenlange Indische ervaring: Dat Indië, na al die rampjaren, ook dat nog moest overkomen.

De door de Partij van den Arbeid zoo vurig begeerde doorbraak is in Nederland niet gekomen. De verkiezingen bewezen, dat die hoop ijdel was.

In Indië kwam de doorbraak wel. Dat was niet moeilijk. De „reactionairen", dat waren de nog overlevende ex-krijgsgevangenen, werden eenvoudig opaj gezet.

Het rapport van d© comimssie-Van, Poll waa faak. „Wat ihebben die heerieii imn oogen en ooren goed gebruikt", zeide mij een in den dienst der missie vergrijsden R. K. geestelijke, die tijdena de bezetting in Nederland had vertoefd.

Het rapport was raak, ook daar waar het constateerde, dat de regeering een groep Nederlanders, onmisbaar voor den wederopbouw van Indië, van aicb vervreemd heeft.

Als wij zouden moeten wijken voor wereldmachten, die als belooning voor aUe „bloed, zweet en tranen", welke ook wij in zoo ruime mate hebben geofferd in den nacht, waarin alles scheen te verzinken, ons van Indië wiUen scheiden, dan wijken wij zonder schaamte.

Wij berusten in Gods wil, wetende dat Hij ook het lot der volken bestuurt naar Zijn wijzen Raad.

Maar laten we geen zwakheid toonen, geen weifeling en incompetentie, laten we geen gemeenschap hebben met de vijanden van het Koninkrijk en van de volken dezer landen.

Dat is on-nederlandsch gedoe, dat noodwendig m a e t leiden tot ontbinding van het rijk!

Dan treft ons alleen maar zelfverwijt en de spot der wereld is ons deel.

We willen trots blijven op ons nederlanderschap!

Laten we daarom trouw zijn in 't vervullen van de ons door God opgelegde taak.

Waar wij falen, staan anderen reedsl klaar Indië te leiden op een anderen weg, den weg naar MoskoiL

Ieder Nederlander zij zich bewust van zijn roeping.

Niemand slape in dezen tijd. Niemand late zich in slaap wiegen door leuzen en woordengescherm!

Wat ook veranderd moge zijn en hoe ook ons inzicht zich hebbe ontwikkeld, onwrikbaar blijven wij in onze afwijzing van het revolutiebeginsel in welken vorm ook en even standvastig in ons geloof aan de kracht onzer christeHjke principes.

„Ontsiet uwe vyande niet"!

Nóg kan er in Indië iets grootsch verricht worden! „Dispereert niet"!

leeraar ftan een H.B.S. te BaUkpapan. BaJikpapan Juli 1946.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 5 oktober 1946

De Reformatie | 8 Pagina's

UIT HET POLITIEKE EN SOCIALE LEVEN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 5 oktober 1946

De Reformatie | 8 Pagina's