GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

HET MYSTERIE.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET MYSTERIE.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

„De Geloovigen en Hun Zaad" — dat thema interesseert ons buitengewoon vanwege onzen stryd in de laatste jaren. En wat Ds H. Hoeksema in zijn onder dien titel verschenen brochure opmerkt, is de moeite waard. Afzonderlijk wil ik de aandacht vestigen op enkele punten in zijn betoog, waarover wij ons zeer verblflden.

Daar is allereerst het sterke verzet van Ds Hoeksema tegen een verbondstheorie, welke zich baseert op „twee lijnen", die de Schrift ons zou voorhouden en die wü met ons verstand nooit zouden kunnen vereenigen: de lijn van GJods souvereiniteit en die van onze verantwoordelijkheid. Uit den treure is ons in de laatste jaren door onze tegenstanders voorgehouden, dat wij tekort deden aan het mj/sterie van Gods verbond. Wie in feite weigerde, het lijnenspel te aanvaarden, stond voor hun besef met de waarheid der Schrift op gespannen voet.

Een geliefkoosde term van prof. Hepp: „singletrack-thêology" (enkelspoor-theologie) geeft uiting aan het verwijt, zooals dat telkens aan ons is geadresseerd. De inleiding tot de vervangingsformule omschrijft het in dezen vorm: „dat bij de belijdenis aangaande het genadeverbond zoowel de onveranderlijkheid van Gods raad als de. verantwoordelijkheid des menschen tot haar recht dienen te komen; dat elke poging, het hierin liggend mysterie te verklaren, noodzakelijk aan de eene of aan de andere zijde der waarheid geweld zal aandoen; dat de kerk zich derhalve tevreden zal houden met een eenvoudige uitspraak des geloofs" (2-4). In dienzelfden geest schreef Ds H. J. Spier zijn brochure: „Het Mysterie van Gods verbond" (vgl. ook zijn artikel in no. 1 van „Bezinning”).

Mysterie, dat is tegenwoordig de krachtterm van de synodale voorvechters. Het liep met dien „mysteriëndienst" zoo ver, dat zelfs prof. Berkouwer zich geroepen voelde, een waarschuwing daartegen te laten hooren. Maar ondertusschen is het verwijt blijven staan, dat wij het mysterie van Gods verbond zouden hebben aangei-and.

Van zoo'n vlucht in het mysterie moet Ds Hoeksema echter niets hebben. Hoor hem uitvaren tegen de Chr. Gereformeerden in Amerika: „En zegt nu niet, dat we hier de ééne lijn hebben en dat de andere die van de eeuwige verkiezing en der onwederstandehjke genade is. Want die twee lijnen sluiten elkaar eenvoudig uit. Deze beide te willen handhaven is onmogelijk. Het is de goocheltoer, die de Christelijke Gereformeerde Kerken trachten te maken" (pag. 73). Of een ander citaat: „En als men er dan op wijst, dat men op die wijze toch Gods Woord metterdaad Remonstrantsche taal Iaat spreken, voegt men u toe, (dat) dit de ééne lijn van Gods Woord is, terwijl de andere die der vrijmachtige verkiezing en der souvereine genade is! En als men dan blijft volhouden, dat die twee elkander toch volkomen uitsluiten, dat God niet wehneenend aan kan bieden, wat Hij nimmer bedoelt te schenken, dan komt men brutaalweg met den dooddoener (! L. D.), dat' dit een mysterie is en dat we die dingen ook niet moeten willen begrijpen!" (77). Terecht concludeert Ds Hoeksema: „Zoo kunnen we elke poging, om de Schrift te verstaan, wel opgeven. Zoo kunnen wc de Schrift alles laten zeggen, onder het vrome opschrift, dat de verborgene dingen voor den Heere zijn. Och zoo mogen we zeker niet met Gods Woord handelen. Wy hebben wel terdege de roeping om het Woord van onzen God tè bepeinzen totdat we het verstaan. En ofschoon we volgaarne toestemmen, dat er mysteriën zijn, dingen, die voor ons eindig verstand nimmer te doorgronden zqn, omdat onze God ondoorgrondelijk is, toch houden we ook vol, dat we in de Schrift eene openbaring Gods vinden, die zich bij ons denken en ons verstand aansluit, en die we wel kunnen verstaan. Houden we vol, dat die Schrift niet leert, niet leeren kan, dat zwart ook wit is, dat God niet en ook wel genade wil schenken aan dezelfde personen, dat Hij aanbiedt, wat Hij niet ^\ schenken" (78).

Over de kwestie, waarop Ds Hoeksema hier doelt, hopen we nader in te gaan. Maar we merken hier met vreugde op, dat hfl, hoewel het mysterie van Gods werken door hem (en door ons) volmondig erkend wordt, toch dóór en door afkeerig is van een gemakken Ujke vlucht in het asyl van het mysterie. Wij zeggen! met recht. De theologie van het mysterie, van den verborgen God en de verborgenheid van Zijn werk, heeft haar tienduizenden al verslagen, en is nog dagelijks ^zig, slachtoffers te maken — in Hervormden kring'en ook bij hen, die voor eenigen tijd nog met ons waren vereenigd. Het ergste is, dat dit beroep op het mysterie dienst doet als grof verwijt tegen Gerefor-i meerden, die ten volle de geringheid van hun Inzicht belijden, maar die bij voorbaat weigeren, zich met den dooddoener van het mysterie naar huis te laten sturen. De Schrift is nog altijd doorzichtig in zichzelf. En wie een poging om haar te verstaan wil blokkeeren met het „mysterie", bedroeft den Heiligen Geest, en maakt ruimte voor geesteUjke schizophrenie.

Een tweede bizonderheid in de opvatting van Ds Hoeksema is zijn besliste afwijzing van de theologie van Dr A. Kuyper ten aanzien van den doop. Van een veronderstelling daarbij wil hij niets weten. „Iets te veronderstellen, waarvan we zeker zijn, dat het niet in overeenstemming is met de werkelijkheid, zooals die is geopenbaard in Gods Woord, en zooals we die door de geschiedenis en door de dagelijksche ervaring leeren kennen, is ten eenenmale onmogelijk" (33) (vgl. pa*g. 57).

Minder positief is zijn houding ten aanzien van 1905. Hij zegt althans: „ook de Utrechtsche conclusies laóïn de eigenlijke zaak tamelijk onbeslist Veel hebben we aan deze uitspraken niet daar ze negatief zyn en tamelijk onbelijnd. Doch ze kunnen dienen om aan te toonen, dat na alles wat er geschreven is, geen scherpe en belijride voorstelling bestaat in betrekking tot het zaad der geloovigen" (32).

Zoo zijn er nog meer dingen te noemen, waarin wö met vreugde opmerken, dat Ds Hoeksema met ons van meening is, dat Dr Kuyper's theorie over den doop als een mislukking moet worden beschouwd, en dat ook 1905 geen „klaarder licht" heeft gebracht. Hij zoekt zijn kracht dan ook in de taal van Schrift, Belijdenis en Doopsformulier, en wijst slechts terloops op de gegevens der vroegere Gereformeerde theologie.

Hoe hij zijn eigen opvatting ontwikkelt, en daarbij positie kiest tegenover anderen, zullen we nagaan in een volgend artikel. Voor dezen keer besluiten we met dit citaat van den schrijver: „En dan moet hier aanstonds worden opgemerkt, dat er over deze zaak onder. Gereformeerden zelf geen eenstemmigheid heerscht, en dat het metterdaad niet kan worden gezegd, dat er één verbondsbeschouwing is, die zich uitsluitend den naam van Gereformeerd heeft verworven in onderscheiding van andere beschouwingen" (7). Zoo denken wij er ook over. Maar onze bestrijders waren van een andere meening.

En dat kwam ons te staan op verlies van ons ambt en onzen goeden naam — tenminste, in hün oogen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 8 maart 1947

De Reformatie | 8 Pagina's

HET MYSTERIE.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 8 maart 1947

De Reformatie | 8 Pagina's