GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

GEREFORMEERDE KERKEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GEREFORMEERDE KERKEN

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

(Onderhoudende Ar. 31 K.O.).

Beroepen te:

Leiden, C. H. Lindeboom te Kampen. Middelburg, Tiel-Zaltbommel, Zevenaar en Zoetermeer, cand. H. Amehnk te De Bildt.

Schouwerzijl, P. Wulffraat te Kantens. Ulrum, cand. J. Kok te Hilversum. Zwijndrecht, F. Kouwenhoven te Kampen. De Bildt-Maartensdijk, P. Plaatsman, cand. te Nunspeet.

Benoemd :

Tot veldprediker, F. Kouwenberg te Kampen.

Bedankt voor:

Haarlemmermeer-O.Z.-Hoofddorp, en voor IJmuiden, J. Meester te Brouwershaven. Nieuwleusen, IJssehnuiden, Langerak en Delfzijl, C. v. d. Waal te Pingjum.

Terneuzen en Tweede Exloërmond-Musselkanaal, J. V. Popta te Santpoort. Nijkerk, B. Jongeling te Sappemeer. cand,

Aangenomen naar:

Mussel, cand. J. van Popta te Santpoort. Sneek, C. v. d. Waal te Pingjum.

— PRAEP. EXAMENS. Door de classis Zwolle is praeparatoir geëxamineerd cand. F. F. Pels, Jan van Arkelstraat 66, Kampen. Hij is thans beroepbaar.

— ERMELO. Ten behoeve van „Pensiongasten" wordt medegedeeld, dat de kerkdiensten (in het kerkgebouw „De Zendingskerk", a. d. Rijksstraatweg) gehouden worden 's morgens om 8.45 uur en des n.m. om 5.15 uur.

— HARDERWIJK. Hier wordt geregeld één kerkdienst gehouden des n.m. om 3 uur in het kerkgebouw v. d. Ned. Protestanten Bond (a. d. Stationslaan), onder leiding van den kerkeraad der Geref. Kerk te Ermelo.

— „ZAAK—HERWIJNEN". De classis Axel (Zeeland), in gewone vergadering bijeen op Dinsdag 8 Juh 1947 te Goes, spreekt uit, dat zij alle stukken en uitspraken betreffende de zaak-Van Herwijnen (Rilland-Bath) van de tafel neemt, en verzoekt hem (Van Herwijnen) tot een samenspreking op de voortgezette classisvergadering. Deze vergadering zal gehouden worden op 3 Sept. a.s.

— NOG EENS: URK. Ds Spijker was zoo vriendelijk, mij naar aanleiding van mijn vorige bericht over Urk enkele mededeelingen te doen, die vrijelijk zouden kunnen worden gepubhceerd. Ze dienden tevens ter verbetering van hetgeen onjuist was voorgesteld. Ik geef nu de opmerkingen van ZEw. ten deele letterlijk, ten deele iets bekort weer.

„Laat ik u terstond mogen zeggen, dat ik niet juich". De oorzaak hiervan geeft hü aldus weer. „De gebrokenheid van ons kerkelijke leven heeft een diepe wonde geslagen in mijn ambtelijke leven. Ik kan het maar niet verwerken, dat het zoo moet, en toch kan ik niet anders. Ik kan de verantwoordelijkheid niet dragen voor dat onrecht. Dat ik zelf nog predikant was binnen het verband, was slechts hierdoor mogehjk, dat de kerkeraad, hoewel een aantal broeders uitdruldkelijk verklaarden, zich (daaraan) niet te kunnen conformeeren, welbewust nooit de binding heeft wUlen opleggen aan de leeruitspraken 1942. Daaruit vloeide voort, voor mij althans, dat de kerkeraad nooit kan berusten in schorsingen en afzettingen, die een gevolg waren van het wél binden. We leefden alzoo vrijgemaakt binnen het verband, maar we hielden het nog

voor onszelf. Ik meende, dat niet eilleen ik, maar ook de kerkeraad, op grond van het „niet binden", zou moeten opkomen tegen de schorsingen. De tijd, dat we de naar binnen gekeerde kant naar buiten zouden keeren, zou stellig komen. Maar wat ik niet heb willen zien, heb ik tenslotte moeten zien: het was één stuk diplomatiel en kerkelijke politiek. Dat bracht mij tot mijn uitdrukkingen van Zondag 18 Mei. (Bij de bevestiging van nieuwe belijders. D.V.). Het was een getuigenis tegen onwaarachtigheid. Op dien Zondag heeft de kerkeraad echter niet vergaderd. Ik meende daarna werkelijk een keer ten goede te ontdekken, maar toen (23 Mei) heb ik mij nog meer laten binden dan te voren. Werkelijk, ik wilde mijn ideaal niet prijsgeven; met een hoopvol hart dronk ik uitdrukkingen in (uit het stuk van 23 kerkeraadsleden, D.V.), die de goede kant uitwezen, en het andere sHkte ik. Ik heb trouwens dat stuk niet schriftelijk voor me gehad, dus niet kunnen overwegen.

Zondag 8 Juni (op de gemeeritevergadering 's avonds, D.V.) is het niet voorgelezen. Er is aUeen gezegd, dat we elkaar gevonden hadden. Het aanvaarden van dat stuk door de beide predikanten is juist, de bekrachtiging door de gemeentevergadering is niet geschied, (bedoeld zal zijn door een stemming, D.V.) op één na zijn alle sprekers met bezwaren na£u: voren gekomen.

Dat ik bü die gelegenheid opmerkte: „ik denk niet aan vrijmaking", was, omdat ik die weg niet op wilde, mijn ideaal niet wilde prijsgeven. Ik heb (echter) nooit verklaard, dat ik vrijmaking zonde achtte voor God: scheuren heb ik zonde genoemd, „maar", merkte ik dan op: „aan welke zijde ligt de oorzaak? ".

Tot zoover de brief van Ds Spijker.

ZEw. voegde er ook bij een afdruk van het stuk, dat na zijn vrijmaking bij de leden der Gereformeerde kerk te Urk is thuisbezorgd (en reeds in ons blad gepubliceerd is. Redactie). Het doet een blik slaan in de diepte van den emstigen strijd, door hem gestreden.

C. DE VRIES.

— BATAVIA. Uit een particulieren brief, afkomstig uit Batavia: Op den Soendaweg 47a heeft gisteravond een, zonder dat we dit zochten, historische gebeurtenis plaats gevonden. Ds Sobering, Chr. Geref. predikant, veld prediker te Makassar, had ons t.a.v. de kerkinstitueering een brief geschreven, waaruit bleek, dat hij met meer dan normale belangstelling onzen kerkelijken strijd volgde en gaarne met ons als kerkeraad in contact wenschte te komen. Dat contact zou kunnen plaatsvinden, wanneer hij zijn vrouw van de „Sibajak" zou afhalen en dat laatste heeft Zaterdag plaats gevonden. Zondagochtend na den kerkdienst zijn we met twee auto's op stap gegaan om hem te zoeken. We vonden hem met z'n gezin in een Transit kamp. Na een heel gezellig gesprek, dat al gauw kwam op den kerkelijken strijd, werd een afspraak gemaakt tot samenspreking: Woensdagavond a.s.

Gisteravond hebben we Ds S. van het kamp opgehaald om bij ons ter kerk te gaan. Onderweg gafl hij aan kapt. Nugteren te kennen, dat hij, zoo daar behoefte aan gevoeld werd, bereid was, — overigens zonder eenig opdringen — om een stichtelijk woord te spreken. Op den Soendaweg aangekomen, bracht kapt. Nugteren dit aan den kerkeraad over. We hebben toen een korte beraadslaging gehouden. Daarbij hebben we ons zelf twee vragen ter beantwoording voorgelegd:

a. Kunnen en mogen we Ds S. beschouwen als onzen broeder in Christus?

b. Mogen we van hem verwachten een zuivere schriftuitlegging?

We hebben alle vier na ernstig overleg — je begrijpt wat er in ons hart omging; ik zelf dacht aan het laatste gesprek, dat ik met opa en opoe in Assen gehad heb — voor Gods aangezicht niet gedurfd om deze vragen ontkennend te beantwoorden.

We leven in een overgangstijd, in een tijd, wasurin wat de Chr. Geref. in de vorige eeuw vreesden en waarom ze een formeele eenheid zonder materieele eenheid niet begeerden, werkelijkheid is geworden, gruwelijke gesEinctionneerde en gerensionneerde werkelijkheid. In dezen overgangstijd, waarin de Chr. Geref. kerken en Geref. kerken elkander wederkeerig zoeken in de pers en in persoonlijk contact, en waarin we het gescheiden kerkelijk leven ook hoe langer hoe meer bewust gaan zien als zonde voor God, in die tusschen periode plaatst God ons, die toch reeds zulke moeilijke beslissingen los van het Moederland moeten nemen, plotseling voor deze concrete vraag. Waar dan ook in Nederland zou door telefonisch contact anderen advies gevraagd kunnen worden. En hier moesten wij als jonge ambtsdragers beslissen over deze eigenlijk zoo uitermate belangrijke aangelegenheid.

We meenden voormelde eenvoudige vragen ons te moeten stellen en na het contact, dat we tot heden met Ds S. gehad hebben, konden we deze o.i. niet met „neen" beantwoorden. Bovendien overwogen we, dat noch schorsingen noch afzettingen noch eenig andere tuchtmaatregel uit het verleden tusschen ons in stond. En zoo hebben we eenparig gezegd: ja. Ds Sobering was zelf bereid om ambtelijk op te treden, dus met uitspreking van den zegen. Doch daartoe vonden we geen vrijmoedigheid. Zooals de situatie momenteel zich voordoet, is hij voor ons geen wettige ambtsdrager. Het nog kerkelijk gescheiden leven, dat God niet welbehagelijk is en waardoor tegenover de wereld Christus smaadheid wordt aangedaan, is er helaas nog.

Zoo heeft Ds Sobering een stichtelijk woord gesproken; onvoorbereid; een heerlijke troostvolle en zuivere uitlegging van Philippenzen 4 : 6 en 7: Weest in geen ding bezorgd, maéU' laat uwe begeerten in alles door bidden en smeeken, met dankzegging, bekend worden bij God. En de vrede Gods, die alle verstand te boven gaat, zal Uwe harten en Uwe zinnen bewaren in Christus Jezus".

Ik behoef niet te zeggen, dat ook de kerkelijke zorgen en begeerten, hoewel niet breeduit, in deze schriftuitlegging betrokken werden.

De voorzang was Ps. 27 : 7 en het was, alsof ik weer in de Luthersche Kerk in Den Haag zat op de bekende vergadering van bezwaarden. Was dit een partieele verdere doorwerking van de Reformatie? Is dit geen reëele stap verder, een niet georganiseerde, en spontane, waaruit het hart spreekt?

Bij mijn weten heeft nog geen Chr. Geref. predikant in een Geref. Kerk in Ned. een stichtelijk woord gesproken. Maar gebeurden dergelijke feiten ook niet vóór de hereeniging in 1892? Mag dit aangemerkt worden als een nieuwe mijlpaal in Christus' kerkvergaderend werk?

Hier in N.O.I. zit men met acute moeilijkheden!

Moet de kerkeraad een Chr. Geref. broeder die bij ons in de kerk graag het Heilig Avondmaal zou vieren, weren? Van tweeërlei genoodigden: „voUe en waardige gasten" willen we niet weten. Het zou m.i. alleen kunnen, indien hij gewoon lid wordt van de Geref. kerk en zich ook bewust is van deze stap.

Daarom is o.i. het contact en de hereeniging met de Chr. Geref. van zoo'n eminent belang. Laat men in Nederland toch in het geloof en lezende het hoogepriesterlijk gebed ernst molken met deze voor ons hier zoo dringende aangelegenheid. In Utrecht gaan de Geref. naar de Jans kerk, de Chr. Geref. naar de kerk aan de Wittevrouwensingel, maar hier zijn de Chr. Geref. miUtairen volkomen dakloos. Wil ons ook niet in verzoeking brengen met „gast lidmaatschappen". We kunnen toch geen tucht oefenen, indien we den kerkmuur tusschen de Chr. Geref. a priori onaangetast laten?

Ik zou de kerken in Nederland willen toeroepen: betoon ook Uw geloofsgehoorzaamheid om wat onze kant betreft al het mogelijke te doen om de schande (die ook schade meebrengt) van dit kerkelijk gescheiden leven op te heffen. Zou Christus, het Hoofd van het Lichaam (kerk), niet van ons vorderen, dat we een einde maken aan het feit, dat het eene lid tegen het andere zou zeggen: wat heb ik met U van doen?

Je weet, hoe ik, toen ik naar Xndië ging, de hoop uitgesproken heb, dat we daar zouden samengaan: Chr. Geref. en Geref. en hoe ik in Holland al dienaangaande contact wilde opnemen. Van het laatste is niets meer gekomen, maar, zonder dat we dit konden voorzien, heeft God gisteravond ons gegeven het eerste gloren van een mogelijk komende hereeniging. We zeggen niet: hier kan het wel. Neen, daarin zijn Holland en Indië één. Wat hier kan en mag, kan en mag ook in het Moederland.

En daarom, indien de kerken geen bezwaar maken tegen dat precedent, laat het haar dan aansporen om het daarbij niet te laten. Acht men deze stap te vroeg gedaan, laat men dan zorgen zoo vlug mogelijk dit feit te achterhalen, door het niet als een oase in de woestijn jarenlang te laten en dus te verwaarlozen!

In onze verhouding met de Chr. Geref. zijn er „zorgen" we willen noch zorgeloos zijn, noch „bezorgd", maar onze „begeerte" ook dienaangaande door „bidden" en „smeeken" (dit zij een cri de coeur in Indië) „bekend worden bij God", onder dankzegging" aan wat reeds plaats vond. Zoo zal de „vrede Gods" onze „harten en zinnen bewaren in Chr. Jezus".

De kerkdienst begon met: zoo ik niet had geloofd, dat in dit leven mijn ziel Gods gunst en hulp genieten zou " en eindigde met de eschatologische jubelzang (Ps. 73 : 12 en 13): Zoo zult Gij zijn voor mijn gemoed, mijn rots, mijn deel, mijn eeuwig goed". Een historisch moment? Misschien.

Maar zeker: een roeping van Christus-wege tot eenheid in Vader en Zoon, „opdat de wereld geloove, dat Gij mij gezonden hebt"......

K. S.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 19 juli 1947

De Reformatie | 8 Pagina's

GEREFORMEERDE KERKEN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 19 juli 1947

De Reformatie | 8 Pagina's