GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

hEt sLot van handeLinGen 2 : 39.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

hEt sLot van handeLinGen 2 : 39.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Er komen in onze psalmen, onze gezangen, onze formulieren eenige plaatsen voor, die onze predikanten bijna algemeen niet recht verstaan. Zij lezen ze althans verkeerd. Wanneer in het doopsformulier dat deel van Handelingen 2 : 39, waarom het gaat: Want u komt de belofte toe en uwen kinderen", voorbij is, schijnt het wel, of de belangstelling onzer doopsbedienaars taant. Eerst krijgt het woordje , , allen" nog een zwaren, al-omvademenden klemtoon, maar dan vloeit het tekstwoord uit in een al strakker wordende cadans van jamben: , zoovélen als er de Héére, ónze Gód, toe róépen zal". Petrus, zoo is de indruk, dien men ons geeft, begint met op te sommen hen, wien de belofte geldt. U. Uwen kinderen.

Maar dan, na deze twee, zoo suggereeren onze formulierenlezers, onderbreekt hij zich, herziet zich, hij gaat niet verder door met op te sommen, doch zegt samenvattend: „kortom, in één woordj'allen, die daar verre zijn" — en men n(oet daarby dan wel verstaan: juist gelijk gij en uwe kinderen —, „alleen, met dit beding: de Heere, onze God, moet u en uwe kinderen en allen tot de belofte roepen".

De kantteekenaren hebben zulk misverstand gevreesd. Zij verklaren daarom het woord „er toe" en zeggen ervan: „Nameliek, tot de uytverkorene Joden, door de predicatie des Euangeliums". Deze randnoot heeft niet de strekking, een dogmatisch standpunt van vrijgemaakten iij den jare 1947 te bestrijden; ze wil niet waarschuwen tegen een opvatting, dat de belofte toekomt aan allen, die de apostel aanspreekt en aan hun kinderen alle, maar ze snijdt af een bepaalde opvatting van „er toe". „Er" toe. Waartoe? Tot de belofte? Tot „het hier voorzegde heil"? i)

Neen, zoo leert nu de randnoot, ge moet hier lezen: „er tóé". De Statenvertalers onderscheiden onder hen, voos wie de belofte is, drie groepen: ten Ie. u, ten 2e. uwe kinderen, ten 3e. van die daar verre zijn nog al diegenen, die de Heere, onze God, ertóé zal roepen. Wij, in onze eeuw, zouden liever zeggen: „erbij", bij die aangesproken Joodsche mannen en hun Joodsche kinderen. Maar het toevoegende „bij" gebruiken de Statenvertalers nog slechts spaarzaam;

pas later breidt het zich uit ten koste van „tot" en van „toe".

Misschien mogen we nu hier voor tweeërlei waarschuwen. Vooreerst: bij ons citeeren van dit Schriftwoord breken we, zoo in de wandeling, wel eens af na „allen die daar verre zijn". ^) Dit is natuurlijk, strikt genomen, niet geoorloofd. Wie men ook onder hen, die verre zijn, verstaat: de pas in verre tijden levende geslachten; de verre van Jeruzalem woonachtige contemporainen; de heidenen, die geestelijk zoo verre van den Heere zijn, — voor hen geeft de Schrift een beperking. Maar aan de andere zijde: deze beperking geldt volgens de Statenvertalers en volgens alle exegeten van naam slechts voor de derde groep. Met recht, zij het niet overal met vrucht^), heeft daarom reeds J. G. Woelderink geopponeerd*) tegen P. van Mastricht en H. Visscher. De door Petrus aangesproken Joden zijn reeds geroepen. Hun kinderen, ze zijn reeds, alle, geroepen. Maar na den Pinksterdag verwijdt de Heere den kring zoowel van hen, die Hfl roept als van de uitverkorenen. Bij de geroepen Joden en htm geroepen kinderen komen dan andere geroepenen. Bij de uytverkorene Joden komen dan uytverkorenen uit hen, die nu nog verre zijn. Omdat zij-die verwijding willen laten zien, spreken de Statenvertalers van de uytverkorene Joden, niet om eigenwillig te beperken dat vs^t Petrus niet beperkt.

Intusschen wordt het na een eeuw van strijd hoog tijd, er nu eens op te wijzen, dat de vertaling „er tóé roepen" niet deugt. Uit de onder ons meest gangbare verklaringen vermoedt men dit niet. J. de Zwaan ^) handhaaft haar zakelijk door slechts den voAi te moderniseeren: erbij zal roepen". De noodzaak van deze verheldering schijnt F. W. Grosheide ^) niet te gevoelen, waar hij vertaalt: wie de Heere uw [lees: nze] God er ook maar toe roepen zal". Men zou zelfs aan zijn eigen klemtoon twijfelen, wanneer hij p. 44 niet zeide: Hij zal er telkens bij roepen uit Israël en uit de volken", en wanneer zijn groote commentaar'') niet aanmerkte, dat in het werkwoord, dat de grondtekst hier leest, men „ksm hooren een telkens er bij voegen". Maar dit laatste zal een kenner van de Grieksche taal niet licht beamen. De taalvorm, dien het oorspronkelijke biedt, het zoogenaamde medium, vereischt: tot Zich zal roepen" en zoo iets lezen dan ook de nieuwe commentaren^), die niet den invloed hebben ondergaan van de Statenvertalers. Hetzelfde woord, in onderscheidene schakeering, vindt men ook in Matth. 10 : 1, 15 : 10, 15 : 32, 18 : 2, 18 : 32, 20 : 25, Marcus 3 : 13, 3 : 23, 6 : 7, 7 : 14, 8 : 1, 8 : 34, 10 : 42, 12 : 43, 15 : 44, Lucas 7 : 18, 15 : 26, 16 : 5, 18 : 16, Handel. 5 : 40, 6:2, 13 : 2, 13 : 7, 16 : 10, 23 : 7, 23 : 18, 23 : 23, Jacob. 5 : 14. Vermoedelijk gaan èn De Zwaan èn Grosheide èn onze Statenvertalers terug op Calvijn. Calvijn schreef zijn uitlegging in de Latijnsche taal, gelijk dat bij de geleerden uit zijn dagen gebruikelijk was. Het Schriftwoord zelf, dat w\j bespreken, geeft hij zelfstandig weer, maar de laatste woorden: uoscumque advocaverit Dominus Deus noster — het eerste trouwens, waarop een vertaler vervalt —, luiden in de Vulgata gelijk. Het zal wel zoo zijn, dat Calvijn hier de geautoriseerde overzetting heeft gekend, getoetst en toegestemd. Door nu echter bij het verder overdenken ongenoegzaam aandacht aan het Grieksch te blijven schenken, forceert Calvijn een woord, dat de Viigatavertaler bedoelde in den rechten zin: dvocare = ad se vocare*). Aan het einde namelijk schrijft Calvijn^"): deo utitur verbo Advocandi, acsi diceret: uemadmodimi vos prius in imum populum sua voce collegit Deus, ita vox eadem ubique personabit, ut qui remoti simt, a d vos a c cedant, ubi novo Dei edicto fuerint a c cersiti.

Dat de nadruk hier op de door ons gespatieerde woordgedeelten valt, zal men aan de dikke brij van de bestaande Nederlandsehe vertaling ^^) niet spoedig proeven. Deze worde minimaal als volgt gewijzigd: „Daarom gebruikt hij het woord: daarbij roepen, alsof hij zeggen wilde: gelijk God tevoren met Zijn stem ulieden tot één volk verzameld heeft, alzoo zal diezelfde stem allerwegen weerklinken, zoodat degenen, die verwijderd zijn, zich b ij u zullen voegen, wanneer zij door een nieuwe proclamatie Gods (daarbij) ontboden zullen zijn".

Zulk een uitleg nu gedoogt het Latijn, maar niet het Grieksch. Onder ter zake kundigen zal daarover, dunkt ons, weinig verschil van meening bestaan, wanneer eenmaal de aandacht erop is gericht.

Wellicht zoekt nog deze of gene doopsbedienaar voor zijn vasten leesdreun steun bij de vertaling van H. Bakels^^), van A. M. Brouwer^''), ja van het Nederlandsch Bijbelgenootschap. Maar dat het Bijbelgenootschap hier de rijpe vrucht zou bieden van een veelzijdige bespreking, kunnen wij ons nauwelijks voorstellen: en doel, een taak, een ambt, waartoe men tot zich roept, pleegt in het Grieksch afzonderlijk te worden uitgedrukt; vgl. Handel. 13 : 2 en 16 : 10. Veeleer vinden we hier een duidelijk voorbeeld, waaraan men kan zien, hoe moeilijk ter vertaling juist die geschriften zijn, waarvan we een vertaling bezitten. De onbevangenheid is dan weg. Een oudere, vertrouwdere, „gewaltige Melodei" betoovert ons en we zien de klippen niet, wij geven ons geen rekenschap meer, reeds van het Nederlandsch, laat staan van het origineel. Dikwijls geven dan uitheemsche commentaren een zeker tegenwicht, een heilzaam correctief, maar het staat te vreezen, dat onze landgenooten b.v. H. A. W. Meyer hier evenmin recht hebben verstaan. Meyer en anderen volgen namelijk Luther, die spreekt van „herzu", „naderbij", „naar Zich toe". Doch reeds het Nieuwe Testament van 1525, het Bazelsche of, beter, Deventer"), heeft Luthers woord verstaan als „hier toe". , , Die Godt onse Heere hier toe roepen sal", zegt ook de Visscherbijbel^^), zonder gedrukt jaartal en zonder reviseurnaam in 1648 te Amsterdam versohenen, en naar Adolf Visscher leest de Nederlandsehe Lutherbijbel dit „hiertoe", ondanks alle herziening, tot op den huldigen dag.

D. KUIJPER Fzn.


1) J. Ridderbos, Belofte als aanbod, Geref. Weekbl., 2e jrg., no. 51 (20 Juni 1947) p. 404, col. 3; de indruk, dat In deze woorden een paraphrase steekt van „er toe", is althans niet vermeden.

2) E. D. Kraan, Geref. Weekbl., Ie jrg., no. 19 (16 Nov. 1945), p. 2, col. 3.

³) Verslag referaat A. Blijmolt, De ouderling en onze kerkelijke moeilijkheden. Het Ouderhngenblad, 23e jrg., no. 272, Aprü 1946, p. 3133, col. 1.

4) J. G. Woelderink, Het doopsformulier, 's-Gravenhage, 19462, p. 160 en p. 336.

5) J. de Zwaan, De Handelingen der Apostelen, in: Tekst en Uitleg, Groningen—Den Haag, 1920^, p. 21 en p. 75.

6) F. W. Grosheide, De Handelingen der Apostelen, I, in: Korte Verklaring, Kampen (J. H. Kok), 1941, p. 41.

7) F. W. Grosheide, De Handelingen der Apostelen, I, in: Konraientaar op het Nieuwei Testament (V), Amsterdam (H. A. van Bottenburg), 1942, p. 91, aanm. 1.

8) J. M. S. Bal jon, Utrecht, 1903; zoovelen tot zich roepen zal; J. Th. Beelen—A. Vander Heeren, in: N. T., II, 1, Brugge, z.j. (imprimatur 31 Aug. 1925): zoovelen tot zich zal geroepen hebben; J. Keulers, in: De boeken van het N, T., IV, Roermond—^Maaseik, 1937, p. 39: zoovelen als er zich zal roepen; F. C. Ceulemans, Mechlinlae, z.j. (Approbatio die 12a Junii 1903): ad se vocaverlt; A. Lolsy, Paris, 1920: autant'qu' en appellera (appelle); B. Jacquier, in Études Blbliques, Paris, 1926 2: autant qu' en appellera a soi (et pour soi); A. T. Robertson, Word pictures in the N. T., III, New-York, 1930: shaU caU; Kirsopp Lake and H. J. Cadbury, in: F. J. Foakes Jackson and Kirsopp Lake, The Beginnings of Christianity, Part I, vol. IV, London, 1933: whomsoever may call; W. M. L. de Wette—^F. Overbeck, in: KuEzgefasstes exeg. Handb. z. N. T., I, 4, Leipzig, 1870 «: soviel irgend herbeigerufen haben wird; H. A. W. Meyer— H. H. Wendt, in: Krit. ex. Handb., Göttingen, 1888 «, ': so viele sich irgend herzugerufen haben wird; O. Zöckler, in: H. Strack—O. Zöckler, Kurzgeraszter Komm. z. d. heil. Schriften, B II, München, 1894 ": so viel ihrer herbeirufen wird; R. Knopf, in: J. Weisz—W. Bousset und W. Heitmüller, Die Schr. des N. T. neu übersetzt und fur die Gegenwart erklart, III, Göttingen, 1917 ': so viele ihrer beruft; E. Preuschen, in: Handbuch zum. n. T., IV^ 1, Tubingen, 1912: so viele herzurufen wird; Tli. Zalm, In: Kommentar z. N. T., V, 1, Leipzig 1919 S 2: wle viele immer herbeirufen wird; O. Bauernfeind, in: : Theol. Handkomm. z. N. T., V, Leipzig, 1939: so viele herzurufen wird; A. Steinmann, Berlin, 1913: so viel ihrer berufen wird.

9) F. C. Ceulemans, p. 42; J. Th. Beelen—A. Vander Heeren, aant. p. 20.

10) loannls Calvini in Nóv. Test. Commentarü, ed. A. Tholuck, IV, Berol., 1833, p. 47.

11) G. Wieleuga, De Handelingen der Apostelen uitgelegd door Johannes Calvijn, I, Kampen, 1899, p. 95.

12) H. Bakels, Het Nieuwe Testament voor leeken leesbaar gemaakt, z.p., 1908, p. 363.|

13) A. M. Brouwer, Het N. T. vertaald, in: H. Th. Obbink—^A. M. Brouwer, De Bijbel, Verkorte uitgave, Leiden, 1934 2, p. 216: daartoe.

14) C. C. de Bruin, De Statenbijbel en zijn voorgangers, Leiden, 1937, pp. 152—160.

15) J. W. Pont, Luther als Bflbelvertaler, in: A. W. Bronsveld, J. W. Pont—J. A. Rust, Maarten Luther in z5n leven en werken van 1483—1525, Amsterdam, 1917, pp. 150—152.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 11 oktober 1947

De Reformatie | 8 Pagina's

hEt sLot van handeLinGen 2 : 39.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 11 oktober 1947

De Reformatie | 8 Pagina's