GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

EENE BESCHLDIGING VAN PROF. DR J. RIDDERBOS.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

EENE BESCHLDIGING VAN PROF. DR J. RIDDERBOS.

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Door vriendenhand werd bij mij bezorgd het Gereformeerd Weekblad van 26 Sept. j.l., waarin Prof. Dr J. Ridderbos schrijft over mijn rede D e openbaring Gods enz.... Hij haalt dan een gedeelte van blz. 27 aan, en schrijft daarbij: , , Hier heeft men nu geheel consequent de verbondsleer, die " wij afwijzen". Hij is het dan wel met een en ander wat daar door mij geschreven werd, eens, maar heeft toch ook zijn groote bezwaren. Hij schrijft o.m.: „Maar wij stellen daarnaast: het geloof is"Gods gave en wordt door Hem naar Zijn vrijmachtig welbehagen aan den een wel, - aan den ander niet geschonken, en geschonken als gave des verbonds.

Dit laatste nu wordt door Prof. Greijdanus verworpen. Hij bestrijdt, dat God aan den een zou onthouden wat Hij aan den ander „in diezelfde hoedanigheid" — dat beteekent: als kind des koninkrijks, als zaad van Abraham — schonk. Dan kan het niet waar zijn, dat de eerstgenoemden wegens eigen schuld werden uitgeworpen."

Men wrijft zich de oogen uit, wanneer men zoo iets leest, en zegt onwillekeurig: wat kan of wil deze auteirr toch slecht lezen, en wat schrijft hij schuldig-onnauwkeurig, en wat durft hij goddelooze dingen aan.

Dat begint hier: „Maar wij stellen daarnaast: het geloof is gave Gods en wordt door Hem naar Zijn vrijmachtig welbehagen aan den een wel, aan den ander niet geschonken". „Wij stellen daarnaast", schrijft Prof. Dr J. Ridderbos. Stelt dan Prof. Greijdanus dat er niet naast? Nog op diezelfde bladzijde 27, een regel of 9 verder, dan waar Prof. Dr J. Rid-

derbos het citaat afbreekt, schrijft Prof. Greijdanus: „Hun niet-gelooven doet hen uitgeworpen worden, ook al zijn zij kinderen des koninltrijks, en ook al is het gelooven der anderen vrucht van (lods eigen werk in Hem".

Wil Prof. Dr J. Ridderbos eens goed lezen? „OOK AL IS HET GELOOVEN DER ANDEREN VRUCHT VAN GODS EIGEN WERK IN DEZEN". Stelt nu eerst Prof. Dr J. Ridderbos naast hetgeen hij van mij aanhaalt, dat het geloof Gods gave is, en dat door Hem naar Zijn vrijmachtig welbehagen aan den een wel, aan den ander niet geschonken wordt, of heeft dat vóór hem reeds Prof. Greijdanus zelf gedaan op diezelfde geciteerde bladzij? En heeft Prof. Greijdanus dat niet tevoren reeds telkens en telkens gedaan, van den beginne" dezer strijdquaestie aan? Reeds in mijn bezwaarschrift inzake het „te houden voor wedergeboren en in Christus geheiligd" Mei 1943 schreef ik: „B ij Z ij n e uitverkorenen werkt God dan inwendig, bij die doopsbelofte b ij komend e, wedergeboorte, geloof". Zoo kunnen we zien, aan welke pertinente leugen Prof. Dr J. Ridderbos zich schuldig durft maken. Hij zal dit niet bewust doen. Hij zal niet beter weten. Hij zal het wel zoo meenen. Maar dan bewijst dit, hoe weinig nauwkeurig hij leest de geschriften, die hij bestrijdt, zoodat hij door schuldige onkunde en onnauwkeurigheid de grofste onwaarheden maar gelaten neerschrijft en publiceert, anderen maar valsch beschuldigende, verdacht makende, in een kwaad licht stellende.

-Dat behoorde niet te geschieden.

En ook althans hij diende zich daarvoor te wachten.

Zou hij nu zeggen: Neen, maar gij moet dat laatste zinnetje er ook bij nemen: „en geschonken als gave des verbonds", dan zou het daardoor toch niet beter worden. Want die * eerste beschuldiging, dat Prof. Greijdanus verwerpt, dat het geloof Gods gave is, en door God naar Zijn vrijmachtig welbehagen aan den een wel, aan den ander niet geschonken wordt, staat er toch maar. Wanneer Prof. Dr J. Ridderbos dat niet zoo bedoelt, dan moet hij het ook niet zoo schrijven. Dan moet hij nauwkeuriger zich rekenschap geven van wat hij schrijft, niet zoo slordig maar wat neerpennen, doch precies formuleeren wat hij bedoelt, en juist de waarheid, en enkel, louter de waarheid, schrijven, niets anders, en niets meer.

Wanneer nu echter Prof. Dr J. Ridderbos zou be-' doelen, dat ik niet verwerp, dat het geloof Gods gave is, en dat Hij dit naar Zijn vrijmachtig welbehagen aan den een wel, aan den ander niet schenkt, doch dat ik slechts verwerpen zou, dat God dat schenkt als gave des verbonds, dan is ook die beschuldiging onjuist. Dan blijkt ook daaruit weer, dat Prof. Dr J. Ridderbos noch mijn geschriften te dezer zake goed gelezen en begrepen heeft, noch de voorstelling der vrijgemaakten recht verstaat. Ei" is verschil tusschen beloven met het woord, en schenken metterdaad. Abraham-ontving de belofte van Kanaans bezit, het woord der belofte, maar zelf heeft hij nooit Kanaan metterdaad in bezit gehad, en zijn nakroost eerst eeuwen later. Met dat verschil moet ook bij verbondsbelofte en verbond gerekend worden. Sprekend beloven is nog niet metterdaad geven. Doch afgezien van deze quaestie van het misverstand in deze bij Prof. Dr J. Ridderbos inzake mijn en der anderen vrijgemaakten voorstelling betreffende dit punt, wanneer hij bedoelt, dat ik niet ontken, dat het geloof Gods gave is, en dat Hij dit vrijmachtig den een schenkt, maar den ander onthoudt, doch dat ik enkel ontken, dat Hij dat schenkt als verbondsgave, dan zouden we krijgen, dat hij toegaf, dat mijn vo^orstelling naar inhoud wel juist was, naar haar inÈbud wel de waarheid van Gods Woord bevatte, maar dat ik niet juist zou construeeren. Mijn constructie der waarheidselementen zoufle dan niet goed zijn. Wel de elementen • dier constructie waren^ dus goed gekozen, de inhoud, maar de samenstelling, de ineenzetting van het systeem dezer' waarheidselementen, zou dan niö; deugen.

Nu ontken ik ook dat. En ik verwerp de constructie te dezer zakei van Prof. Dr J. Ridderbos als niet naar de Heilige Schrift, en als niet conform onze Gereformeerde belijdenisgeschriften, maar dat laat ik nu verder rusten. Doch wanneer Prof. Dr J. Ridderbos bedoelt, dat ik wel zakelijk in dezen goed leer, doch eene onjuiste constructie geef, zooals hij ook schrijft: „Men zal'die mysteriën niet aantasten, maar in het verbond hebben ze geen plaats", dan krijgen we dit, dat hij als hoofdleider en auctor intellectualis het aangedurfd heeft en aandurft, om ter wille van een constructie, die z.i. niet juist is, te schorsen, af te zetten, uit het ambt, van doop en Avondmaal, te weren. Niet omdat onwaarheid geleerd werd, maar omdat eene constructie van waarheidselementen niet aan zijne opvatting beantwoordde.

Dan komt aan het licht, dat hij niet om Gods waarheid als zoodanig, maar om zijne opvatting en constructie van Gods Waarheid de^tucht in Christus' kerk goddeloos heeft durven misbruiken, en met 'sHeeren heilige verordeningen of instellingen in Zijne kerk heeft ondernomen te weren en uit te bannen, die zijne constructie van Gods waarheid niet deelen.

*** Bij de verbondsconstructie van Prof. Dr J. Ridderbos echter, waarbij feitelijk het belovend spreken en het metterdaad geven geïdentificeerd worden, besproken, beschouwd, behandeld als hetzelfde, en waarbij de Schriftwaarheid uit of door het geloof, Rom. 3:28; 5:1; Gal.'2:16; 3:14; PhiUp. 3:9; Heidelb. Catech., antw. 61, ofschoon met den woorde vastgehouden, toch metterdaad verdoezeld en losgelaten of ontkend wordt, verkiest de doopsbediening hare zekerheid van metterdaad doop van Godswege te zijn, beteekening en bezegeling van Gods verbondsbelofte telkens aan dat gedoopt wordende kind, zoowel voor die bepaalde ouders dan lederen keer, als voor dat betreffende kind dan bij elk voorkomend geval. Dte ouders en die kinderen hebben dan steeds voor zekerheid van wezenlijken doop van Godswege of van bebeteekening en bezegeling van Gods verbondsbelofte noodig de wetenschap van uitverkoren te zijn ten eeuwigen leven, en van wedergeboren te zijn. Zoo verliest dan eene doopsbediening haar wezenlijke beteekenis en waarde.. Alle zekerheid moet dan rusten op wat innerlijk, vermeend of werkelijk, waargenomen wordt. Gods genadeverbond raakt daarmede zijn waarde kwijt voor het geloofsleven. Ontkenning, of voorbijzien dezer werkelijkheid verandert aan de feiteUjke zaak niets.

noqmdALs öe BeschuLöiqmq VAn PROf. ÖR J. RIÖÖÊRBOS.

Zooals we hierboven zagen, beschuldigt prof. dr J. Ridderbos mij van verwerping der waarheid, dat het geloof Gods gave is, en Hij dit naar Zijn vrij welbehagen aan den een schenkt, maar aan den ander onthoudt. Hoe apert onwaar deze beschuldiging is, wees ik reeds aan door een aanhaling uit hetzelfde geschrift van mijne hand, waaruit prof. dr J. Ridderbos een _citaat geeft, om in verband daarmee zijne beschuldiging neer te schrijven, n.l. mijn De openbaring Gods etc, blz. 27, waarop ik, negen regels verder dan waar prof. dr J. Ridderbos zijn citaat eindigt, letterlijk heb geschreven: , „en ook al is het gelooven der anderen vrucht van. Gods eigen werk in dezen". Als ook do(fr een zin uit mijn Bezwaarschrift ter Synode te Utrecht in 1943 ingediend inzake de Verklaring van 1905, waarin ik schreef: „Bij Zijne uitverkorenen werkt God dan inwendig, bij die doopsbelofte bijkomende, wedergeboorte en geloof", blz. 20, van Verklaring van gevoelen met enkele b ij lagen. Doch om nog duidelijker in het licht te stellen, hoezeer prof. dr J. Ridderbos zich met deze beschuldiging aan grove leugen en laster schuldig maakt, zij er op gewezen, dat ik in genoemde rede, waaruit prof. dr J. Ridderbos zijn citaat nam, niet minder dan negen maal uitspreek of te kennen geef, dat het geloof Grods gave in Zijn uitverkorenen is, n.l. blz. 20: „maar dat het de Heere Zelf is. Die Zijn uitverkorenen doet gelooven en gehoorzamen". Blz. 21: „welke geloofs-en gehoorzaamheidsschakel God ook Zelf nog eerst bij Zijn uitverkorenen aanbrengt en aanlegt". Blz. 27, het, boven reeds gegeven gedeelte, 9 regels verder dan het einde van het door prof. dr J. Ridderbos geciteerde. Blz. 28: „hoewel het geloof Gods gave is". Blz. 29: „Beide gaat wel toe naar den eeuwigen raad Gods, en bij Zijne uitverkorenen is het wel God Zelf, Die in hen de vereischte innerlijke gesteldheid werkt en hen doet gelooven". Blz. 31: „Uit eene door het geloof ais instrumenteelen tusschenschakel, door Gods genade gewrocht, het andere door ongeloof en ongehoorzaamheid". Blz. 32: „al werd dan ook het werken van de werken Abrahams eerstx door Grod Zelf in het binnenste gewrocht". Blz. 39: „Dat het hierbij alles toegaat naar den verborgen raad Gods, en dat dit vruchtdragen door Gods genade gedaan wordt, neemt niet weg, dat dit niet-vruchtdragen en niet in den Heere Christus als wijnstok blijven, het schul-' dige doen van deze bedoelde ranken is, waarover Gods toorn ontbrandt".

We kunnen zien, indien prof. dr J. Ridderbos die rede met de vereischte nauwkeurigheid en eerlijkheid gelezen en weergegeven had, ^ou hij nooit dergelijke pertinente leugen en laster hebben kunnen neerschrijven, althans niet als eerlijk man. Zullen we niet moeten aannemen, dat prof. dr J. Ridderbos welbewust en opzettelijk deze grove onwaarheid heeft geuit, dan blijft er niets anders over dan te constateeren, dat hij op een onverantwoordelijk-slordige en onnauwkeurige wijze leest wat hij bestrijden wil, en dus maar een zinnetje of stukje aangrijpt, wat hij meent dat hem voor zijn denkbeelden en beweringen dienen kan, zonder met wat voorafgaat en wat volgt te rekenen, of genoegzaam acht te geven op datgene waarover het dan eigenlijE gaat en waarop het aankomt, om dan maar gauw zijne ongeoorloofde. conclusies aan zulk een zinnetje of stukje te verbinden. Dit kan dan evenveel waarheid en waarde bevatten als wanneer iemand zegt, met verwijzing naar Ps. 14 : Ib, dat de Bijbel zelf leert, dat er geen God is'; en met verwijzing naar Rom. 3 : 8b, dat de apostel Paulus aanspoort om maar vrijelijk te zondigen: aat ons het kwade doen, opdat het goede daaruit kome, en men daarbij er. niet mee rekent, dat er in Ps. 14 bij staat, dat het woorden van den dwaas zijn, en in Rom. 3 : 8, dat dfe apostel juist dat zeggen met afschuw verwerpt.

Reeds in mijn bezwaarschrift van 1943, dat prof. dr J. Ridderbos als synodaal commissielid en - rap­ porteur behandelen moest en behandeld heeft in zvjn, volgens ds W. W. Meynen bijna „menschelijk volmaakte" PraeadVies, heb ik duidelijk uitgesproken, dat het geloof Gods werk en gave bij Zijn uitverkorenen is: Bij Zijne uitverkorenen werkt God dan inwendig, bij die doopsbelofte bijkomende, wedergeboorte en geloof", blz. 20 van Verklaningvan gevoelen met enkele b ij lagen. In gelijken zin schrijf ik dasir, blz. 39: Wel zijn die Hem vreezende en liefhebbende en gehoorzamende kinderen dit alles niet van zichzelven. God Zelf heeft hen innerlijk zoo gevormd. Door Hem hebben zij Hem lief, 1 Joh. 4 : 19". En dan zeg ik in een stuk van bedenkingen tegen het Praeadvies later, . ter Synode voorgelezen door ds D. van Dijk: Ik heb gezegd, dat God in Zijn uitverkorenen door eene bijkomende genade-en geesteswerking het heil werkt op den door Hem gewilden tijd", blz. 87. En in mijn Korte bespreking van het Praeadvies schrijf ik weer in gelijken zin: Doch bij Zijne uitverkorenen komt God bij deze uitwendige aanbieding en schenking van verbond en doop voegen de innerlijke genadewerking Zijns Gfeestes, die bij hen de vervulling van dien eisch werkt, hen in staat stelt, gewillig maakt om te gelooven en te gehoorzamen, en hen dat metterdaad doet dtaen, en hen alzoo het heil, en den zegen des verbonds en des doops doet erlangen, deelachtig worden, genieten, en Hij schenkt die Geesteswerking en' doet dat alles naar Zijn vrijmachtig welbehagen, naar Zijne eeuwige verkiezing", blz. 8. Zie ook blz. 10 en 11 en 13/14 en 18.

Het is dus onverantwoordelijk reeds, dat prof. dr J. Ridderbos zoo verkeerde weergave van de voorstelling der bezwaarschriften gaf in het Praeadvies, maar nog meer, dat hij nu, na dit alles en deze herhaalde en duidelijke uitspraken mijnerzijds, reeds in het eigen geschrift, waaruit hij citeert, en in mijn geschriften tevoren, nog zoo aperte onwaarheid als beschuldiging tegen mij durft inbrengen.

Bij zooveel slordigheid en onnauwkeurigheid in lezen en weergeven van eens anders beweren, en bij zooveel onwaarheid en vrijmoedigheid van onrechtmatig beschuldigen, valt de mogelijkheid van goede discussie weg.

Zou prof. dr J. Ridderbos zeggen: Neen, zoo is mija bedoeling niet, maar ik bedoel, dat prof. Greijdanus verwerpt, dat het geloof etc. gave des verbonds is, gelijk ik die woorden dan ook cursiveer, dan verandert dat in dezen niets. Want het vorige heeft-hij dan toch maar geschreven. En wel als 'n afgeloopen zin. Daarna wordt er nog een tweede zinnetje aan toegevoegd: „en geschonken als gaven des verbonds". Dat is dus een tweede zaak, die er nog bijkomt, maar geen integreerend deel van den eersten zin uitmaakt. Bedoelde hij het anders, dan had hij anders moeten schrijven, en dus in dezen de komma met de herhaling ., en geschonken", moeten weglaten. Doch, zooals ik den vorigen keer reeds schreef, ook zóó genomen, ware deze beschuldiging niet waar. Wel terdege leer ik ook, dat het geloof verbondsgave is. Alleen leer ik, dat wat in andere verbondsconstructie door prof. dr J. Ridderbos, wiens constructie ik, zooals ik reeds in het vorig nummer schreef, verwerp als in strijd met de Heilige Schrift en niet overeenkomstig onze Gereformeerde belijdenisschriften. Prof. dr J. Ridderbos verwart en vereenzelvigt belovend beloftewoord en realiseering van belofte-inhoud. Maar afgezien daarvan, wanneer prof. dr J. Ridderbos enkel wilde zeggen, dat ik het geloof als verbondsgave verwerp, dan kan dit enkel waarheid zijn, wanneer dit zou beteekenen, dat ik het geloof verwierp als verbondsgave naar de constructie Van dat verbonjd door proif. dr J. Ridderbos. En daarmee is dan gegeven, dat prof. dr J. Ridderbos als hoofdleider en auctor intellectualis zich niet heeft ontzien om enkel terwille van de erkenning of verwerping zijner verbondsconstructie te doen schorsen, af te zetten, te weren en af te houden, de kerken te scheuren, hoewel deze geschorsten etc. z a k 6 1 ij k d e waarheid van Gods Woo-nd beleden, alleen maar wat in andere systematische verbindjing dan hij.

Dat is het schrikkelijke en goddelooze in zijn ge­ schrijf en bedrijf.

S. GREIJDANUS.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 25 oktober 1947

De Reformatie | 8 Pagina's

EENE BESCHLDIGING VAN PROF. DR J. RIDDERBOS.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 25 oktober 1947

De Reformatie | 8 Pagina's