GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

SERVUS GLORIFICATUS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

SERVUS GLORIFICATUS

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Elk woord over den nu verheerlijkten knecht Gods, dien velen onzer als hun vader-in-Christus-Jezus (1 Kor. 4 : 15) hebben leeren kennen (en erkennen) zij een dankgebed tot Hem, uit Wiën en door \yien en tot Wien ook dit vaderschap was en is geweest.

’t. Is niet bij geval, dat het opschrift boven deze persoonlijke herinneringen begint met het woord: s e r v u s, dat is knecht, slaaf.

Evenmin is het willekeur of letterspel, wanneer in gedachte aan Rom. 8 : 30 (vgl. ook Gal. 1 : 24) er bij geschreven staat: lorificatus, verheerlijkt.

Wanneer die wondere glans, die God over zijn gelaat spreidde op het oogenblik, toen hij zijn bewusten geest bewust aan Hem, den Vader der lichten, beval (Hand. 6 : 15; 7 : 55—56; vgl. ook 2 Kor. 3:7 = Ex. 34 : 30), door ons, toeschouwers, terecht mocht worden benoemd, dan schrijven we, huiverend voor Gods majesteit en juichend over Zijn genade: erheerlijkt!

En dat laatste gesprek — amper een etmaal vóór zijn opneming in heerlijkheid — was als het uitroepteeken achter dien éénen en eenigen zin vam zijn leven: oulo's Theou, knecht van God(l Petr. 2 : 16). Dat gesprek was zóó......

Op bezoek bij hem midden in zijn stervenspijn:

„U is zeker verheugd. Professor, dat U nu spoedig bij Uw Heiland is? " — „Ja, ik hoop van gauw". — „Maar w ij hadden U zoo graag nog langen tijd bij ons gehad. Uw werk is voor ons nog van zooveel beteekenis". — Toen hij, met bijna verwijtenden blik: „of het werk, dat ik mocht doen, beteekenis heeft gehad, weet ik niet. Gód zal het keuren”.....

Ziet, die gezindheid was er bij „Greijd", die ook in Christus Jezus was. Die de gestEiIte van een di éns.tknecht heeft asingenomen (Philip. 2:5 en 7). , Doulos Theou!

Hierboven werd verwezen naar 1 Petr. 2 : 16.

Een eerste, persoonlijke herinnering uit den stur dententijd worde daaraan vastgeknoopt.

College — Maandagmiddag. Er is het eerste uur weer eens „blauw gepiekt", zooals toen de term luidde. Van louter baloorigheid zijn we druk in de pauze; ook nog druk, als „Greijd" al weer weg schuift voor 't volgend uur; achter hem aan luidruchtig hora-gebrul (sip.!); gedrang, geduw in de smalle gang naar de groote collegezaal. „Greijd" laat niets merken, 't College-exegese (over 1 Petr.) gaat beginnen. De pennen vliegen weer; jakkeren, tempo, en nog eens tempo. Dan klinken niet zoo zuinig en heel demonstratief zucht op zucht. „Greijd" gaat onverstoorbaar verder (1 Petr. 2:16) „hoos Theou douloi, als dienstknechten Gods". Elk woord komt er scherp uit („met vollen nadruk!"). En als deze passus is uitgelegd, haarfijn (all' = maar; van volstrekte tegenstelling) met die welbekende, eigenaardig-scherpe dicteer stem, dan klinkt het ineens (als na een ondefi

nieerbare pauze) wonderlijk mild en ssacht: „ook de heeren moeten douloi zijn, ja ook in de pauze en op college, bij het dictaat”.

Wij beduusd, maar „Greijd" zit al weer in va 17! Ziet, zóó, mild als een vader, die zijn kinderen niet verbitteren mag (Ef.' 6:4), zóó wilde hij ons opleiden tot m e d e-dienstknechten-in-den-Heere (Col. 4:7)......

Elk woord over dezen nu verheerlijkten dienstknecht een dankgebed!

Ziet U hem daar staan? aan het ziekbed van een ijWeggeloopen" student, die ver weggedwaald is; die alles kwijt is: zijn jonge hef de, zijn levensmoed; erger: zgn vastheid, , zijn geloof, zijn God, alles Daar staat „Greijd" opeens, op een heeten zomerdag. Zondagmiddag tusschen twee preekbeurten in, en hij vraagt — zooals hij het kon — hoe het gaat enz. enz. „Nu, zal ik je maar wat voorlezen? " Meteen wrordt uit zijn jas — die onafscheidelijke gekleede jas van toen — het zakbijbeltje opgediept — het nóg meer pneifscheidelijke : — Gode zij dank! „Nu, dan lees ik...... i(even zoeken) Jesaja 55, eenige verzen”.

Ziet, ook toen heeft „Greijd", aan wien God in Zijn volmaakte wijsheid het vaderschap-in-het-vleesch heeft onthouden, ieen zoon-in-CJhristusHJezus mogen verwekken (vgl. Philemon vs 10, ook vs 16): Dienst des Woords in een „tusschenbeurt", een preek, zooals „Greijd" het deed, „zonder toepassing" — zouden de vaklui zeggen.

Zoo ging „Greijd" „naar het verlorene" (Luc. 15 VS 4). ZJOO hield hij vast, zelfs hen tegenover wie hij, zooals de dwaze menschen zouden zeggen, „geen verplichtingen meer" had. Maar wat zou „Greijd" ook dat bar-wereldsche woord „verplichtingen" kennen? Zoo ging het verder. Synode Grpningen (1927). Trouw bezoek van „Greijd": „Hóe het ging, met de nieuwe studie? en of je — hij zei nog „je" — en of je de theologie maar niet vergeten wilde; dat is een taieüt, dat de Heere je ook toevertrouwd heeft. Dat'mag niet in een zweetdoek”.

„En hoe staat je hart met den Heere? " „Kun je je geheel buigen voor Zijn Woord? ”

En als er dan veel „moeilijkheden" gebiecht moeten worden, dan neemt hij den „zoon" als aan de hand mee langs de paden van Gods wijde geboden (Ps. 119 VS 35) en door de grazige weiden van 's Heeren Woord (Ps. 23 : 2).

Zóó heeft „Greijd" veel zwakke lammeren met het Woord gevoed (Joh. 21 : 15; ook Ef. 4 : 11), ze opzoekend als een herder op den ongeluksdag, wanneer zijn schapen verstrooid zijn (Ezech. 34:12)

Waarom verder verhalen? Van dien hieuwen strijd? Maar ook toen liet „Greijd" niet los. Nóg klinkt zijn afscheidsgebed na als over bergen en door dalen.

Nóg komt — in het verre land —• een enkele brief aan als tot een verloren zoon: vol ernst en met smeeking... l> an, onverwachts •— Dec. 1941 — een ontmoeting als incognito, Zondagavond, op het bruggetje - bij-Nawijn: „Wel, U hier? " [Vreemd, hij zegt nu „U'.']. Haastig informeeren; snel het belangrijkste hem toevertrouwen ; afscheidswoorden: „en is h i e r b ij Uw hart met den Heere? ”

Ver legenheidsvraag ? Neen, gelegenheidszielszorg! Toen de „bevrijding", en die eerste terugkeer naar het vaderland, en die groote ^schrik bij het overschrijden van de grens (voor den van nog niets wetenden „buitenlander"): de kerken gescheurd! 't Meest booze nieuws naast dat andere onzegbare leed over dien ingemeenen moord in Assen (ook daarover troostte „Greijd”).

Daarop de her-vestiging in Nederland en het zoekenvan-den-weg-terug.

En weer stond , , Greijd" aan het pad, als op wachtpost. En graag gaf hij onderwijs in de dingen die geschied waren , en toen hebben ze gemeend mij tot hun dienstknecht te mogen maken, maar de Heere wilde dat niet". Zoo simpel kwam het verhaal.......

Toen is met Gods Woord, mede door „Greijd" [dia me genitief, niet met accusativus, zou hij zelf zeggeli!] de persoonlijke „vrijmaking" voltrokken.

Zoo weidde die herder op den ongeluksdag, toen zijn scl^apen uit elkaar gejaagd werden.

D< an volgen nieuwe „blijdschappen" voor hem.

Blijdschap over het „nieuwe-werk-dat-oud-is", dat God ons te doen gaf, ongedacht en onverwacht. Van zijn kant intense belangstelling voor dit vak (godsdienstonderwijs), dit „eerste en eenige vak", zooals hij het aanstonds beslist noemt (Joh. 17 : 3). „Hoe gaat het nu daarmee?

Wat kun je [hij zegt nu weer „je"] behandelen? Is er nog kennis [komt er zeer typisch!] bij de jongens, waarbij je kunt aanknoopen? " Zoo komen de Vragen. Telkens bij een ontmoeting moet er verteld worden.

Ook dien eersten keer in „Sophia". En dan geeft hg raad: „Gods Woord, zie je, altijd maar Gods Wóórd”.

En bij het afscheid klinkt weer de melodie van zijn herdersleven (hij ligt nu pal op den rug, maar zijn hand zwaait als naar den hemel): En je hebt nu vrede mjet God? Dan is het goed". [Rom. 5 : 1 (volgens B^ Sta^ enz. enz. „dat nemen ook wij aan": reijd. a.l.)].

Zoo hoedde „Greijd" zijn schapen.......

Toen dat bezoek in Kampen — vandaag (Dbnderdag) drie weken geleden — dat op raad van Veenhof to.ch maar door moest gaan en dat laatste gesprek dat toch vooral — op zijn eigen verzoek •— moest gaan over het oorspronkelijke doel van - het bezoek: studie! En dat ondanks onze eigen verpletterende zekerheid over het spoedige „einde”.

„Nu, dat onderwerp is goed, heel nuttig. En de manier, waarop je 't wilt is ook goed (en bij het uitlaten) en nu maar wérken”......

Zoo liepen we in deze zeer persoonlijke herinneringen nog eens als door ons eigen leven en we stonden stil bij die plaatsen, waar God tot ons sprak door den dienst van dezen Zijnen knecht......

Daar staat het nu op papier — Schilder vroeg er om — en nu moet het weg naar de drukkerij.

Nu komt weer die aarzeling, die verlamming: Is het wel „goed" ? „Goed" is „naar den norm". Mag zulk een levensleiding wel op papier? Ja, als het vertellen daarvan „dienst" is: jiienst in Gods gemeente en voor Zijn aangezicht.

„Dus komt het op het ware dokimadzein (= keuren, den toetssteen aanleggen) aan". Je hoort het „Greijd" zeggen.

De ware toetssteen: Gods Woord.

1944

Wie op getal ziet, wort elendigh Verlaeten van de hooghste maght. Die als in wezen, oock in kracht Een zelve bUjft, en is oneindigh. 't Is telVtier wat hier t zamenrot. Ontelbaerheit bestaet in Godt.

J. V. d. VONDEL, 1660, I, 206.

Als deze herinneringen Gods Woord zouden tegenspreken; als ze een ander (heteron: ndersoortig) evangelie zouden brengen, waar er toch geen ander (allo: nder exemplaar) is dan dat van „Jes. 55 eenige verzen" enz. enz., dan is dit geschrijf vervloekt (Gal. 1 : 6—9).

En nu zal mijnheer X of mijnheer Y dit „bijbelgebruik" niet begrijpen, dit bijbelgebruik, zooals „Greijd" het ons vóór-leefde [men heeft zijn bijbeltaal niet meer kimnen (of willen? ) begrijpen], maar zóó — zoo maar uit Gods Woord in zijn zakbijljeltje — zóó riep „Greijd" steeds op tot dienst.....

Zoo heeft , , Greijd" opgeroepen (Gode zij dank voor het grieksche i)erfectum!) tot DIENST.

Ja, want elke e p i - loog over dezen nu verheerlijkten knecht Gods, dien velen onzer ais hun herder-enleeraar hebben leeren kennen (en erkennen — in den Heere Jezus Christus, zooals hij steeds eerbiedig zeide), elke e pi-loog over ^ezen Pater Irenicus van Gods Kerk zij een smeekgebed tot den Heere van de Kerk, dat die öproep-tot-dienst onder 'ons moge b1ijv en doorklinken.

Zooals Veenhof het zei bij het afscheid aan het sterfbed in dien zwaren doodsnacht: „In Gods kracht hopen wij Uw werk voort te zetten”.

Heel het leven en het werk, dat God ons nog laat: één melodie uit Jesaja 55, dat hoofdstuk, dat Douwe van Dijk op „Greijd's" verzoek heeft voorgelezen.

Water des levens om niet!

Wijn en melk zonder prijs!

V Slaaf van God! Door God verheerlijkt! Door U, door U alleen om niet!

T. D.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 29 mei 1948

De Reformatie | 12 Pagina's

SERVUS GLORIFICATUS

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 29 mei 1948

De Reformatie | 12 Pagina's