GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Psalmvertaling (-bewerking).

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Psalmvertaling (-bewerking).

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

In de rubriek Kerkelijk Leven hebben we even gesproken over de roomsche psalmvertaling en de daarop uitgebrachte critiek. We wilden eens laten zien, wat er zoo al aan zoo'n bewerking vast zit. Daartoe eiteeren we een gedeelte uit het artikel van den jezuietischen hoogleeraar Renckens (Tongerschestraat 53, Maastricht), ui „Bijdragen", IX, afl. 2, bl. 203-4. Het latijn zal.de lezer wel op den koop toe nemen; ieder kan begrijpen, wat de schrijver bedoelt. Schrijver spreekt over psalm 8: wat is de mensch, dat Gij hem BEZOEKT? In 't latijn kan dat zijn: VISITARE (bezoeken). Nu schrijft prof. Renckens:

Het is in alle opzichten jammer, dat de overbekende bijbelse term visitare nu juist uit Ps. 8, 5 moest verdwijnen. Inplaats van: quid est ïilius hominis, quoniam visitas eum, lezen we nu: quid est filius hominis, quod curas de eo. Zeer plastisch drukt het hebreeuws het feit, dat God in dit ondermaanse' ingrijpt, kïtzij om te redden hetzij om te straffen (gewoonlijk de twee aspecten van één en hetzelfde ingrijpen), uit door het woord „bezoeken". Zo worden inzonderheid de grote beslissende heilsdaden van Jahweh „bezoekingen" genoemd: de eerste verlossing, n.l. uit de Egyptische slavernij (Cïen. 50 23s; Ex. 3, 16: met nadruk: visitans visitavi vos; 4, 31); de tweede verlossing n.l. uit de ballingschap (Soph. 2, 7; Zach. 10, 3); ten slotte de nieuwtestamentische verlossing, de vervulling en de bekroning van de beide voorafgaande (Luc. 1, 68, 78; 7, 16). Inderdaad heeft God in Christus de mensheid bezocht op een verrassend letterlijke wijze, die ongetwijfeld niet in de gedachte van de psalmist opkwam, wanneer hij het hem zo vertrouwde woord „bezoeken" gebruikte; hij doelde wel niet op die goddelijke bezoeking bij uitstek die de Menswording is. Maar is het wel zo absoluut zeker, dat in Gods bedoeling die eigenaardige hebreeuwse terminologie er niets mede te maken heeft? We willen hier niets uitmaken, maar we zouden üever de mogelijkheid open laten. Wèl zeker is, dat juist door de Menswording in volle zin bewaarheid wordt wat de pscdmist hier zegt, n.l. dat God zich om de mens bekommert (= curas de eo).

Maar door de nieuwe vertaling zien we niet meer zo duidelijk, dat de eigenaardige manier, waarop het hebreeuws het begrip „zich om iets te bekommeren" uitdrukt, toevalhg (? ) letterlijk overeenstemt met de wijze waarop God zich feitelijk, n.l. door de Menswor-, ding, om de mens heeft bekommerd.

Wij denken natuurlijk anders over de „bedoeling" Gods, en over de leiding van den inspireerenden Geest. Maar de eigenlijke kwestie is toch hier gesteld. Nu heeft ds Hasper:

Wat is de mensch, dat Gij hem wilt gedenken, dat Ge in uw schepping hem een taak wilt [schenken?

Ik meen, dat dit laatste als parafrase van het eerste niet juist is; en ook, dat de weg naar het lezen van psalm 8 in nieuwtestamentisch (messiaansch) licht hier versperd wordt. Het pad naar Hebr. 2 : 9 wordt door ds Hasper hier in feite geblokkeerd: ls hij had laten staan: EZOEKEN (Ps. 8, Hebr. 2 : 6) zxjnder eigen exegese, dan was de weg naar Hebr. 2 : 6—9 open blijven staan. Nü geeft een hinderlijke ^) exegese een versperring van de in Hebr. 2 gegeven ontsluiting van den messiaanschen zin van den psalm. Renckens critiseert, zonder het te weten, den aan de gereformeerde kerken gepraesenteerden bundel-Hasper. Hebben Hasper's critici daar nu heelemaal geen\oog voor gehad? Moeten de schoolkinderen al vast ga!ngmakers zijn, eer de kerkelijke vergaderingen kunnen critiseeren?

Ook de Lofzang van Maria komt in gesprek. Daar wordt door Maria gezegd: ij heeft Israël, zijn knecht, zich aangetrokken (Luc. 1 : 54). Greijdanus, K. V., zegt: sraël zijn knecht, d.w.z. zijn dienaar, dien Hij zich tot zijn dienaar gesteld heeft. De Vulgata (roomsche bijbelvertaling) heeft in Luc, 1 : 54: ij heeft Israël, zijn PUER, aangenomen, opgjenomen; Gteijdanus: ich aangetrokken. Nu geeft ongetwijfeld PUER, d.w.z. zoon, een alleszins redelijken zin. In het grieks staat PAIS, hetgeen zoon, maar ook knecht kan beteekenen. Bij Israël krijgt dit woord een fijne nuanceering, want God heeft „zijn ZOON uit Egypte geroepen"; dat slaat op Israël, maar óók op Christus. Greijdanus zegt (Komm.): AIS „zal hier" (!) wel knecht beteekenen, welk woord dan echter, in onderscheiding van , , doulo6", eene b i z o n d e r e betrekking van vriendelijkheid aanduidt; vgl. ook VS 69; 7:7; 12 : 45; 15 : 26. De lezer kan nu volgen wat prof. Renckens schrijft:

Het gaat om de vertahng van het griekse woord pais. Dit woord gaat inderdaad o.a. terug op het hebreeuwse 'èbèd = dienaar. Maar daarmee verUest pais niet geheel en al zijn eigen gevoelswaarde, welke in het Septuaginta-grieks mede door vele andere factoren bepaald wordt (o.a. door het hebreeuwse na'ar = knaap of knecht, jèlèd = kind, zelfs bên = zoon). Verder heeft dit griekse woord zijn eigen geschiedenis en ontwikkeling, het wordt verrijkt door contaminatie met verwante begrippen en zo krijgt het na eeuwen een plaats in het N.T., een karakteristieke plaats, waarvan de volle portee ook uit de vroeg-patristische literatuur duidelijk naar voren komt. Pais is een rijfcgeladen messlaans begrip, dat geenszins gedekt wordt door de „dienaar" uit de bekende Servus-Jahwehperlkopen . (de pericopen over „den Knecht des HEE-REN". K.S.), al verstrekten deze mogeUjk het uitgangspunt voor de messiaanse zin van pais.

Het O.T. biedt een serie messiaanse teksten over de „dienaar", daarnaast een serie over de „zoon" en tenslotte is daar nog het messiaanse „kind" (paldion) of de messiaanse , , knaap". In het griekse woord pais, zoals het in het N.T. voorkomt, groeiden deze drie belangrijke messiaanse aspecten samen tot één complex begrip, waarin nu het ene dan het andere meer op de voorgrond treedt, maar niet zó, dat men gerechtigd zou zijn in de vertaling maar één aspect uit te drukken, omdat men dan de feltehjke gevoelswaarde van het woord geweld aandoet. Men zal aan dit begrip zijn volle soepelheid moeten laten, iets wat alleen door de vertaling puer gegarandeerd wordt.

In zeer karakteristieke citaten en toespelingen, door de Synoptici (drie eerste evangelisten, K. S.) aan Isaias ontleend (b.v. Matth. 3, 17; 17, 5 en paraU.), wordt •de „dienaar"-ldee getransponeerd naar de „zoon"-idee. In de vier bekende teksten van de Handelingen (Act 3, 13. 26; 4, 27. 301 wordt pais éénmaal vertaald door puer en driemaal door filius! Juist deze synthese van zoon, kind en dienaar geeft aan puer die dierbare en onuitsprekelijke gevoelswaarde. Jesus van Nazareth is die synthese, daarom is puer zijn titel en om Hem ook van Israël, dat reeds lang mèt zijn Messias Jahweh's dienaar en zoon was. Puer door servus (knecht, slaaf, K. S.) vervangen getuigt dus niet alleen van een slechte smaak, het is ook een gewone vertaalfout, die de commissie niet gemaakt zou hebben, als ze minder geleerd . was geweest.

Nu we toch aan messiaansche teksten denken, halen we ook nog .aan wat schrijver opmerkt over de uitdrukking „opgang uit de hoogte" uit Zacharias' Lofzang. In het grieksch staat daar voor „opgang": ' „a n a t o 1 ê". Het grieksche woord herinnert zoowel aan het opgaan van de ZON als aan het opkomen van een SPRUIT (weer messiaansche term). Hoe moet het nu? De vertaling, ook dus een bewerking, zal fijne voelsprieten moeten toonen. Renckens zegt:

Het O.T. bevat een serie teksten over de messiaanse „spruit" van David. De Septuaginta gebruikt hiervoor het woord anatolê. Maar dit woord duidt niet aUeen op het „ontspruiten" van planten, maar ook op het „opgaan" van de zon, licht, enz. Nu bevat het O.T. ook een serie teksten over het „licht", dat op zal gaan in de messiaanse tijd. Daardoor heeft in de verdere geschiedenis van het woord anatolê een contaminatie plaats van beide messiaanse ideeën en zó verrijkt doet het woord zijn Intrede In het N.T. Inderdaad is Luc. 1, 78 niet bevredigend te verklaren, tenzij men belde ideeën mee laat spreken.

We halen een en ander aan, om te laten gevoelen, wat er aan een bewerking van psalmen en andere bijbelteksten vast zit.

Onze critiek doet daarom niets te kort aan den goeden naam van den bekwamen ds Hasper, maar wil alleen maar zeggen: het gaal om de Schrift, wees dus uiterst voorzichtig, en let op de met name in de messiaansche gedeelten zoo belangrijke relatie tusschen Oud en Nieuw Testament.

Elke bewerker van oudtestamentische teksten MOET, vaak door zelfbeperking in woordkeus, ruimte openlaten voor het woord der vervulling. Niet meer dan dat: ruimte openlaten.


1) Door de keuze, die niet Is te combtaeereu met Hebr. 2 : 6.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 3 juli 1948

De Reformatie | 8 Pagina's

Psalmvertaling (-bewerking).

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 3 juli 1948

De Reformatie | 8 Pagina's