GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Een rietstaf, die de hand doorboort

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een rietstaf, die de hand doorboort

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het is merkwaardig te constateeren hoe groot en schier onbegrensd het vertrouwen, óók van vele christenen, is in den „staat". Die staat kan alles. En het is niet te ontkennen, de staat kan véél. De overheid heeft van God een geweldig wapen ontvangen en bovendien de bevoegdheid en de opdracht dat zwaard ook te gebruiken. Zij ontving geen paradesabel, waarmee in vroeger jaren pas beëedigde luitenantjes graag pronkten, maar het zwaard om weerbarstige onderdanen te dwingen willens of onwillens' haar wil te doen. En deze macht van den „staat" is voor hemzelf de permanente verzoeking om zich te doen gelden ook waar God hem geen bevoegdheid gaf en voor zijn burgers de verzoeking om van dien staat te verwachten, wat geen andere instantie ter wereld — naarhun meening ; — te geven vermag.

Men heft de leuze aan om een nieuwe maatschappij. Doch nauwelijks is die leuze aangeheven, de leuze om een vernieuwing van de velerlei maatschapsverhoudingen in het leven, de verhouding tussehen den man en zijn „maat", of men roept de hulp in van den almachtigen staat. De harten moeten tot elkander geneigd worden „bij de wet" en met de sancties aan die wet verbonden. En door dat ingrijpen van de zwaardmacht der overheid, een typisch politisch instrument, verwacht men sociale vernieuwing, de vernieuwing van de maatschappij, van de verhouding tussehen den man en zijn „maat", samenbinding der harten!

Dit is in den grond der zaak de ethiek van den revolver op de borst van den naaste:

„Wilt ge niet mijn broeder zijn, dan sla ik U den schedel fijn".

Ook onder ons schijnt er sedert Sikkel zijn Christeüjk-sociale opstellen schreef, Kuyper ons volk voorlichtte en Fabius getuigde, wêl wat veranderd.

Onlangs hoorden we de opmerking, dat het in een tijd van werkloosheid — men zag dien tijd komen — voor de kerkelijke diaconie toch wel onmogelijk zou zijn om voor de leden der gemeente te zorgen en dat we als vanzelf aangewezen zouden zijn op den staat. Deze laatste toch had de macht!

Op de vraag of de staat een roeping heeft in dagen van economische depressie en in verband daarmee van werkloosheid, gaan we hier niet in.

Wel op iets anders.

En dat is dit: of achter zulk spreken niet het benauwende ligt, dat men toch op den staat meer vertrouwen stelt dan op den Heere Jezus Christus?

Is het zoo zeker, dat de staat altoos voor zijn werklooze, en in die situatie arme burgers zorgen kan? Het China van heden, de Balkanlanden in den na-oorlogschen toestand, het verarmde Duitschland toonen ons het tegendeel.

En is het zoo zéker, dat de staat altoos voor al zijn burgers zorgen wil ? De economische boycot, waarvan de Schrift spreekt in het boek der Openbaring zegt het ons anders.

En de practijk van het verleden heeft het omgekeerde meer dan eenmaal bewezen: „vadertje staat" heeft meer dan ééns degenen, die den HEERE vreezen van zijn vaderUjke zorg uitgesloten.

Maar dé Christus heeft het anders gezegd: „Mij is gegeven alle macht in den hemel en op de aarde". En wél heeft Hij aan Zijn trouwe kerk hier op aarde niet anders beloofd dan bloed, zweet en tranen: „in de wereld zult gij verdrukking hebben". Doch Hij gaf daarbij de koninkhjke belofte: „Ik ben met uheden al de dagen tot aan de voleinding der wereld". En dat laatste is een weldaad, die Hij aan Zijn gemeente belooft èn bewijst. Want toen in het Romeinsche rijk niemand zich om de paupers bekommerde, de staat de geloovigen veelszins vervolgde en de valsche kerk, de synagoge, de christenen van haar armenkas uitsloot, maakte de Heere de harten in de gemeenten der heidenen gewillig om te voorzien in het gebrek der joodsche christenen in Jeruzalem.

Och, dat we toch geloof hadden!

Eens wat minder hoog dachten van „vadertje staat" en wat meer vertrouwen hadden in den barmhartigen Heiland. Toch eens wat minder wereldgelijkvormig waren in de dingen van het dagehjksch brood! Want „vadertje staat" is voor den geloovige toch een gebroken rietstaf, die de hand doorboort, voor den man, die op zulk een riet leunt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 26 maart 1949

De Reformatie | 8 Pagina's

Een rietstaf, die de hand doorboort

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 26 maart 1949

De Reformatie | 8 Pagina's