GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„De eerste en de laatste Bijbelhoofdstukken"

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„De eerste en de laatste Bijbelhoofdstukken"

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

II

slot

Ons vorige artikel kwam hierop neer, dat prof. v. Niftrik eerst dan met Mamix vruchtbaar zou kunnen spreken over de vraag, of hij e n k' e 1 e h o o f d - stukken van den bijbel al dan niet „schrapt", indien vooraf ook door hem is erkend, dat hij over heel de Schrift anders denkt dan wij. Ik zou me kunnen voorstellen, dat prof. v. Niftrik b.v. op de vraag, of hij gelooft aan de „historische werkelijkheid" van Genesis 1—3 volmondig antwoordt , , ja"; en dat hij daarmee op den eenvoudigen hoorder den indruk zou maken, toch wel heel anders tegenover deze hoofdstukken te staan, dan b.v. dr Geelkerken, destijds in 1926, met zijn „hoogere werkelijkheid". Maar ben ik nu de plank heel ver mis, als ik geloof, dat prof. v. Niftrik, nader ondervraagd over zijn „ja" op bovengestelde vraag, toch zou móeten toegeven, en ook willen toegeven, dat het maar de vraag is, „w at voor een historische werkelijkheid in dit geval bedoeld is"? En indien hij als geleerde erkent, dat „historische werkelijkheid"inzijn mond nog heel wat anders is dan in den mond van een gereformeerde, dan zal prof. v. N. meteen moeten toegeven, dat een gereformeerde, zonder hem ook maar in het minst te willen beleedigen, zeggen kan: maar wat u historische werkelijkheid noemt, dat noem ik heel wat anders; ik verklaar, dat u Genesis 1—3 „schrapt". Daar moet prof. v. N. dan niet boos om worden; want als b.v. ook ik zóó'n dwaas ben in het lezen van den bijbel als K. Earth het, als hij eerlijk spreekt, van mij wel zeggen móet, want heusch, ik bén zoo'n dwaas, dan moet prof. v. N. van mij, K. S., zeggen: man, je begrijpt van de werkelijke bedoel, ing van Gen. 1—3 geen letter; je bent heusch, 't spijt me wel, maar 't moet er maar eens uit, je bent heusch een dwaas in het lezen van het toch wel historische werkelijkheid bezittende drietal kapittels Gen. 1—3; en, — wanneer iemand geen letter begrijpt van den zin van een drietal hoofdstukken, dan „schrapt" hij ze eigenlijk; of oneigenlijk, hoe je het maar zeggen wilt. En als prof. v. N. van mij nu voortaan zegt, dat Marnix en ik Gen. 1—3 schrappen, dan zal ik niet in het minst boos wezen. Ik zal me verheugen. Want aan al de barthiaansche dominees, en aan al de studenten buiten of binnen de Vrije Universiteit, die met Barth zoo'n beetje spelen, en aan alle studenten ook van dr K. Dijk, die in het synodocratische Kampen de „Kleine Dogmatiek" van dr van Niftrik heeft opgenomen (wat onder K. S. niet gebeurd zou zijn) onder de ter nadere bestudeering aan de studenten aanbevolen boeken, aan alle deze lieden zou dan duidelijk zijn, dat tusschen prof. v. N. en ons de Schrift ligt. En dat wij nog steeds met Assen het eens zijn, al zijn degenen, die ons uit de kerk geworpen hebben, voor een groeiend getal zelf aan Assen ontzonken; daarom deden ze het ook, al hadden ze ook andere motiefjes, gedicteerd o.a. door dr K. Dijk.

Dat de Schrift ligt tusschen prof. v. N. en ons kan b.v. blijken uit volgende aanhalingen uit diens „Kleine Dogmatiek":

„H et eerste het beste pamflet van „De Dageraad" kan ons ervan overtuigen(!) dat er gewoon menschelijke fouten en vergissingen in den Bijbel staan: vergissingen in getallen, data, feiten Het komt é'r voor ons op aan, goed in te zien, dat het niet anders kan dan dat de Bijbel een zeer menschelijk boek is" (199).

Kijk, dat ik de pamfletten van „De Dageraad" dom vind, doet hier weinig ter zake. Wèl is hier ter zake, dat wij zeggen: hier schrapt men ons „gehalte". Dan:

„In dit verband merken wij...... op, dat de ver-, houding van goddelijke en menschelijke natuur in den persoon van Jezus Christus, zooals de christo-

logie ons die heeft doen kennen, ook normeerend moet zijn voor de leer over den Bijbel als Gods Woord" (200).

Nu heb ik al eens tegenover dr H. W. v. d. Vaart Smit uiteengezet, wat ik tegen deze al te speelsche theorie heb. Thans vraag ik alleen maar: die gewoon menschelijke fouten dan ? Verder:

„De Bijbel is het getuigenis Waarheid" (201). aangaande de

Dat klinkt prachtig — in den mond van een gereformeerd ouderling. Maar lang niet prachtig in, prof. v. N.'s of in Barth's mond. Want die verstaan onder „Z e u g n i s" (getuigenis) iets anders dan ieder ander, althans in dit verband.

En dan nog iets. Als Mamix, of wie dan ook onder ons, het heeft over Genesis 1—3 of over Openbaring 22, dan gelooven zij, dat deze hoofdstukken „geïnspireerd zij n". Heelemaal niet, dat ze geïnspireerd wórden. Ze zouden zich niet schamen, te spreken van de „geïnspireerd-h e i d" ook van de eerste en de laatste bijbelhoofdstukken, en ze zouden, zonder iemand te beleedigen, rustig verklaren: wie van deze hoofdstukken de „geïnspireerd-h e i d" niet aanvaardt, nu ja, die doet, wat w ij „schrappen" n o e m( e n. Houd dat vast, en lees dan deze uitlating van prof. V. Niftrik:

„Wij hebben '.... tegen de leer der orthodoxie het bezwaar, dat zij eigenlijk geen inspiratie; maar de g e ï n s p i r e e r d h e i d der Heilige Schrift leerde. Tusschen deze beide is een groot verschil. Inspiratie is een daad Gods —, gelnspireerdheid is de t o e s t a n d van het Boek. Wie de inspiratie des Bijbels gelooft, gelooft en verwacht, dat God de Heilige Geest het menschelijke Woord des Bijbels maken zal tot Gods Woord aan ons. Dat hééft God gedaan en dat zal Hij steeds wiéér doen, want de Bijbel is het geschreven Woord Gods" (201/2).

Zulke uitlatingen — we citeeren nu maar niet verder — bewijzen ons, dat tusschen coll. v. N. en ons de bijbel ligt. Prof. v. Niftrik meent, dat wij den bijbel behandelen net zoo als die Joden, die van het manna wilden overhouden tot den volgenden dag. Hij wil dat niet. Als de lezer ons niet begrijpt, of liever, prof. V. N. niet volgen kan, dan zij dit opgemerkt tot recht verstand: prof. v. N. meent, dat de oude inspiratie-leer (hij kon m.i. duidelijker zijn, als hij zei: jullie nederlandsche geloofsbelijdenis) het Woord VEin God wil s t a b iliseeren tot Gods Woord, dat men h'é é f t, waarop men de handen legden kan, van waaruit men zelfstandig verder redeneeren kan. Precies.

Daarom zeiden we ook, in ons vorig artikel: dat wij, met alle gereformeerden van de calvinistische confessies, beweerden, dat men uit Genesis 1—3 mocht „concludeeren", wat er w é r k e 1 ij k in opgesloten lag; wie het niet doet, dien zeggen we: u „schrapt".

Neen, zegt nu prof. v. N., ik schrap niets. Ik eet manna, ik krijg het Woord Gods e i k e n dag weer verse h. Ik wil, en nu spitsen ze, b.v. „op de Veluwe", allemaal de ooren (maar niet allen loepen ze erin), ik wil van genade leven.

Gods Woord IS Gods Woord niet, maar WORDT het, als ik het oogenblik van het „hooren" heb. Ook de mystiek houdt van het begrip „het oogenblik".

Nu zullen we niet hiertegen aanvoeren, dat een gereformeerde het Woord Gods zegt te moeten gelooven, en dat hij heel goed weet het verschil tusschen het „geloo ven d-zijn" en het „geloo v i g-zijn". Evenmin, dat dat beeld van het manna hier niet past, want een manna, dat voor een etmaal genoeg is, is warempel geen oogenbliks spijs, en als het tegen den sabbath voor twee etmalen genoeg is, dan gaat het oogenbliks-beeld heelemaal eraan. Nog minder, dat we van die allegorie geen steek moeten hebben, omdat ze onder den goedbedoelden schijn van geestelijkheid erg ongeestelijk is, wijl ze de willekeur haar gang laat gaan. En zelfs niet, dat niemand vandaag ooit manna heeft gegeten, coll. v. N. net zoo min als ik, en dat de bijbel de Israëlieten liet verlangen naar den intocht in Kanaan, waar ze gewoon brood konden bakken, ook daarin van (meerdere) genade levende.

We zeggen alleen maar: als Mamix nu verklaart, dat U uit Gen. 1—3 niet wilt „verder redeneeren", want dat bedoelde hij met zijn „schrappen" (vergis ik me, dan wil Mamix me wel op de vingers tikken), wat heeft hij dan anders gedaan, dan u eerhjk in uw e i g e n t a a l doen spreken? Omdat wij uit Gen. 1—3 w è 1 willen „verder redeneere n", wel, collega van Niftrik, daarom hebben we destijds een christelijke school, en een christelijk gymnasium en een dito H.B.S. gebouwd, en geroepen om een gereformeerde universiteit. En als we dan zulke dingen hooren zeggen door U, dan zeggen we zoowel van U als van al die leeraren op gymnasia en H.B.S.-en, - en op een universiteit, en ook in een Prot. Chr. Werkgeversvereeniging, eu in het C.N.V. en in het tijdschrift der A.R. Parlij, waarin, of voor zoover daarin barthiaansche oratorie of lectuur wordt gevraagd of aanbevolen: p a a r d van.Troje! En dat is dan geen hatelijkheid, maar conclusie uit serieuze weergave van uw eigen woorden. Als U ronduit schrijft (K.D., 204), dat de AANVECHTBAARHEID van den bijbel zich uitstrekt zelfs over zijn religieuzen en theoloigischen inhoud, dan roepen wij tot de Boerkoels en de Veldkamps, en tot de besturen van onze middelbare scholen en tot prof. Diepenhorst Jr en tot sommige schrijvers in „Trouw" ^): hebben we daarvoor u, ieder op eigen wijs, zoo met Ku y pe r zien opereeren, tot kerkverwoesting toe, om zulke gedachten te laten voordragen door barthiaansche (hoog)leeraren als sprekers in uw vergaderingen of voor uw leskatheders ? Dat moeten en dat zullen we zeggen met behoud van het volle respect voor uw persoon, zooals, dat gelooft U wel van mij, het geval is zoovaak wij U persoonlijk ontmoeten. Het is o zoo gemakkelijk, schrijft u, in allerlei oostersche godsdiensten „parallellen" te vinden tusschen wat zij zeggen en wat in den bijbel staat (in de eerste en laatste hoofdstukken vooral toch zeker? ). Ik geloof dat niet; ik geloof, dat noch in het midden (heiïandsverwachting), noch in het begin (Genesis), noch in het einde (toekomstbelofte) parallellen wérkelijk bestaan. Maar als U het wel gelooft, waarom wordt U dan boos op Mamix ?

Het wordt tijd, dat we van dit 'debatje Maar niet zonder een laatste woord. afstappen.

Dat zal moeten gaan over prof. v. N.'s eigen weergave van eigen standpunt. Hij schrijft: „Ik heb gezegd: de conservatieven kijken naar het verleden, oriënteeren zich aan de schepping, meenen die te kennen". Ik ontken dat. Ik zie het zóó: de conservatieven (ik neem het steriele woord nu even over), lezen in de Schriften, die ook heden hen binden, ze oriënteeren zich niet naar de schepping, maar door het geopenbaarde Woord-Gods-aangaande-Hemzelf als Schepper, en meenen daaruit te mogen en te moeten concludeeren, wijl het duidelijk en betrouwbaar is. Ik houd niet van conservatieven, die zich oriënteeren aan een feit, al was het ook het feit van de schepping, of van de wetgeving, of van het manna-regenen, of van de uitstorting van den H. Geest, of wat dan ook. Aaneen feit kan zich niemand oriënteeren. Alleen aan wat in samenhangende rede gezegd is.

Daarom is er onder de werkelijk conservatieven, ditmaal verstaan als Schriftgeloovigen, ook geen trekken van „ongebroken" lijnen van de schepping naar het sociale en politieke handelen van het heden. Weg met die permanente beeldspraak. Er zijn nieteens 1 ij n e n, laat staan ongebroken lijnen. Doch er is wél een toepassen van den inhoud der goddelijke openiraring cp wat ht heden genaamd wordt. Ju belofte en praescriptie. Daarom zullen deze menschen ook nooit doorbraak-menschen kunnen zijn, e n e v e n m i n hun tegenvoeters. Ze zullen alleen reformatorisch willen wezen.

Wat coll. V. N. van „de doorbraak" zegt, laten we rusten. De doorbraaklieden zijn altijd mis, zie boven. Maar wie hen bestrijdt is óók mis, als hij , , doorbraak" en „conservatisme" als tegenstellingen ziet.

En daarom verwerpen we óók de bewering, dat „conservatieven" de schepping verabsoluteeren. Of dat anderen het koninkrijk Gods verabsoluteeren. Dat nare woord „verabsoluteeren" haat ik. Trouwens, prof. v. N. schijnt ons er mee te spelen. Want eerst heeft hij het over het „verabsoluteeren der schepping". Maar direct daarna over het „verabsoluteeren van eigen INZICHT in de schepping". Dat verschilt nog al wat. De koningin verabsoluteeren of een inzicht omtrent haar, dat is nog al wat verschil. Zulk spreken lijkt me nog al mythisch. Als we worden gewaarschuwd tegen het verabsoluteeren van eigen inzichten, wel, dan zijn we het natuurlijk theoretisch samen eens. Ik verabsoluteer b.v. mijn inzicht omtrent het oneindige qualitatieve verschil tusschen God en mensch niet. Dat doet, geloof ik, Barth, als ik het woord verabsoluteeren nog begrijp. Maar als ik de openbaring Gods, óók aangaande dit oneindig verschil a b s o l u u t gezag toeken, , dan heeft ze dat gezag in zichzelf, en moet juist daarom er niets van hebben, dat ik aan „V e r-absoluteering" me te buiten ga. Wat absoluut is wil niet ver-absóluteerd worden; het ware daarin miskend. Maar ik wil het absolute ook niet relatief maken, in den zin van onvolkomen. Ik wil ook niet den éénen openbaringsinhoud (b.v. aangaande Gods volstrekt anders zijn) op den voorgrond stellen meer dan andere openbaringsinhouden, b.v. aangaande Gods g e m e e n s c h a p met zijn volk. Die Werkelijkheid bestaat evenzeer als dat oneindige qualiteitsverschil; en de o p e n b a r i n g dienaangaande heeft hetzelfde absolute gezag als de openbaring van dat andere. Men moet nooit zijn inzichten tot , , n o r m e n" maken, maar het inzicht hebben; dat de geopenbaarde normen willen gelden.

We gaan tegenwoordig dood aan mooie woorden bij valsche dilemma's. De bijbel geen handboek voor geologie, biologie, etc? Prachtig. Ik wil er wel naast zetten: ook geen handboek voor theologie. Ook geen theologisch boek. Als - logie beteekent: wetenschap tenminste. Maar de bijbel in alles betrouwbaar. Dat is wat anders.

Ik hoop, dat prof. v. N. niet meer boos op ons is. Wij kunnen ook niet anders. En wij vechten tegen de opdringende ongeloof smachten vóór de laatste schans: de betrouwbaarheid van de openbaring Gtods als mededeeling van inhouden.


1) B.v. over een zich steeds weer repeteerend paaschgebeuren.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 7 mei 1949

De Reformatie | 12 Pagina's

„De eerste en de laatste Bijbelhoofdstukken

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 7 mei 1949

De Reformatie | 12 Pagina's