GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

OOK AL RESSENTIMENT, DS WENTSEL?

Onlangs citeerde ik hier een typeerende uitlating van ds B. Wentsel te Ridderkerk (synodocr.). Iemand uit onze kerken had per radio opgemerkt, dat men van den term „Christus DE HEER" (welke term overbekend geworden is als formule voor de verbintenis van Schriftgeloovigen en Schrift verwerpers) alles ^ nog wat maken kon, dat dus deze term niet voldoende was, en dat de Pinkstergeest ons op Pinksterdag was komen leeren: Jezus van Nazateth is de uit de Schriften bekende Messias. Met een vlug schematisme had ds Wentsel toen verkondigd, dat zulk een opwekking, om ons openbare christelijk samenleven c h r i s t e 1 ij k te houden, een ressentiments-uiting was: het was „de kif" (!).

We weten niet hoe ds Wentsel denkt over zijn collega ds F. C. Meyster.. Hoe het zij, hem zij aanbevolen de lectuur van een artikel (verschenen van dezelfde pers als waarop ook ds Wentsel liet drukken), en opgenomen in Geref. Kb. Rotterdam:

De belijdenis Jezus is Heer schijnt stormenderhand vele gemoederen overmeesterd te hebben.

Men stelt zich daarbij aan alsof men een nieuwe vondst gedaan heeft, terwijl toch de Kerk van alle eeuwen deze waarheid naar de Schriften steeds lulde heeft geproclameerd.

De wereldstudentenconferentie van 1947 sprak ook van een program dat inhield: v/e moeten Jezus herontdekken als Heer.

In het kerkelijk gesprek, zoals dat bijzonder in de kringen der Ned. Hervormde Kerk gevoerd wordt, met het doel rechtzinnigen en vrijzinnigen dichter tot elkaar te brengen en, zo mogelijk, tot een eenheid op te smelten, zegt men: bij alle onloochenbaar verschil in gevoelen kunnen we ons toch samen vinden in de éne leus: Jezus is Heer!

En de oecumenische Wereldraad der Kerken kon in deze formule een verenigingspunt vinden waarheen de meest verschillende bazuinen, trompetten en klaroenen verzamelen blazen konden.

In dit alles scheen iets te liggen dat ook ons tot blijdschap stemde, en ons hart warm maakte. Doch, als we de loop van die kerkelijke en Interkerkelijke gesprekken nagaan, dan wordt het één doorlopende teleurstelling.

Want alles komt er op aan wat men onder Heer verstaat, en of men dit Heer-zijn van Jezus niet losmaakt van de belijdenis: Gods eniggeboren Zoon. Die twee zijn, in het apostolisch Credo aan elkaar op het allernauwst verbonden en nooit van elkaar te schelden. Merkwaardig is dat de ogen van meerderen daarvoor reeds open gaan.

Ja zeker; en als de synodes van ds F. C. Meyster niet zoo ongelukkig hadden ingehakt op het lichaam der kerk, dan zou ds Wentsel ditmaal er niet toe gekomen zijn de oogen expres dicht te doen bij zichzelf èn bij zijn schapen.

Ds Meyster vervolgt:

Het Herv. Weekblad „De Waagschaal" gaf reeds enige tfld geleden uiting aan de grote teleurstelling dat de leus Jezus is Heer voor echte samensprekhig toch zo weinig blijkt te betekenen.

„In de Waagschaal" heeft te laat de ontdekking gedaan. Wie de Schrift recht doet, was op dit punt reeds lang gewaarschuwd. Het blad schreef:

„Alleen" — zo schrijft dit lijfblad van prof. Mlskotte — „wanneer we samen een Persoonlijk God erkennen, die met Zijn Geest ons leidt en die in de Persoon van Jezus Christus tot ons is afgedaald, kan het komen tot een samen bidden, anders is al het samenspreken tot mislukken gedoemd. We moeten niet trachten door het formuleren van een minimum-belijdenis als: Christus is onze Heer, een kunstmatige kerk in stand te houden. Weest nuchter en waakt!"

Ook hier wordt overigens — let op —• weer een vidllekeurig theologen-minimum opgesteld. Men valt weer in dezelfde fout.

Ds Meyster voegt er aan toe:

Als deze woorden eens voor enkele jaren geschreven waren in onze kerkelijke Gereformeerde pers, dan zou er allicht sterke tegenstand tegen zijn opgekomen. Dan waren wij het weer geweest die de knuppel in het hoenderhok geworpen hadden!

Ja; en nu het front door de synodes van ds Meyster' verzwakt is, is het al zoo ver gekomen, dat predikanten uit zijn naaste omgeving zelf van zoo'n onbehoorlijken knuppel in een behoorlijk hoenderhok spreken, als zij op pinksterzondag iets vernemen, dat thans ook door ds Meyster gezegd wordt. En dit niet alleen een predikant, die büjkbaar niet al te nauwkeurig kennis nam van de feiten der „wereldzending" en der „oecumenische beweging", — doch ook anderen, die er midden in zitten.

Ds Meyster besluit:

Uitspraken ais de bovenvermelde van „De Waagschaal" verwonderen ons echter niet.

De belijdenis van Jezus als Heer kan alleen waarde hebben als zij gegrond is op de belijdenis, dat Jezus is de Zoon van God In volle, diepe zin, naar de Schriften. Zodra het Jezus is Heer! een leus wordt, een soort wapperende banier, waar belijders en loochenaars van Christus' godheid achter aan kunnen lopen, hoezeer onderling verdedd, dan kan er van gemeenteopbouw geen sprake zijn, doch slechts van kerkafbraak.

Want aan de vraag: is Jezus uw Heer? moet de andere voorafgaan: wat dunkt u van de Christus? Wiens Zoon is Hij?

Een minimum-belijdenis kan ons niet redden. En het daarmede! willen instandhouden van een kunstmatige kerk zal ijdel blijken. Niemand late zich, verleiden door een bedriegelijke schijn.

, , Weest nuchter en waakt!"

En zegt het voort tot in Ridderkerk en vooral tot in synodes, die Greijdanussen en D. v. Dijk's en zoo uitwerpen, en niei begrijpen wat ze doen. K. S.

VAN EEN KOMENDE SYNODE EN VEKGANE GLORIE.

Onder dit opschrift schrijft ds K. Doornbos in Kb. Noord-HoUand:

In „Beltjden en Beleven" van 8 Juli 1949, lees ik een artikel met het opschrift: „De komende Synodes" In dit artikel lees ik tussen de regels, dat de glorie van de generale sjmodeu vergaan is. Dit artikel is niet gevloeid uit de pen van een vrijgemaakte broeder, die van iudependentistische neigingen wordt verdacht of beschuldigd; het is een artikel van Prof. Grosheide, prae-adviseur van de synode van Sneek—-Utrecht en van nog een lange rij van generale synoden. Prof. Groshelde heeft meegewerkt aan de besluiten van de synode van Sneek—Utrecht en de synode met ijver verdedigd. Hi] wordt niet verdacht van iudependentistische gevoelens. Maar in zijn artikel lees ik tussen de regels dat de glorie van de generale synoden vergaan is. Prof. Groshelde zegt dat niet met zoveel woorden; hij zegt het met geen enkel woord, maar ik lees het duidelijk tussen de regels.

Wat is er aan de hand?

Prof. Grosheide schrijft, dat op de komende generale synode van 's-Gravenhage ook aan de orde zal komen de kwestie van de scheuring. Aan het slot van zgn artikel noemt hij „zaak der vereniging" wat hij eerst „kwestie van de scheuring" noemt. „Zaak van vereniging" klinkt wat liefelijker, maar Is minder juist. Prof. Grosheide acht deze zaak van zoveel belang, dat ze ons geen ogenblik met rust mag laten en dat er zoveel haast bij deze zaak is, dat het beter is vandaag dan morgen deze zaak in orde te brengen. En ook weet Prof. Groshelde, dat er groot verschil van gevoelen .bestaat tussen hen. die zich niet hebben vrijgemaakt. Er is dus voor de synode belangrijk werk te doen: groot verschil van gevoelen wegnemen en een droeve zaak, waar haast bij is, In orde maken. 'Zou men. nu niet verwachten, dat Prof. Grosheide zou zeggen: „Gelukkig dat er nu jiüst een synode zal vergaderen"?

Wie dat verwacht, wordt teleurgesteld. Prof. Grosheide vindt het wijzer deze zaak wat te laten rusten. Is dat niet vreemd? Br is groot verschil van gevoelen onder de broederen, er Is een zaak waar haast bij is, is bovendien een droeve zaak', en toch vindt prof. Groshelde het beter, dat de synode daar nu maar niet mee begint. Dat Is heel wat anders, dan wij In vorige jaren hebben gehoord. Toen moest alles naar de synode worden gebracht, als naar het instituut, dat macht had en wijsheid om verschil van gevoelen weg te nemen en de zaken af te doen. Waar is nu de wijsheid van de synode? En waar haar macht?

Op de sjmode van 's-Gravenhage zal, zo lees ik in het genoemde artikel, aan de orde komen de kwestie van de scheuring, later genoemd de zaak der vereniging. Ik vind die laatste aanduiding minder juist dan de eerste, al klinkt ze ook veel aangenamer. Maar dat Is niet tot ere van de synoden, dat men spreekt van de kwestie van de scheuring. Wat hebben de synoden gedaan? Zelf hebben ze gezegd, dat ze tucht hebben geoefend. Maar tucht oefenen Is toch geen scheuring maken? Tucht oefenen is het dode hout van de stam verwijderen. Men kan zich er over bedroeven, dat er zoveel dood hout is geweest en dat het gewas er nu wat dun uitziet, maar men kan toch niet zeggen, dat de stam is gescheurd, nu het dode hout is verwijderd. Na oefening van een goede tucht staat het gewas er weer gezond voor. Is dat geen reden tot blijdschap? Waarom spreekt men dan toch telkens van scheuring? Is het dan toch waar, wat velen zeggen, dat er geen tucht geoefend is, maar dat men met ongeoorloofde machtsmiddelen heeft ingegrepen en daarmee de zaak kapot heeft gemaakt? Waar blijkt nu de wijsheid der synoden ?

Er is nu groot verschil van gevoelen in de kringen van hen, die zich niet hebben vrijgemaakt. Let wel, dat verschil van gevoelen is er onder hen, die — zoals ze zelf zo vaak zeggen — bij de synode zijn gebleven. Het gaat hier niet over het verschil van gevoelen tussen aan de ene kant de vrijgemaakteh en aan de andere kant de nlet-vrijgemaakten, maar over het verschil van de niet-vrijgemaakten ouderling, die in de komende synode van 's-Gravenhage hun synode zien. En dat verschil van gevoelen betreft een zaak, waarvan Prof. Grosheide zegt, dat het beter is, dat ze vandaag dan morgen in orde komt, omdat ze zo droef is. Maar geen zucht van verlichting, omdat er nu juist een synode zal vergaderen. Dat zijn we wel eens anders gewoon geweest.

Hoe is die droeve zaak, waar zoveel haast bij is, in de wereld gekomen? Ze is een gevolg, van wat synoden hebben gedaan. Hebben die synoden dan overhaast gewerkt? Dat zou men niet zeggen, als men let op de tijd, die ze er voor hebben genomen. Ze hebben een zittingsduur gehad, als na de Reformatie nog nooit met enige synode het geval is geweest. De synode van Sneek—^Utrecht heeft minstens zes maal zoveel tijd in beslag genomen, als de synode van Dordrecht 1618 —'19. En die was reeds vermaard om haar lange zittingsduur. Was het dan zo, dat op deze synode de besluiten werden genomen met een kleine meerderheid van stemmen en een krachtige minderheid daar tegen? Ook al niet; de besluiten zijn genomen met eenparigheid van stemmen. En wat heeft men geroemd in die eenparigheid! En het gevolg? Geen gezonde plant, waarvan het dode hout verwijderd is, maar een droeve scheuring en groot verschil van gevoelen bij hen, die de synode trouw zijn. Zou de onmacht van de synode duidelijker aan de dag kunnen komen? De vrtjsheid wordt gerechtvaardigd van haar kinderen. Als ik naar deze kinderen zie, is de wijsheid van de synode van Sneek—^Utrecht en ven haar voorgangsters en opvolgsters niet groot geweest.

Nu is er huivering om een droeve zaak, naar aanleiding waarvan er groot verschil van mening bestaat, op de generale syuoda te brengen. Wat een verschil met enige jaren terug. Toen meende men, dat de generale synode met haar grote wijsheid en met haar machtwoord het verschil van gevoelen zou wegnemen en orde op zaken stellen, en de weerbarstigen tot gehoorzaamheid brengen. De uitkomst was anders: 'verwarring van zaken overal. Ik kan me voorstellen, dat er zijn, die huiverig zijn om nog eens weer zo'n krachtproef van een generale synode te vragen. Dat zou wel eens de laatste rest van haar glorie kunnen doen vergaan. Verblijden wij ons over deze gang van zaken? Er is iets in, waar ik blij om ben. En dat is dit, dat de glorie van de generale synoden vergaat. Want de generale synoden, zoals ze In de laatste jaren geworden zijn, zijn een instelling, waarvoor In de Kerk van Christus geen plaats is. Daarom reeds kunnen ze niet tot zegen zijn voor de kerken. Indien de synoden waren gebleven, wat ze moeten zijn, namelijk samenkomsten van afge-, vaardigden van de kerken om de gemeenschappelijke zaken af te doen en een kerk te helpen, die hulp vraagt, dan hadden ze wat goeds kunnen doen. Maar nu ze zich alle macht in de kerken hebben aangematigd, kunnen ze niet tot zegen vein de kerken werken. Dat de wijsheid van de synoden niet groot is geweest, blijkt uit de gevolgen van haar besluiten, en dat haar machteloosheid aan het licht komt, blijkt uit de aarzeling in eigen kring om opnieuw aan haar te vragen het weg

nemen van groot verschil vón" gevoelen in het afdoen van een zaak, waar haast bij is. Daar kan wat goeds van komen. Maar, wanneer ik verder het agendum van de synode van 's-Gravenhage naga, vrees Ik, dat zij zich in nieuwe avonturen zal steken. Want er staat nog meer op het agendum dan dö zaak van de scheuring.

Wie de propagandastukken der veelschrijvendc synodes van , Sneek—Utrecht en Utrecht nog eens leest, en daar hoort verzekeren, dat men niet eens mag vragen, laat staan de vraag ontkennend mag beantwoorden, of een synode niet eens naar haar opdrachtgeefster luisteren wil, en daarna dit alles op­ merkt, die huivert over het verval eener kerk.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 augustus 1949

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 augustus 1949

De Reformatie | 8 Pagina's