GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Op verstrooidenreis

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Op verstrooidenreis

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

De treinreis van Poerwokerto over Tegal naar Semarang kende maar één gevaarhjk traject. Van Proepoek af was er dus geen treinoverval meer te duchten. Toch bleek er te Proepoek ander ongerief. Er moest daar worden overgestapt op een anderen trein, die weer aansluiting gaf op den sneltrein van Batavia via Tegal naar Semarang. Maar de locomotief van het locaaltje naar Tegal was dien morgen uit de rails geloopen, en het spoorwegpersoneel was er nog steeds niet in geslaagd om dat dingetje weer gangbaar te maken. Dat beteekende ernstig gevaar, dat ik te Tegal mijn aansluiting op Semarang zou missen, en daar dus een nacht over zou moeten blijven, vermoedelijk in een of ander smerig Chineesch hotelletje. Dat moest worden voorkomen. En dus informeerde ik, of er misschien ook autovervoer was naar Tegal. Ik bofte. Voor het station stond een klein convooi gereed bestaande uit een jeep en een waeponcarrier (een militair voertuig bestemd voor het vervoer van zwaardere automatische wapens, en van mortieren). Ik mocht me installeeren in de waeponcarrier. Deze had behalve den bestuurder nog één man begeleiding, terwijl achterop zich nog een militair bevond. De jeep was bevolkt met een majoor en een kapitein, die zich behoorlijk van automatische wapens hadden voorzien alsmede van nog een tweetal bewakingsmanschappen.

De rit ving aan. Ik bood een cigaret aan de twee mannen voorin, die accepteerden, maar de man achterin had zich in vijandig zwijgen gehuld en bedankte. Iets later presenteerde ik een sigaar, maar ook die werd door mijn nevenman niet aanvaard. En weer was daar het gespannen zwijgen. Tenslotte kreeg ik dorst, en ik trachtte die te lessen door het consumeeren van een djeroek (groote mandarijn, dikwijls zeer sappig en daardoor erg verfrisschend). En nogmaals bood ik mijn medereizigers aan zich eveneens aan een vrucht van dit soort te verkwikken. Dit keer nam mijn nevenman dan toch werkelijk aan. Even later sloeg een wolk stof door den wagen. Mijn buurman leverde commentaar: „U zit daar eigenlijk niet goed, zoo vooraan, u vangt al het stof op." Een heele redevoering na al dat zwijgen.

„Och", antwoordde ik, „laten burgers ook eens wat stof opvangen voor de militairen." Hij lachte wat. „Ik begrijp u, meneer".

Én even later: „Wat bent u eigenlijk? " Ik moest me weer verraden: „Ik ben dominé." Hij lachte in volslagen ongeloof, alsof ik hem een beste mop had verteld. Ik moest niet denken dat hij zoo gek was dat te gelooven.

En toch is het zoo, hield ik vol. "Maak het nou een beetje, meneer." „Ja, als je het niet gelooven wilt, kan ik er ook niets aan doen, ik kan het je niet bewijzen. Of ja toch wel, ik heb wel papieren in mijn zak." Ik toonde hem het K.L.M.-ticket, dat al gekocht was voor de reis naar Djocja, die Zaterdag daarop zou plaats vinden.

„Kijk maar", zei ik, , , daar staat het: Ds v. d. Stoel van Semarang naar Djocja".

„Ja, maar bewijs nu eens, dat u die dominé bent? " Haast gaf ik het op toen me te binnen schoot, dat ik ook mijn paspoort bij me had. Daar stond een niet mooie maar precies gelijkende foto van me in. En toen was mijn reisgenoot eindelijk overtuigd. Hij zweeg een poos.

Eindelijk: „Als u dan echt een geestelijke bent, mag Ik u dan wat vertellen? Ik ben wel katholiek, maar u bent toch ook geestelijke." „Vertel maar op", zei ik.

„Ja, ziet u, ik word naar het provoosthuis te Pekalongan gebracht. Ik heb dienst geweigerd, en dat wordt een krijgsraadzaakje. Nu moet ik eerst in voorarrest. Misschien kunt u wat voor me doen, u kunt me misschien raad geven."

„Maar waarom heb je dienst geweigerd? " vroeg ik. „Dat is toch niets voor katholieken? "

Na eenige aarzeling komt het antwoord:

„Ziet u, ik ben met een vrouw uit de kampong uit geweest, en nu willen ze mij van den dienst niet behandelen voor geslachtsziekte. Het is nu al een week geleden en ze hebben er nog niets aan gedaan. Ook nu nog niet. Omdat ze me niet helpen vnllen heb ik een paar dagen geleden dienst geweigerd. En nu ben ik bang, dat ik niet eerder geholpen kan worden voor ik mijn straf heb uitgezeten. Wat denkt u, zou ik alles maar eerlijk opbiechten? Zou het hel'pen als ik

maar ronduit aan den krijgsraad zeg wat er aan de hand is? Als het toch niet helpt, als ze me toch pas na mijn ontslag behandelen willen, kan ik net zoo goed mijn mond houden. Maar dan is het ook zeker te laat. Dan word ik vast niet meer beter".

„Maar je bent toch bij den bataljonsdokter geweest na je daad? Dat'is toch streng voorschrift? " „Ja, maar die zegt dat ik niks mankeer."

„Neem dan maar van mij aan, dat je inderdaad niets mankeert. Als je werkelijk wat opgeloopen had zou jé volgens de voorschriften onmiddellijk in. het hospitaal zijn opgenomen, al was het alleen maar om te verhinderen dat je je gezonde kameraden besmetten zou."

„Daar heb je het nou weer. Niemand wil gelooven dat ik ziek ben."

„Maar ik ben geen militair, wat voor belang zou ik er nu bij kunnen hebben om je te bedriegen? Van den militairen dokter zou je, ten onrechte trouwens, nog kunnen denken, dat hij orders heeft om zoo weinig mogehjk jongens aan den dienst te onttrekken. Maar zulke orders heb ik in ieder geval niet. Ik sta buiten militair - verband."

Zijn gezicht klaart op.

„Denkt u dus heusch, dat ik niets mankeer, dominé ? " „Dat weet ik wel zeker, anders zouden ze je ook niet naar de provoost sturen. Denk je soms dat ze graag willen dat je je medegevangenen ook aansteekt? "

„Maar wat moet ik dan nu doen, dominé? "

„Zoodra je aankomt dadehjk naar den aalmoezenier vragen in Pekalongan en hem het heele verhaal vertellen. Die kan er dan met den auditeur militair over spreken, dat je vanwege ingebeelde weigering om jouw ingebeelde kwaal te behandelen hebt gestaakt. Dat zal zeker in rekening worden gebracht bij het vonnis. En zelf ook bij het verhoor alles eerlijk opbiechten."

Een dag later heb ik te Pekalongan den aalmoezenier daar op de hoogte gesteld van het geval.

Waarom ik dit voorval vertel? In de eerste plaats, omdat ik een zoo getrouw mogehjk relaas wil doen van wat ik op deze reis beleefde. Vervolgens ook omdat dit een typeerend geval is van de gevolgen van een misstap als de onderhavige., Eerder sprak ik van eigen gemeente iemand, die inderdaad „wat opgeloopen" had. Na verloop van tijd had de dokter hem genezen verklaard, maar hij wilde het niet gelooven. Hij bleef nog maanden lang rond loopen met het idee fixe, dat hij niet genezen was, dat de dokter maar wat zei. Hij klaagde mij zijn nood dat hij nooit meer geschikt zou zijn voor een eerlijk huwelijk. Na ingewonnen inlichtingen kon ik hem het tegendeel verzekeren, maar het duurde maanden eer hij werkelijk geloofde beter te zijn. Naar mij werd meegedeeld heeft •hij er zijn verloving voor dien tijd nog om verbroken.

Ik kan wel zeggen dat er verhoudingsgewijs niet veel van onze mannen zich vergeten met een kampongvrouw. Anderzijds zal wel niemand, die de eenzaamheid van de rimboe niet kent, en niet weet wat het zeggen wil juist van geestelijke gemeenschap met geloofsgenooten verstoken te zijn midden in de jungle, kunnen verstaan hoe ook onze jongens soms tot dit kwaad komen. Woorden als „eenzaamheid", „jungle", „rimboe" blijven klanken, zoolang je er niet midden in gezeten hebt. Daarbij komt, dat de verboden vrucht je hier op een presenteerblaadje wordt aangeboden.

Nu moet echter elke gedachte gebannen, dat het vallen in deze zonde een onvermijdelijkheid zou zijn. Ook velen, die naar een andere dan de christelijke zedeleer zich richten, komen nimmer tot deze daden. Het geloof in Christus en Diens heiligmakenden Geest is ook hier de weg waarlangs we Gods beloften van levensvernieuwing en volharding in Zijn wegen vervuld zien worden.

Daarom is er ook geen enkele reden voor verwanten van militairen, die ia Indië zijn, om zich ongerust te maken als ze dit lezen. Maar wel moge het bovenstaande er 'toe bijdragen, om het pleiten op Gods bewaringsbeloften te verdiepen.

Ik moge er nog aan toevoegen, dat een eerlijk gesprek met onze mannen over deze dingen voor zij vertrekken onder Gods zegen zooveel kan voorkomen. De onkundigen vallen het eerst. Ons christenvolk late de voorlichting over deze zaken toch niet aan de legerleiding over. Niet dat ik van die vooriichting kwaad wil zeggen.

Maar wat in het leger wordt meegedeeld zij toch hoogstens onontbeerlijke aanvulling in technische kennis, van een positieve opvoeding in het gezin, en die beginne lang voordat de militaire dienst in 't zicht komt.

komt. J. P. v. d. STOEL Jr.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 22 oktober 1949

De Reformatie | 8 Pagina's

Op verstrooidenreis

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 22 oktober 1949

De Reformatie | 8 Pagina's