GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Geen wit en geen zwart

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Geen wit en geen zwart

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

(slot)

Het moge op het eerste gezicht lijken dat ds Vr.'s voorstelling over ware en valsche kerk niet zoo verwerpelijk is, die voorstelling is toch niet houdbaar op grond van de feiten. Het zal trouwens niemand ontgaan zijn, dat zelfs een schijn van bewijs, tot staving van hetgeen beweerd werd, ontbreekt. De Schrift blijft hermetisch gesloten, terwijl ook niet wordt gepoogd, met behulp van de redactie der betreffende artikelen, het goed recht der historische verklaring tenminste aanvaardbaar te maken.

Tot bewijs van mijn verwerping dezer voorstellingnoem ik het volgende.

I. In zijn geschrift: „De aanbieding van de Nederlandsche Geloofsbelijdenis aan den koning van Spanje in 1561" 1) schrijft dr J. C. H. de Pater: „Juist om eens en voorgoed te doen uitkomen, hoe ver de Calvinisten in de Nederlanden verwijderd waren van de Wederdoopers^ had Guido de Brés de opstelling van oe Geloofsbelijdenis ter hand genomen" (a.w., p. 12). Daarin lees ik ook: „Het openlijk verzet tegen de overheid zou de Calvinisten op één lijn brengen met de Wederdoopers en er was geen secte, waarvan de predikant een hartgrondiger afkeer had dan van deze" (a.w., p. 11).

(a.w., p. 11). Men zou dus ook, historisch interpreteerend, kunnen zeggen, dat de belijdenis op dit punt een uitspraak deed in het conflict met de Wederdoopers. Een gedachte die wellicht t.a.v. art. 33 vruchtbaar zou kunnen werken!!

n. In „De Nederlandsche Belijdenisgeschriften", ^) een werk, samengesteld'door prof. dr J. N. Bakhuizen van den Brink, is naast den Franschen tekst van onze geloofsbelijdenis afgedrul'.t de, eveneens Prananhe, tekst van de z.g.n. Confessio Galücana, die dateert van 1559. (De onze van 1561). In art. 28 van deze Confessio Gallicana worden met name de pauselijke vergaderingen verworpen ^); in ons art. 29, dat daarmee gedeeltelijk overeenkomt, wordt echter met geen woord naar Rome verwezen. Van deze Conf. Gall, zegt de schrijver: „ welker inhoud men moet kennen om een juiste waardeering der Nederlandsche te kunnen verkrijgen" (a.w., p. 39).

Dat art. 28 spreekt ook nog over den Doop, bediend in de Roomsohe kerk, en zegt daarvan, dat, aangezien de kracht en de waarheid van den Doop niet afhangen van degeen die den Doop bedient, degenen die in die kerk gedoopt zijn geen tweeden Dwop noodig hebben. Vanwege de „corruptions" die er zijn, kan men er de kinderen niet aanbieden zonder zich te bevlekken.

Daartegenover staat, dat het eerste deel van ons art. 29 te vergelijken valt met art. 27 van de Conf. Gall.; er is hier frappante, in sommige zinsdeelen zelfs letterlijke, overeenkomst. Dat geldt trouwens voor vele andere artikelen evenzeer.

Dat moet toch leiden tot de conclusie, dat de Brés bewust heeft willen vermijden zich in zijn formuleering te binden aan één bepaalden verschijningsvorm van de valsche kerk. Slechts in één geval in de artn. 27—29 is te merken in welke situatie de Brés de belijdenis opstelde, nl. in het slot van art. 28. De Brés zegt immers, dat het de taak is der geloovigen zich te voegen bij „deze heilige vergadering", ook in dat geval, dat de Magistraten en plakkaten der prinsen daar tegen waren etc. M.a.w. dat moet onder alle omstandigheden.

in. Dat de Brés zeer beslist een exclusieven afweer van Rome heeft willen vermijden, bewijst — ten overvloede — de redactie der artikelen.

Art. 27 spreekt immers over de 7000 onder Achab, die hun knieën voor Baal niet gebogen hebben. In art. 29 kan iedereen lezen: „aangezien alle secten, die heden ten dage in de wereld zijn, zich met den naam der Kerk bedekken". En wat verder: „maar wij zeggen, dat men het lichaam en de gemeenschap der ware Kerk onderscheiden zal van alle secten, welke zeggen, dat zij de Kerk zijn".

Het gaat dus om „geloofsgemeenschappen", die zich aandienen als Kerk, maar, naar het oordeel van de Brés, niet anders dan secten zijn. Hij ziet niet slechts Rome en eventueel de Wederdoopers, hij spreekt over „alle secten"; dat zijn er dus niet weinig. Een merkwaardige omschrijving als de Brés alleen maar de pretentie van Rome had willen afwijzen.

IV. Bij den Franschen tekst van de N.G.B, zijn ook Schriftplaatsen vermeld. Het is niet noodig ze alle te vermelden; een paar moet ik toch noemen. Bij art. 28 staan o.m. opgegeven: and. 4 : 17, waarin het conflict tusschen ware en valsche kerk scherp tot uitdrukking komt en dat ondanks de niet te loochenen teekenen (vs 16); Hand. 17 : 7, toonend de kwade practijken der valsche kerk; Hand. 18:13, idem; Openb. 17 : 2, over de groote hoer.

Bij art. 29 o.m.: penb. 2 : 9, de Joden een synagoge des satans; voorts Rom. 9:6; 2 Tim. 2:18—20; Efeze 2 : 20; Gal. 1 : 8; Joh. 8 : 47; 10 : 14; 17 : 20. Nu liet ik de genoemde plaatsen uit het O.T. nog maar geheel buiten beschouwing. Deze tekstplaatsen toonen voldoende aan dat de Brés uit de Schrift geleerd heeft dat er een ware kerk is en wat haar toekomst is. En hij heeft ook geweten dat tot den jongsten dag toe die kerk zal vervolgd worden en uiteindeUjk verhinderd worden haar publieken eeredienst uit te oefenen, Openb. 11 : 1—13. En daarom ook is het zoo ontzaglijk belangrijk te weten waar de ware kerk vergadert. In Hand. 2 wordt door Christus zelf openlijk betuigd waar Hij Zijn Kerk vergadert, niet in de „officieele" kerk. Men herleze de Pinkster-meditatie van prof. Holwerda in dit blad. Na het verhoor van Petrus en Johannes voor den Raad, bad de gansche gemeente en zie, weer het duidelijke teeken, dat Christus daar Zijn Kerk vergaderde.

De belijdenis durft het wel aan, getrouw dé Schrift nasprekend, te zeggen waar óf valsch, wit óf zwart. En door het Woord Gods „kan men zekerlijk de ware Kerk kennen".

Nu geloof ik wel, dat niet iedereen even gemakkelijk terugkeert tot de eenvoudige taal der belijdenis. In de jaren vlak voor den oorlog was de hoogste wijsheid die me op de J.V. werd ingelepgld: de Gereformeerde Kerken de meest zuivere openbaring van het Lichaam van Christus. Dat kon ook zeer gemakkelijk: de belijdenis leerden we lezen door een bril van „gangbare meeningen", we leerden echter niet nauwkeurig na te gaan dat, wat we beleden, aldus door de Schrift geleerd werd. En dat tekort gaat zich vandaag bloedig wreken. Want velen hebben er dagelijks moeite mee in alles wat over de belijdenis wordt beweerd „Wahrheit imd Dichtung" te onderscheiden. Als men maar weer eens getrouw de Schrift ging bestudeeren en controleeren of de belijdenis wel waarlijk' in élken zin conform de Schrift is. Dat is geen onmogelijke eisch: de Schrift is niet voor een select gezelschap van theologen en theologanten, maar voor U en voor mij, en evenzoo de belijdenis.

Als de geloovigen maar weer eens begonnen met den Heidelberger te leeren, met alle aangegeven Schriftplaatsen erbij, dan zou de winst al enorm zijn. Heel wat dusgenaamde „problemen" zouden als sneeuw voor de zon verdwijnen. En wat een kracht voor het persoonlijk geloofsleven.

Voor de kinderen zou die leering niet minder nuttig zijn, ook voor de toekomst. Want wie weet hoe lang wij nog de weelde hebben van publieken eeredienst, ambtelijken arbeid en catechetisch onderricht? De antichrisi; zit Misschien eerder op zijn troon dan wij, ongeloovig-naief, dikwijls denken.

Ên aldus verrijkt in kennis zouden allerlei beschouwingen en theorieën niet langer meer door enkelen behoeven weerlegd te worden. En dat zou beteekenen, dat „De Reformatie" weer eens zijn ondertitel kon waar maken. De ontwikkeling van het gereformeerde leven is maar traag, noodgedwongen. Want er moet hard gestreden worden om te behouden wat wij hebben, temeer waar er velen zijn, die zich in volle overtuiging Gereformeerd noemen, die pogen ons te doen verliezen hetgeen wij hebben of weer verkregen hebmen sinds de vrijmaking.

Al mag ds Vreugdenhir dan nog zoo goed-bedoelend zijn, ik zie hem toch assisteeren bij die pogingen. Met zijn verhaspeling van de belijdenistaal zal hij zijn strijd tegen den wereldraad niet lang kunnen volhoviden; opportunisme kan in den strijd der geesten nooit lang stand houden.

Ik ben echter belangstellend te vernemen, hoe hij de juistheid van zijn standpunt der pluriformiteit denkt te b e w ij z e n. (Wat mij betreft mag hij zijn bewijsvoering leveren in „De Reformatie", opdat eeu ieder kan meeleven).

Helaas moet ik vreezen negatie van de uitgebrachte bezwaren of omzeilen van de essentieele punten.

Ik zing graag IN en MET de Kerk van onzen Heere Jezus Christus: Nu stap ik RUSTIG aan, 'k betreed een effen baan.

Maar steeds wordt de rust wreed verstoord, want velen staan langs den weg om er hun obstakels op te werpen en mij, geestelijk, den nek te doen breken.

Maar: 'k zal Hem met blijde klanken, in Zijn VER-GAAD'RING danken, wanneer Zijn gunst mij heeft gered, en mdj heeft geleerd: het is toch WIT of ZWART.

Maracaibo (Venezuela).


1) Uitgave Uitg. Onderneming Reformatorische Stemmen, 's-Graveuhage-Rotterdam.

-) Uitgave Uitg.-Mij. Holland, Amsterdam, 1940.

3) „Pourtant nous condamnons les assemblees de la Papaute, veu que la pure verite de Dieu en est bannie, esquelles les Sacremens sont eorrompus, abastardiz, falsifiez, OU aneantiz du tout, et esquelles toutes supersti.tions et idolatries ont la vogue. Nous tenons donques que tous ceux qui s'y meslent en telz actes et y communiquent, se separent et retranchent du corps de lesus Christ". A.W., p. 116, 118.

4) „Toutesfois pource qu'il Veste encore quelque petite • trace d'Eglise en la Papaute, et mesme que la substance du Baptesme y est demeuree: ioinct que l'efficace et vertu du Baptesme ne despend de celuy qui l'adminlstre, nous confessons ceux qui y sent baptisez n'avoir besoing d'un second baptesme. Cependant a cause des corruptions qui y sont, on n'y peut presenter les enfans sans se polluer". A.W., p. 118.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 10 december 1949

De Reformatie | 8 Pagina's

Geen wit en geen zwart

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 10 december 1949

De Reformatie | 8 Pagina's