GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Een brief aan ,,samensprekingsdeputaten"

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een brief aan ,,samensprekingsdeputaten"

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Van den heer J. J. Bade, Lindenlaan 1, Sneek, ontving ik „afschrift van een schrijven" door hem toegezonden aan „Deputaten voor Samensprekiug" (van synodale zijde) „met het beleefd verzoek het in „De Reformatie" te doen opnemen. Indien U oordeelt, dat het schrijven in alles „ad rem" is en U opname ervan dienstig acht".

Hieronder volgt het stuk (men ziet, dat inzender niet tot onze kerk behoort):

Sneek, 23 Juni 1950.

Aan De Deputaten voor Samenspreking, p./a, den WelEerw. Heer Ds J. van Herksen, te Ermelo.

Hooggeachte Heren en Broeders,

Daar ik als lid ener Gereformeerde kerk geïnteresseerd moet zijn en ben In onze kerkelijke geschillen en mij uit eigen ervaring bekend is dat wel-gefuudeerde bezwaarschriften, bij „mijn" Kerkeraad of een meerdere vergadering Ingediend geen effect sorteren, zij het mij vergund mij met betrekking tot bedoelde geschillen, en wel in verband met het „Antwoord namens de Deputaten voor Samenspreking", ondertekend door de voorzitter Ds P. N. Kruyswijk van Amsterdam en de scriba ds J. van Herksen van Ermelo, en gepubliceerd in no 38 van 9 Juni 1.1. van „Waarheid en Eenheid", het navolgende onder Uw aandacht te brengen.

Ik heb mij ten zeerste verbaasd over in genoemd stuk vermelde „vraag I", als wel over het door U daarop gegeven antwoord.

De „paar broeders", die deze vraag „formuleerden" hebben dat, zoals m.l. voor leder kerklid duidelijk kan zijn geheel verkeerd gedaan.

De vraag of de Gereformeerde Kerken (nog) aan de leer der veronderstelde wedergeboorte binden als grond voor de doop is niet in geding en is nooit in geding geweest.

De „binding" betrof immers de formule van 1905/42: houden voor wedergeboren en in Christus geheiligd totdat ".

Van enigerlei „grond voor de doop" was in'deze formule noch ook in de binding daaraan gans geen sprake. Dat is voor leder duidelijk, die lezen kan en Nederlands verstaat.

De „vragers" hadden ook wel kunnen „vragen": „Binden de Geref. Kerken nog aan de leer van de pluriformiteit der kerk als grond voor de doop", of wel: , , Binden de Geref. Kerken nog aan de leer der veronderstelde wedergeboorte als grond voor het verbond der genade? "

Die toevoeging „als grond voor de doop", door de , , vra-. gers" argeloos of wel listig gedaan, moet dan ook in de „formulering" (oh die formules!) vervallen als helemaal niet ter zake dienende en de vraag moet eenvoudig luiden: „Binden de Geref. Kerken nog aan de leer der veronderstelde wedergeboorte? "

Het verbaast en bedroeft mij dan ook ten zeerste dat „Deputaten ad hoc" de onjuist geformuleerde vraag zo maar met neen beantwoorden, zonder er attent op te maken, dat de vraag zoals ze geformuleerd werd, niet deugt.

Iemand, die vragen beantwoordt en zodoende het kerkvolk wil onderwijzen, dient toch te beginnen met een verkeerd geformuleerde vraag „recht te zetten", wetende, dat het niet mogelijk is op een, onjuiste vraag een ter zake dienend ajitwoord te geven.

Doordat U een vraag beantwoordt, die helemaal niet ter zake dient, en zodoende vermijdt een antwoord te geven op de vraag, de grote allesbeheersende vraag in het kerkelijk geding, of de Geref. Kerken binden aan de leer der veronderstelde wedergeboorte, lichten „Deputaten ad hoc" de „vragers" en vervolgens ons allen als kerkleden verkeerd in.

De vraag is misleidend en het door „Deputaten ad hoc" gegeven antwoord evenzeer. En een „gewoon" kerklid moet noodzakelijk vermoeden, dat deze misleiding door de „antwoorders" opzettelijk geschiedt.

Tenzij men moet aannemen dat „deputaten ad hoc" met de formule 1905/1942 enz. niet op de hoogte zijn!! Genoemde deputaten moeten weten, evenals 'wfl, leden der kerk, dat allemaal weten, dat de „binding" betrof en betreft „de leer der veronderstelde wedergeboorte", pu\f en simpel en NIET die leer als gprond voor de doop.

Elk kerklid kan immers weten: „ houden voor wedergeboren en in Christus geheiligd, totdat " = de formule 1905/42 = de „vervangtngsformule" (waarvan de inhoud zakelijk gelijk is aan die van de formule 1905/ 42) = de veronderstelde wedergeboorte. De „binding" betrof de formiüe 1905/42, betrof de leer der veronderstelde wedergeboorte. Vele ambtsdragers aanvaardden die „binding" niet, omdat ze op grond van Gods Woord en beUjdenis bezwaar hadden tegen de leer der veronderstelde wedergeboorte.

Talloze bezwaarschriften betroffen de leer der veronderstelde wedergeboorte. Noch aan ambtsdragers, die voor schorsing „In aanmerking" kwamen, noch aan broeders en zusters, die bezwaarschriften indienden, werd ooit meegedeeld, dat ze dwaalden en dat de „binding" NIET betrof de leer der veronderstelde wedergeboorte.

Door de synode werd bepaald, dat in de Geref. Kerken niets mocht worden geleerd, dat niet volkomen In overeenstemming was met de inhoud van de formule 1905/42, alzo met de leer der veronderstelde wedergeboorte. Die leer is door de synode aan de kerken opgelegd, en da, araan zijn onze ambtsdragers gebonden door de „binding".

Onze kerken (door hun synode) kunnen met deze binding één v£m tweeën doen: óf ze handhaven, óf ze - intrekken. Aangezien ze tot dusver niet ingetrokken is, is ze nog steeds van kracht.

En het Is vreselijk misleidend en onwaarachtig van de „Deputaten ad hoc" om dat niet duidelijk te zeggen.

Ik kan het niet anders zien of deze misleiding geschiedt opzettelijk, om de „binding" te camoufleren, weg te moffelen, of , , in de mist te zetten", hoe men het maar noemen wil, en wel met de bedoeling om langs een nlet-„kerkelijke weg" broeders en zusters uit de „vrijgemaakte" kerken te lokken.

Zo maken de „Deputaten ad hoc" en de synode in - wier naam ze spreken, door deze misleiding de verwording In onze kerken en de bittere droefheid daarover bij vele bezwaarden In onze kerken steeds groter; groter ook de overtuiging van de leden der Gereformeerde Kerken onderhoudende art. 31, dat ze de juiste weg bewandeld hebben; groter ook de kloof, die belde kerken-groepen gescheiden houdt.

Het recht wordt gebogen en ook de waarheid struikelt op de straten. Maar onze Here is In de hemel. Zijn oogleden proeven de mensenkinderen, „proeven ook leerbeslissingen, de „binding" en de misleidende voorlichting van synodes en „deputaten ad hoc".

Tussen twee haakjes: ik behoor tot de „oudere garde", heb sedert 1905 kerkelijk „meegeleefd"; weet, dat de leer der veronderstelde wedergeboorte van 1905 tot 1942 nooit en nergens als bindend werd beschouwd, en nooit en nergens feitelijk bindend is geweest; dat op dezelfde kansel in dezelfde tijd door de ene predikant de „leer" van Helenlus de Cock en door de andere predikant van die gemeente de „leer" van Kuyper inzake de doop werd verkondigd en dat beide verbondsopvattingen naast elkaar werden geduld.

Trouwens, Indien de Inhoud van de formule van 1905 altijd al bindend was geweest, zou het voor de synode van 1942 overbodig zijn geweest ze toen bindend te maken. Geen enkele synode heeft de leer der Drieëenheid of enige andere „leer" bindend verklaard, eenvoudig omdat ze bindend is.

Arme Gereformeerde Kerken!

Hoe worden ze verlost uit het warnet van „formules", „pimten", „verklaringen" en bedrieglijke voorlichting?

Laat ons wederkeren tot de Here, tot waarheid en gerechtigheid.

Wij, of liever onze kerkelijke „leidslleden", onze synodes, scheppen de nioeilijkheden zelf en gaan rustig voort met ze te vermeerderen in verblindheid en verharding der harten.

Er is slechts één en wel een zeer eenvoudig middel om onze kerken te , , redden": wij moeten ons bekeren. Onze „leidslleden", die het spoor bijster zijn, moeten op de knieën.

Onze synodes moeten zich verootmoedigen en schuld belijden, officieel en in het openbaar, ten aanschouwe en ten aanhore van christenen en , , wereld", zoals een synode van de Christelijk Afgescheiden Gereformeerde Kerk een honderd jaar geleden deed, en zodoende een waarachtig christelijk glorieus hoofdstuk toevoegen aan de geschiedenis van de Christelijke Kerk in Nederland. Al 100 jaar lang wordt (door Gods genade!) in onze kerken gepreekt: belijdt uw zonden; - , , wie zijn zonden belijdt en laat, zal barmhartigheid geschieden".

Die prediking moet concreet worden , , toegepast"; hier en nu; in de vergadering der kerken, met betrekking tot , .binding" en tuchtmaatregelen. Wij zijn „van 't heilspoor afgegleên"; wij hebben gebonden waar God niet bond; wij hebben ambtsdragers geschorst, die door den Koning der Kerk zelf in het ambt waren gesteld en zich in leer èn leven niet hadden misgaan; aan wier schorsing geen langdurige en herhaalde kerkelijke vermaning was voorafgegaan en wier bezwaren tegen de binding aan de leer der veronderstelde wedergeboorte, op grond van Schrift en Belijdenis Ingebracht, niet werden en niet kouden worden weerlegd op grond van Schrift en Belijdenis; - wiJ hebben zodoende de Koning der Kerk in ZQn Koningsschap zelf miskend.

Maar tot dusverre hebben wij het niet willen doen; 'wij hebben de moed, de geloofsmoed daartoe tot heden niet kunnen opbrengen. WIJ willen alles wel doen: „bflzondere" synodes houden, ons in duizend bochten wringen, de verwarring en verwikkeling, wanbegrip, verwijdering en verbittering steeds groter maken, maar twee zaken zijn er, die wij alleen moeten doen en die wij volstandig weigeren te doen: wij weigeren te bekennen, dat 'wij hebben gebonden aan een leer, waaraan Gods Woord niet bindt; en dat wij de Here Christus, als Koning der Kerk, in zijn Konlngsrecht en Koningsmacht over zgn Kerk door de kerkelijke „vervolging" van door Hem in hun ambt gestelde dienaren, hebben miskend.

Wie is te hoog om laag te knielen?

Neen, geen „knieval doen voor Schilder". Dat is een vinding van de Duivel.

Maar knielen voor onze Koning en dan opstaan en ons bevrijden uit de poel van tyrannle en misleiding. En dan? Dan zal de Here onze Kerken „genade en ere" geven want Hij is zeer goedertieren.

Ik moge ook nog iets opmerken over de „samenspreking".

De synode van Den Haag heeft zich tot „samenspreking" bereid verklaard.

Was dat echt gemeend?

Ik geloof het niet.

Men had toch de samenspreking in „de kerkelijke weg" (wij stonden immers voor en na op het volgen van de kerkelijke weg!) voor heit grijpen.

De Deputaten der synode van de Geref. Kerken, onderhoudende art. 31 K.O., waren immers tot samenspreking bereid, mits deze werd voorafgegaan door een samenkomst, waarin wederzijds vijf vragen met ja of neen zouden worden beantwoord.

Welnu, waarom aanvaardde onze synode dat niet? Het beantwoorden van vragen met ja of neen, is toch geen zonde! Een onzer synodes heeft toch ook van professor Schilder geëischt enige vragen met ja of neen te beantwoorden !

Onze synode is op dat voorstel niet ingegaan, heeft het niet ter sprake gebracht, nog minder meegedeeld aan bedoelde deputaten dat beantwoording van vragen met ja of neen in strijd zou zijn met Gods Woord of de belijdenisschriften! Onze synode vrist terdege, dat deze beantwoording van vijf vragen met ja of neen door „de andere zijde" als voorwaarde was gesteld om te komen tot samenspreking. Door deze voorwaarde niet te aanvaarden maakte onze synode dus inderdaad samenspreking onmogelijk en bewees ze, dat ze geen samenspreking wilde.

Haar betuiging, dat ze tot samenspreking bereid was, was dus in strijd met de werkelijkheid en was weer een nieuwe misleiding van het kerkvolk; een misleiding, die geschiedde onder aanroeping van Gods Naam en psalmgezang!

Ook in dezen moeten wij ons bekeren door , , om te keren" en alsnog te verklaren en aan de Gereformeerde Kerken onderhoudende art. 31 K.O. te berichten, dat er generlei bezwaar bestaat onzerzijds tegen een samenkomst waarin vijf vragen, wederzijds gedaan door de andere „partij" met ja of neen worden beantwoord. Met hoogachting en heilbede,

J. J. BADE.

Tot zoover afschrift van den brief. Ik moge daaraan volgende opmerkingen verbinden:

a) Ook wij hebben altijd erop gewezen, dat een „leer" nooit direct is opgelegd, en door niemand in eerster instantie is in geding gebracht. Men kan van een , , leer" alles eh nog wat maken; en niemand heeft nog ooit consequent een in alles doorgedachte „leer" met alle consequenties zijn leven lang „geleerd". Achter de formules van 1944 kunnen immers allerlei „leeringen" liggen: wedergeboorteleer, kerkleer, sacramentsleer, verbondsleer. Duizendmaal repeteerden wij: vnj zijn gevraagd, binnen 14 dagen te berichten, of wij beloofden, niets te zullen leeren, dat niet met bepaalde FORMULES volkomen overeenstemde. Om ons néén op DIE vraag zijn we geschorst en afgezet. Elk gesprek over een „leer" is misleidend. En maakt de scheiding • tusschen de synodocratie en degenen die niet dom zijn, en die voorts dien eisch verkeerd achten, grooter. De „binding" betrof dus onder andere die ééne FORMULE. Moeten we soms ook nog zoeken naar dè mogelijke soorten van , , leer" die achter de vijftien andere formules liggen kunnen, en dan verzekeren, dat dédraan al of niet gebonden is? Bij de feiten blijven! Inzender heeft gelijk, als hij dat verklaart.

2) Overigens krijgt de onderstelde wedergeboorte aV'5 grond voor den doop wèl beteekenls bij de doopvraag. Wie „in Christus geheiligd" opvat naar 1905—1942—1944, en bij de doopvraag het woordje „daarom" hoort gebruiken, krijgt dus d& & r met die , , leer" te doen. De binding van de ambtsdragers om dat , , geheiligd" aan te dienen naar synodale Inzichten, als naar goddelijke openbaring, werd dus meteen een binding van de ouders, om nu deze leer ook als bindend te aanvaarden bij den doop van hun kind. Vandaar dat wie het er niet mee eens kon zijn, noch zijn kind kon laten doopen, noch bij zoo'n doop stilzwijgend mee kon toezien, en openlijk mee kon danken; leder die in de bank zit, wéét, dat die woorden in den mond van dien dominee op den preekstoel, die voor ons geen plaats heeft, dat en dat beteekeuen; en dat bij het „wij" „danken U" (uit het gebed na den doop) hijzelf, die in de bank zit, openlijk wordt verklaard ermee in te stemmen, wat trouwens ook duidelijk gezegd Is.

3) Daarom blijft een samenleving met alle ultgestooten ambtsdragers, en met die doopouders, die alleen maar „ja" kunnen zeggen op een niet naar de bindende interpretatie van 1944 gestelde doopvraag, de eerste eisch, en de eenige weg tot hereeniging. Als alle leden, die zien, dat hiërarchie aan Gods kinderen nimmer. opgelegd is, zich hadden gehouden aan hun eenvoudige rechten, dan ware de hereeniging die er in 1944 e.v. geweest is, nog grooter van omvang geweest. Ze staat nog eiken dag open, en is ook lederen dag eisch. Maar die hereeniging noemt men nog altijd scheurmaking. Wij noemen scheurmaking het opleggen en het accepteeren en meespreken en mee-opleggen vaji door God niet toegestane normen, met onmiddellijk effect van onthouding van ambtelijke toelating dergenen die waken voor de rechten van de kudde tegenover niet-eens-herders, zooals een synode, die geen opperkerkeraad is. ,

K. S.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 15 juli 1950

De Reformatie | 8 Pagina's

Een brief aan ,,samensprekingsdeputaten

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 15 juli 1950

De Reformatie | 8 Pagina's