GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Studie der oudheid in dienst der kerk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Studie der oudheid in dienst der kerk

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

(IV)

Wij kunnen het afvallige denken van de Oudheid niet genoeg onder de loupe nemen. Het toont onverholen wat in de ontwikkeling van het Christendom soms meer openbaar, meestal zeer geraffineerd verborgen, het zuivere Woord Gods heeft tegengehouden en vergiftigd, vaak onder den schoenen schijn van bizondere vroomheid. Om tot reformatie te komen en aan de reformatie voort te werken dient men de geesten te kunnen onderscheiden.

Daarin gaat de Schrift ons trouwens voor. Paulus heeft heel zijn leven door met het Hellenistisch denken geworsteld, dat hem in zijn tijd met den paplepel was ingegeven. De Sadduceën hadden openlijk en onbeschroomd zich aan het Hellenistisch denken overgegeven, in zooverre zij de leer der vaderen, en ooiJ het Oude Testament zelf meenden te mogen bekijken met de typisch-critische oogen van de Grieksche wijsbegeerte. Voor hun rechterstoel ging de Schrift als bij een inspectie voorbij, en zij keurden en kozen. De Farizeërs maken op het eerste gezicht een bizonder nationaal-Joodschen indruk. Zij doen de werken der wet, zij eeren Mozes, zij verwachten den Messias, die het volk zal verlossen van zijn vijanden. Maar de Heere Jezus verwijt hun, dat zij het oordeel der barmhartigheid achterwege laten en de toegewijde liefde tot God (Luc. 11 : 42). Hij verkondigt in de plaats van hun verbeten demagogie-tot-wetswerken, waardoor zii de komst van den Messias van God den Vader wilden afdwingen, de barmhartigheid en de genade der schuldvergeving. Juist dat brengt hen tot vertwijfehng: Als de scharen naar Hem luisteren, komt de gehoopte heilsstaat nimmer!" Zijn leer ontzenuwt de nationale krachtsinspanning!

Vallen hier geen specifiek-Stoïsche trekken te bespeuren? Ook in hun verachting van de schare die de wet niet kent ? En speciaal in de uiteindeUjke vermoording van den Vorst des Levens? Welnu, Paulus was zoo'n Farizeër geweest, hij kende hun zonden uit eigen ervaring. Wie heeft als hij getoornd tegen hun wetsbeschouwing, hun verachting van den naaste? Ook te Lystra en Athene heeft Paulus zich met hand en tand tegen de Hellenistische religiositeit verzet, en klaar de Schrift doen spreken.

Denkt U verder eens aan zijn menigvuldige polemiek tegen de in zijn tijd gangbare opvattingen van vleesch en geest. Hoe duidelijk laat hij uitkomen, dat de werken des vleesches niet beperkt zijn tot die van — laten we zeggen — het lichaam, maar dat zij wel ter dege ook die van den geest omvatten: jaloezie, haat, toom, dwaling. Maar de werken, die daar tegesiover staan, diè zijn des Geestes met een hoofdletter, van den Heiligen Geest, onafhankelijk van het al of niet wijsgeerig geschoold zijn van den mensch. En dat zijn visie ook wel degelijk als totaal vernietigend voor de toenmalige cultuur werd aangezien, toont duidelijk de tegenstand, dien hij overal ontmoette, naast de verbitterde haat bij de Joden, de verachting bij de Grieken.

Nu is een speciale coïncidentie, dat onze tijd op dien van het Hellenisme geUjkt en gelijken gaat als twee druppels water. En dat het Hellenistisch denken de wereld stormenderhand verovert. De historische factoren zijn nagenoeg analoog.

Het Hellenisme ontplooide zich, toen de typischnationale eigenaardigheid van de polis versmolt door eigen verval en het wegvallen der landsgrenzen. Daar behoefden Philippus en Alexander van Macedonië niet aan te pas te komen eigenlijk. Dat waren hoogstens de puinruimers, die hier en daar nog eens een genadeslag gaven aan wat nog nationaal geluid gaf. Reeds lang was de overheid als zoodanig van haar hoogheid beroofd, zoo zij die ooit had bezeten. Standen waren verworden tot elkaar bestrijdende klassen. Door al de onderlinge oorlogjes was de nationale zelfstandigheid een fictie geworden. Mannen als Diogenes in den ton hadden den wind mee: wereldburgers voelde men zich na het absolute falen van een oorspronkelijk nationaal bedoelde democratie. Aristoteles mocht nog leeren, dat dè tegenstelling was Grieken en barbaren, zijn leerling Alexander maakte met deze studeerkamertheorieën korte metten. En de diadochen stampten er bij de gewone menschen wel uit wat er nog aan belangstelling bestond voor een eigen nationaal leven. Déze weldadige heeren lieten zich goed in de kaart kijken. Bovendien behoorde men den eenen dag tot het rijk van dezen, den anderen dag tot dat van dien. De huurlegers vormden den schrik van de bevolking. Dit moest natuurlijk vervlakkend werken op religie en moraal, zoo nauw betrokken bij het nationale bestaan. Het eenige wat de menschen in hun dagelijksoh bestaan interesseerde was door den tijd te komen, hos het economisch te bolwerken. „Veilig was slechts", schrijft Vollenhoven, „wat men onder zijn onmiddellijk bereik had: zijn activiteit, zijn verstand, en liefst zijn spoedig te verteren geld". Het is toch waarlijk geen wonder, dat in deze totaal als zoodanig geruïneerde wereld b.v. het systeem van Zeno den Stoïcijn wordt gebrouwen en dat het wijd en zijd blijkt aan te sluiten bij de behoeften van den tijd. Daar ligt immers de gezochte veiligheid: de onverstoorbaarheid en onaandoenlijkheid van het individu tegenover alle stormen van het lot. Een staat, die zich baseert op een algemeen natuurrecht, zonder historische en nationale „vooroordeelen", één groote wereldstaat.

Zeno schrijft: „Wij moeten niet gescheiden leven in staten als aparte volken, die ieder hun aparte rechten hebben, maar wij moeten gelooven, dat alle menschen onze volksgenooten en medeburgers zijn; er moet maar één levensvorm en één staatsorde zijn". Over den cultus: „Men behoeft geen heiligdommen op te bouwen, want een heiligdom heeft niet veel waarde en men mag het niet beschouwen als een uitdrukking van vroomheid. Niet wijgeschenken zijn het sieraad van een stad, maar de deugd van haar bewoners". Over het huwelijk: „De vrouwen behooren gemeenschappelijk bezit van de wijzen te zijn, zoodat ieder maar telkens kan wonen bij wie hij maar wil".

In deze drie citaten spreekt zich duidelijk uit de begeerte om radicaal met alle gemeenschapsbanden te breken. Noch die van 't leven in den staat, en daarmee verbonden de rechtsgemeenschap; noch die van de verbondenheid aan den plaatselijken eeredienst: aan eigen zeden en gewoonten, noch ook die aan het gezinsleven. Het zijn allemaal „open" verbanden geworden, onbeschermd, omdat geen wetten meer gelden. Deze verbanden staan buiten de wet. Aan de wet Gods is men reeds geheel ontgroeid. En de wetten, die men tot dusver min of meer gehoorzaamde, eerbiedigde men reeds lang niet meer. Zelfs Heraclitus, van eeuwen terug, die nog had aanbevolen voor de wet te strijden als voor een stadsmuur, ging uit van de stelling, dat de wet tenslotte de voorloopige uitdrukking

was van het resultaat van den strijd der partijen. En nu is men radioaal geworden: geen partijen meer, dan ook geen wetten meer, behalve die worden opgedrongen door den despoot. En daarmee 2ajn de verbanden, dis er nog bestonden, open gestooten en meteen verdwenen. De despoot legt er nieuwe.

Als ik deze situatie zich daar zie ontwikkelen, dan vraag ik U of wij niet eigenlijk precies hetzelfde beleven, maar nu veel benauwender, en dan wijs ik U even op het ontzaghjk belang van de bestudeering van deze dingen naar hun situatie, hun oorzaken, gevolgen, waardeering enzoovoorts.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 22 juli 1950

De Reformatie | 8 Pagina's

Studie der oudheid in dienst der kerk

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 22 juli 1950

De Reformatie | 8 Pagina's