GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Documentatie inzake de vrijmaking  Doodgrzuegen en tach...

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Documentatie inzake de vrijmaking Doodgrzuegen en tach...

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Met bizonderen nadruk moge ik hier voor zoo groot mogeUjken kring de aandacht vragen voor de tweede, (en dan een volks-)uitgave van het uitvoerige werk van ds H. J. Schilder, OpdeGrensvanKerk en S e c t e. Het is verschenen bij de Stichting „De Vrije Kerk" te Rotterdam-Zuid, Postbus 5018, druk van Firma Groenendijk, Slaghekstr. 90—94, Rotterdam-Zuid, en in den boekhandel verkrijgbaar.

Deze tweede uitgave is, als volksuitgave, aanmerkelijk goedkooper dan de eerste. Het papier is dan ook niet zoo prachtig als eerst, maar dat behoeft niet te verwonderen bij zoo goedkoope editie. De druk blijft gelijk aan den eersten; een doodgewone herdruk is het niet geworden, want onderscheidene druk-en zetfouten van de eerste uitgave blijken in de tweede verbeterd, en het zetsel in meermalen versprongen. En zeer vei'blijdend is het feit, dat de auteur een uitvoerig naschrift (bl. 553—583) heeft gegeven bij dezen tweeden druk. Het naschrift is compres gezet; de schrijver heeft zich dus niet van zijn onderwerp afgemaakt. Hij behoort tot hen, die respect hebben voor de lezers en eerbied voor het onderwerp.

Wij hebben destijds de gronden aangegeven, waarom wij meenen dat dit boek in al onze gezinnen thuis behoort. En vooral in de gezinnen dergenen, die hebben uitgesproken of doen uitspreken en helpen uitspreken, dat de Koning der kerk niet hebben wil, dat deze schrijver ergens in de wereld preekt of sacramenten bedient. Want nietwaar, zóó staan de zalien toch. Geen plurifonniteitsleuzen doen daar iets van af. Dit boek, dat zonder één letter weg te laten, en dus volkomen eerlijk, vertelt hoe het is toegegaan in de periode der kerkelijke verdwazing, nog steeds als bekrachtiging en „kloekheid" en „wijsheid" en „trouw" aangediend, behoort gelezen te worden door ieder. Met één slag is dan weer alle holle geredeneer en onwaardige camouflage van de baan. Hier zijn de naakte feiten. En de schrijver heeft zich altijd in de macht. Hij slaat niets over, maar hij slaat ook nooit dóór.

Bizonder blij ben ik met het actueele naschrift. Schrijver herinnert eraan, dat zijn boek door degeneri. die het als de allereersten noodig hadden, vrijwel „doodgezwegen" is. Ik herinner me niet veel meer dan staaltjes van verdraaiings-techniek in „De Strijdende Kerk", en een wel zeer leelijke sneer van dr A. de Bondt, die zich liet ontvallen, dat de schrijver een boek had gegeven over zich zelf. Tervsdjl het gin, ? over de handelingen van zijn eigen kerken, die zeggen: de Heere handelde zóó door óns. „De synodocratie speelde verstoppertje met zich zelf" (554). En „de luide roepers waren veelszins de hardnekkigste zwijgers" (554). Scherp, wijl waar rekent de schrijver in dit naschrift af met de reacties van ds J. A. Schep, ds G. Toornvliet, „Oosterbeek"; en op enkele saillante punten bewijst hij met de stukken, dat ds Toornvliet („Strijdende Kerk") doodgewoon onwaarheid spreekt over auteur en boek. En niet zonder noodzaak geeft hij aan (558), waarom van christelijke gereformeerde zijde de voorlichting niet geweest is wal ze juist van die zijde verwacht mocht zijn te wezen.

Van documentaire waarde is ook wat ds Schilder in dit naschrift opmerkt over een door hem ontvangen schrijven van ds P. Visser te Gorinchem (syn.), dio enkele stukken zond uit het archief der gelijlmamige classe; het is de classis, die in cadavergehoorzaamheid aan een op alle punten scheef gaande synode een kerk hielp in het niet handhaven van de trouw aan een beroepen en het beroep aanvaard hebbenden predikant. Geduldig en accuraat rekent de schrijver af met de bewering, dat er in het droef verhaal omtrent deze classis eenige onjuistheden zouden te constateeren zijn geweest. Denk intusschen niet, dat deze lectuur nu „droog" wordt, 't Is juist omgekeerd: de profetische spanning komt in schrijvers taal zich waarneembaar maken.

In dit verband wordt nog een briefje opgenomen dat van de hand van dr F. W. Grosheide is (20 Juli 1944). Terecht concludeert ds Schilder daaruit, dat niet-instemming met de beruchte leeruitspraken van 1942 reeds onmogelijk maakt (volgens synodocratisch oordeel) de belofte van niets leeren tegen deze uitspraken. „Niets-leeren-tegen beteekent dus niet een grootere ruimte dan instemming" (569).

Zeer uitvoerig en met prachtige, wijl doodnuchtere argumentatie, gaat de schrijver in op de nieuwste haarkloverijen der Haagsche synode. Hij schrijft daarover onder den titel: „De oude chirurg in de nieuwe kliniek" (570 v.) „De punten b 1 ij v e n even scherp, maar het v e r-doovingsmiddel komt er steeds overvloediger bij" (571). Het was — volgens Den Haag — „noodzakelijk", dat het begin van 1905 sub 4 (het „houden voor" „met nadruk werd g'ehandh a a f d". „Niemand late zich-een rad voor oogen draaien"; men b 1 ij f t ginds gebonden aan het houden voor wedergeboren (571). In vlijmscherpe taal wordt — met behoud van de nuchtere feitenreproductie — het wanhopig gezeur van die Haagsche synode over „cand. Schilder" (nota bene als antwoord op bezwaarschriften) ontleed (573). En geklaagd, dat „na publieke en nauwkeurige analyse van 1946" (door d^i Schilder) zonder blikken en blozen wordt gerepeteerd wat niet waar is (576). Niet nagelaten wordt erop te wijzen dat die zelfde synode, die zoo graag zegt te willen samenspreken, alles heeft nagelaten wat hiertoe - had kunnen leiden tegenover ds H. J. Schilder (577). Als het meenens wordt met de zakelijkheid, dan gebeurt er niets.

Essentieel belang heeft ook wat ds Schilder schrijft over de capitulatie van „de zes". Inderdaad — die hebben zich wel op de meest sprekende manier ontdaan van de nuchtere feiten, waarvan reeds enkele jaren geleden dit boek het relaas gaf. En dit niet alleen. Zij hebben ook nog die menschen, die althans „bezwaard" waren onder de synodocratie, in den rug aangevallen en de nog aanwezige heilzame werking van de schaamte over de banvonnissen van '44 tegen gewerkt. En als de „zes" de nieuwe formule, versch uit de lucht „gedropt", nu ineens inleiden met de bewering, dat zij alzoo „gelooven en belijden", — nu, dan wrijft de schrijver zich de oogen uit. En hij toont aan dat men veel verder weg is dan in de kringen der synodocratie tevoren het geval was. En wijst tenslotte op de merkwaardige tegenstelling tusschen het feit, dat de zes een nieuwe belij.denis publiceeren (niet eens een of andere „meening") en tegelijk „oecumenisch doen", zich associeerende met menschen die zich voor dit nieuwe „belijden" wel wachten zouden.

Wij hopen de aandacht voor dit werk te hebben mogen winnen bij nieuwe lezers. Vergeet niet v/at er gebeurd is en bedenk, dat de „zes" gelooven en belijden mét alle synodocraten, dat de auteur van dit boek een misdaad doet eiken Zondag. Laat u niet in de luren leggen: dit w a s en i s aan de orde.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 12 augustus 1950

De Reformatie | 8 Pagina's

Documentatie inzake de vrijmaking  Doodgrzuegen en tach...

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 12 augustus 1950

De Reformatie | 8 Pagina's