GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Supralapsaristische voetangels en klemmen ? (Inza ke „Amerika")

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Supralapsaristische voetangels en klemmen ? (Inza ke „Amerika")

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

II

We zagen, dat de nieuwe amerikaansche „verklaring" verbieden wil, te leeren, dat de belofte „geldt" voor allen. Coll. Hoeksema schreef, dat menschen, die met de „zending" zijner kerken in contact gekomen waren, en het zóó uitdrukken, (slechts) schijnbaar gewillig waren om de verwerping der algemeene genade te onderschrijven.

Schijnbaar.

Het zal den synodocratischen kerkbodeschrijvers in Nederland ongetwijfeld genoegen doen, dit te lezen. Tot nu toe hebben ze heel weinig gezegd over onze argumenten tegen hen, zoowel inzake Hoeksema's afwijzing van de (drie) leerpunten van de sjoiode van Kalamazoo (inzake de algemeene genade) als in betrekking tot onze eigen afwijzing van de binding aan hun leerpunten van 1944. Maar ze hebben des te meer aandacht geschonken aan de (schijnbare, ik herhaal het) divergentie tusschen Hoeksema en ons, — alsof ze daarmee zelf waren vrijgesproken inzake hun bindingen van 1944.

Er is evenwel betere gespreksstof dan dit zich verkneukelen in een conflictje tusschen diegenen, dte in Amerika „neen" tegen hen zeiden in 1924 ter eener, en die het in Nederland deden in 1944 ter anderer zijde. We kunnen beter op de zaken ingaan. Want als coU. Hoeksema gelijk heeft, dan staan ook wijzelf door dit „schijnbaar" schaakmat gezet. Wij wijzen immers met hem af de leerpunten van Kalamazoo, gelijk hij ze zich voorgelegd zag, en toen afwees. En wij zeggen eveneens (oj) ónze manier, en met ónze opvatting van het woord „gelden") mèt de menschen, die zijn „zendelingen" hebben ontmoet: de belofte geldt voor allen, die gedoopt zijn (in een wettige kerk). Ook wij zijn dus slechts „schijnbaar" bereid gebleken, de verwerping van die algemeene-genade-leerpunten van Kalamazoo te onderschrijven?

Mogen we coll. Hoeksema gerust stollen? Wij gelooven, dat onze afwijzing van de gemeene-gratie-punten die hij afwees, door ons consequent wordt doorgetrokken. Geen „schijnbaar", s.v.p. En als wij daarnaast — rustig — zeggen: de belofte „geldt" voor allen (de belofte n.l. die voor ons met den eisch onafscheidelijk verbonden is), dan strijdt dat niet met onze afwijzing van die „punten". Zoo iets kan reeds daarom niet door ons worden toegegeven, omdat we gelooven, dat ook coU. Hoeksema, ala het erop aankomt, en als het woord „gelden" maar zijn juiste beteekenis krijgt, zélf leert: „de belofte geldt voor allen".

We zullen dit woord terugnemen, zoodra hij vierkant verklaart: mijn prêéken in mijn kerk gelden niet voor a 11 e hoorders. Daar zouden dan die hoorders minstens even vreemd van opkijken als ik. Ik geloof nog niet, dat coJl. Hoeksema dit van zijn eigen preeken zou zeggen.

Maar dan moeten we verder; we moeten uit den terminologischen warwinkel uit. Is in zijn preeken de belofte (met eisch verbonden) n i é t de hoofdzaak? Hij zal toch in de preek geen dogmatische verhandelingen geven, doch de hoorders willen leggen onder de rechtsklemmen, de klemmen van het met gezag verkondigde Woord, in de bediening der sleutelmacht?

We hebben, als we ons wel herinneren, coU. Hoeksema wel eens hooren zeggen, dat de kerk de belofte, of het verbond, of den doop, aan allen gelijkelijk bedient.

Nu, dat doet de kerk niet op eigen naam, of op eigen gezag. Dat doet ze namens God, in Zijn opdracht. Dat doet door de kerk Hij zelf dus. Ik noem dat: een bedienen van de belofte(-met-ei& ch) aan allen. Namens God. Ik durf niet zeggen, dat die bediening niet voor allen , , geldt", want dan wordt mijn preek een doodgewone lezing. Maar de catechismus zegt, dat ze

ontsluiting en toesluiting is, een ambtoliike, geldende daad. De preek is dat, door de bediening van het Woord. En het Woord is woord-der-genade; de bediening is bediening-der-verzóening. Juist omdat ze d i t is, heeft zetezwaarderdreigingen aan wie op zóó gróóte genade weigeren acht te geven. In dat ééne, ondeelbare geheel „geldt" de preek voor allen. God laat zich niet bespotten, en spot ook niet met ons (Calvijn). Als coll. Hoeksema nederlandsehe of andere menschen ontmoet heeft, die de belofte van den eisch scheiden, ja, dan wordt de zaak anders. Maar dan zijn die menschen vast en zeker niet door ónze school heengegaan.

En nu kom ik op dat supralapsarisme terug. Mag ik de ambtelijke bediening van Gods genadewoord niet een aan de kerk bewezen genade meer noemen?

vraag: aan de kerk? Is dat bedoeld ? Zoo ja, dan doe ik niet meer mee, op dit punt. Ik hoop daar niet aan te tornen, dat Gods evangelieverkondiging (door een hoorbare én door een „zichtbare" preek) een genadewerk is, waardoor Hij de kerk bouwt, al de eeuwen door haar vergaderende en versterkende.

Ik noem dat genade. Ik noem dat genade-middel. Dit verhindert mij natuurlijk niet, „neen" te zeggen tegen Kalamazoo (die amerikaansche synode, met die ondoordachte, en b.v. den theoloog a Mastricht wat hij nimmer schreef toch maar in den mond leggende gemeene-gratie-punten). Die , , punten" beweerden, dat God jegens alle menschen een genadige GEZINDHEID had. Jegens hen allen individueel. Dat geloof ik niet. Ik ben noch supralapsariër, noch infralapsariër. Ik geloof, dat de almachtige, alwijze, zichzelf altijd bekende en doorschouwende, en „in handen hebbende" God, die God, die zichzelf al maar door met al het zijne (dus ook met denken, willen, besluiten, destineeren, praedestineeren) in gelijke intensiteit en volkomenheid in-bezit-heeft, Heer-van-zichzelf zijnde, lederen mensch, den uitverkorene en den niet-uitverkorene steeds aanziet met dezelfde, onveranderlijke primordiale en bij Hem dus ook ultimatieve gezindheid. Dat wil zeggen: Hij is jegens den één gezind als jegens den verworpene, dien Hij haat, niet qua kreatuur, doch qua bondsiDreker, overtreder, tegenover den ander is Hij gezind als tegenover den verkorene, dien Hij liefheeft, als zijn gunsteling.

Maar ik geloof ook, dat Hij den verworpene, dien Hij in het verbond geboren liet worden, juist als te zwaarder schuld aanrekent, dat deze zijn genadewoord, dat hij aangehoord heeft, en waarin God zijn genadedienst verrichtte ter opbouwing van de kerk, en ter redding van hetgeen verloren was, verworpen heeft. Zoodat ik wèl zeg, dat in den bondskring de verkondiging van Gods groote goedheid, en de bediening van zijn evangeliewoord, een genademiddel is, en ook een genadegeschenk, dat Hem (het is toch zeker Zijn wérk? ) verheerlijkt. En waarin Hij behagen heeft. Want ik weiger, met de krasse supralapsariërs te beweren, dat God voor zijn eigeh~ werken, die aan de LAATSTE voorafgaan (dat zijn dus alle historische werken m i n de beide laatste van hemelontsluiting en heltoesluiting) slechts secundaire aandacht heeft, aandacht-van-den-tweeden-rang, attentie-van-den-tweeden-graad. Ik ken geen graadsverschillen in Gods attentie voor zichzelf en voor zijn werken; noch ken ik eerste-en-tweede-rangs-waardeering in God voor zijn eigen werken en in zijn architectonische bewondering ervan.

Maar ik zeg meteen: juist daarom, juist omdat Gods zelfverheerlijking en zelfbewondering er is, en dan ten vóUe er is voor al zijn werk, ook voor dat van genadeverkondiging, juist daarom is Gods toom tegen den verworpene, dien Hij onder de klemmen des verbonds gelegd heeft, hetgeen ook naar vrije „verkiezing" gebeurt (Dordtsche Leerregels, II, 5), des te meer brandend.

Zou ik b.v. niet meer mogen zeggen, dat Gods werk aan „het overblijfsel der verkiezing", waarvan Jesaja's profetie zoo vol is, genadewerk is? Ik geloof het wel. Toch geloof ik niet, dat dit overblijfsel, gelijk het door Jesaja wordt opgevat, een optelsom van ten eeuwigen leven uitverkorenen is. Daar waren er weer bij, die op de zoo groote genade tenslotte toch weer geen acht gaven.

We mofeten maar weer eens een supralapsariër te hulp roepen. Men weet al, waarom ik dat hier zoo graag doe. Ik wou n.l.. ervoor pleiten, dat we elkaar niet om de ooren slaan, als het niet persé noodig is, om de waarheid te redden uit de fixatie van leugen.

Welnu, ik kies Beza. Een supralapsariër genoemd, en terecht ook, dacht ik. Lees maar eens, hoe hij optreedt tegen Castellio. Een paar voorbeelden, dan weet men wel genoeg. Hij zegt tegen Castellio, dat deze er fwel aan denken moet (wat wij ook al Twissus hoorden verzekeren), dat besluit van besluitsuitvoering scherp moet onderscheiden worden. Dat geldt, zegt Beza, ook van het besluit der verwerping. Het verwerpings besluit is wat anders dan de feitelijke damnatie, de feitelijke veroordeeling, of verdoemenis. Om het in Beza's eigen woorden te zeggen: de „oorzaak" (causa) van het BESLUIT is Gods wil (wij zouden zeggen: welbehagen). Maar de „oorzaken" (meervoud!) van iemands verdoemenis (damnatie) zijn gelegen in 's menschen eigen zonde. In Adams moedwillige overtreding. In de overdracht van zijn bederf op ons. In de vruchten van dat bederf. Wat het verderf betreft, daarvan ligt „oorzaak en materie" uitsluitend in den mensch. Gods raad en onze historie (met haar „afloop") blijven dus altijd scherp te onderscheiden.

Als dan daarna Beza komt spreken over de orde der besluiten Gods, dan is hij zóó „knap", als een volbloed supralapsariër maar wezen kan: dit slag durft altijd heel wat aan. Vraag: gaat Gods haat van de verworpenen aan het verwerpingsbesluit VOORAF? Antwoord: o neen. Die haat van God volgt op Gods besluit. Verwerping is geen acte-van-haat, doch een acte van bestémming-töt-die-acte-van-haat. God —• aldus Beza — bestemt voor die acte-van-haat zoovelen als Hij wil. De haat zelf komt dan later, na dat besluit. In het besluit komt dé haat Gods voor, niét als aanwezig, doch als toekomstig: futurum odium. Niet, alsof die haat van God niet rechtvaardig zou zijn. Dat zij verre. Er is een substraat, een onderbouw, een onderlaag, voor Gods haat. Want heel de materie van dien haat is inklevend, is inhaerent aan degenen, die voor het verderf bestemd zijn. Niettemin mag niemand zeggen — nog steeds Beza — dat Gods haat aan het besluit voorafgaat. Dat vindt Beza even ongerijmd, als het zeggen: God is reeds met haten begonnen, toen Hij nog moest uitmaken, wie Hij zou gaan haten. Gods haat geen oorzaak, doch effect (zie Beza, Tract. Theol. Genevae, 1682, ed. sec, i, 339-342, 347). Vgl. Hl, 432.

Nu geloof ik daar niet veel van. Ik vind in heel die redeneering te weinig consequent supralapsarisme. En teveel fantasie. B.v. over God, die „nog u-itmaken moet, wie Hij zal gaan haten". Wat doet dat woordje „nog" hier? Wat is dat voor een redeneeren van , , voor-en-later"?

Maar dat ik het daarmee niet eens ben, doet vandaag niet ter zake. Kuyper was ook supralapsariër, dachten velen, en hij heeft tóch den term „g e m e e - n e - g r a t i e" erin gehamerd, die typisch infralapsarisch gedacht is. Ik heb nog nooit een serieuzen supralapsariër gezien; en evenmin een serieuzen infralapsariër. Alleen maar juist omdat niemand in staat is, het systeem vol te houden, begaan ze in den opbouw van het „systeem" zooveel ongelukjes: wie zich eenmaal vastgebeten heeft in wat geen serieus piece de resistance i s, die gromt straks naar rechts en links, eer hij eindelijk zijn kluif je los laat. En dan gromt hij misschien nog harder. Tegen dit gevaar kan misschien een zachte herinnering aan anderen helpen. Anderen, die ook supralapsariërs waren, en toch Die ook infralapsariër, waren, en toch

Welnu, hier is Beza. Supralapsariër van formaat.En toch

Toch schrijft diezelfde Beza onderscheiden dingen, die niet passen in de amerikaansche formule, zooals ze schijnt verstaan te willen worden. Daarover de volgende week.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 2 december 1950

De Reformatie | 8 Pagina's

Supralapsaristische voetangels en klemmen ? (Inza ke „Amerika

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 2 december 1950

De Reformatie | 8 Pagina's