GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Hoogleraren ter Synode

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hoogleraren ter Synode

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

(V)

Nu ons op één na laatste woord.

We menen, dat men in bepaalde toekomstige situaties op goede gronden zal kunnen zeggen : geen hoogleraren tei" synode. Greijdanus was er ook niet voor. En als U 't mij vraagt: er zijn er wel meer, die liever thuis boekcopie creëren op hun kamer, dan een reeks van weken dag-in-dag-uit te vergaderen. Als dezulken niet geloofden, dat het mêevergaderen in bepaalde situaties zijn nut had (ook voor henzelf, dat worde niet verdonkeremaand), dan bleven ze fijn op hün kamer; 't gezelligste plekje, voor sommigen, dat permanent zich opendoet, en (zoals eens ds Laman tegen dr B. Wielenga opmerkte): elks centrum van cultuurleven. Een goed vriend, die wel eens zijn licht opstak ter Kamper synode, zei, goed waarnemer blijkbaar: die proffen zitten er toch maar wat graag! Hij had goed gezien: je voelt je weer thuis; je bent blij, dat je het verschil ziet tussen eertijds en thans; je staat herhaaldehjk geïnteresseerd toe te zien, soms bij de verkondiging van iets, dat je vreemd in de oren klinkt, soms, en vaker b.v., om wat jonge mannen, die hebben leren meeleven, in zo'n synode kunnen praesteren, terwijl ze, als er geen vrijmaking gekomen was, geen schaduw van een kans zouden gehad hebben te worden gestuurd naar zo'n mythisch glorieding als voor velen een ge-ne-ra-le-sy-no-de is. Je dringt in kwesties in, die voor een deel nog nooit je aandacht hadden, en je ziet soms een heuse kwestie opbloeien; hetgeen altijd mooi is, onverschillig of je dogmenhistorische verbanden nasnuffelt, dan wel actuele vragen van de dag, vragen van je eigen kerk, en dan in die mysterieuze prikkeling van een behandeling, waarvan je weet: dit is nu de é i n dhandeling. Je zou wel een verklede wéreldling moeten wezen, om, als je eenmaal op een synode zit, niet vaak fijne momenten te hebben. Sommige penvoerders (uit andere kerken), die nü ineens K. S. de moeite waard vinden, om te citeren, nu hij heeft laten merken, dat hij niet alles voor zijn rekening neemt, wat zo al op een synode gezegd wordt (stel je ook eens voor, dat hij zó'n mummie geworden was ), ze mogen óók dit wel eens citeren; misschien gaan ze dan eens zaken behandelen, met argrumenten erbij, en de stukken op tafel.

Dit alles neemt echter niet weg: ook het mooiste verblijf in een prettige omgeving kan moeten wijkep voor ander, nog meer vruchtdragend werk. En zo herhaal ik: men kan te zijner tijd op goede gronden in bepaalde situaties betogen : laat de professoren rustig aan hun schrijftafel zitten; ze hebben toch al werk genoeg, en afgevaardigd zijn ze niet; ze zijn nu eenmaal geen „gewoon" dienaar des Woords meer.

Er kunnen echter adviezen zijn, die tot hetzelfde resultaat komen, doch uit een minder zuivere bron. En, want „bronnenstudie" blijft in déze zin gevaarlijk — en, afgezien daarvan, er kunnen tijden zijn, waarin men alle hens aan dek roept, en, geplaatst voor een laatste beslissing, alle hulp graag verlangt, die binnen bereik ligt.

Z ó'n tijd beleven we tegenwoordig, geloof ik.

Het past me niet, om in bizonderheden te treden; maar ik mag wel verklaren, te geloven, dat de aanwezigheid van professoren hun de gelegenheid gegeven heeft, hetzij om hoognodige en. weldadige twijfel wakker te roepen aangaande de juistheid van voorstellen, die anders een flinke kans zouden hebben gehad, aangenomen te worden; hetzij om een bétere weg te helpen wijzen; hetzij om aan begrijpeüjke en goede „ijver" het door Paulus daarvoor begeerde begeleide van „verstand" te helpen geven („een ijv^r, niet zonder verstand"). Ik zeg erbij, dat, peil ik 'de sfeer goed, aan het eind van de zittingen er niemand was, die niet in volle vrede ook van de hoogleraren gescheiden is, d.w.z. niemand, die het gevoel had: wat hebben die mensen ons toch lelijk opgehouden, of wat hebben ze onze vrijheid betwist, of: wat hebben ze nou eigenlijk hier uitgevoerd? je kent en vindt hun sporen niet meer.

Zeg nu niet, beste mensen: wat zijn die heren daar in Kampen toch onnozel-naïef-hoogmoedig: te menen, dat ze het beter weten, dan een uitgebreid stel dominees en ouderlingen bij elkaar.

Want dat staat hier niet. Als je begint, sta je tegenover vrijwel de njeeste kwesties even „groen" als iedereen. En hebben we zoeven al niet erkend: er is bij velen een bekwaamheid aan de dag getreden, die soms verblufte ? O neen, de huidige generale kerkdienaren in Kampen denken niet, dat ze 't zo best •ftreten. Misschien is het dat juist: zij hebben zóveel kanten aan een zaak móeten leren zien, dat hun „verdienste", als ze die hebben, (verdienste is hier: nuttigheid) juist hierin lig^t, dat ze — hoewel in grote lijnen verzekerd — in bepaalde complicaties kunnen zeggen: we weten 't nog niet zo dadehjk, wij zijn niet zo gauw klaar. Dan komt er dus een rèmm.ingsdienst; die is ook in 1951 geleverd, en — was nodig.

Neen, wij zeggen niet: hoogleraren zijn ex officio knjjppe mensen; en we zeggen zo iets helemaal niet in betrekking tot de eigenlijke synodezaken als zodanig. Menig dominee is daar gauwer in gewerkt, dan een, hoogleraar, die Voetius of Hyperius of Deiss-

maim, of Pedersen of Vogelsangius nasnuffelt, tot ie alle vogel-, inclusief alle eksterzang kwijt is. We zeggen alleen maar: beroepshalve zien hoogleraren soms aan een kwestie een kant, die anderen niet in het licht plaatsen; en kunnen ze, door te spreken, een beslissing-in-laatstertermijn, waarmee de eer en het recht en de vrijheid van alle kerken gemoeid is, mee helpen beschermen tegen het gevaar van eenzijdigheid, of verwringing. We praten nu niet eens over vakkwesties. Die hebben niet vaak de aandacht; dat bhjft uitzondering, uitgenomen dan het kerkrecht, soms de liturgie, de zending, de belijdenisredactie, het „kerkboek".

Hoogleraren worden, men kan er over treuren of niet, in de drie jaren die tussen twee synodes liggen, in een massa kwesties gehaald (ge-haald, zeg ik), die hun, soms lang voordat een synode (eventueel) er mee te maken krijgt, uren en dagen tijd kosten. Vele correspondenten krijgen geen antwoord op brieven; om.dat andere zo-heel veel tijd in beslag nemen. Er zijn hoogleraren, die, als ze alle brieven beantwoordden zo als het verlangd wordt, wel alle andere werk m.oesten prijsgeven. Dit is geen overdrijving. Zou - het hun nu niet interesseren, te zien, hoe een zaak verder loopt? En zou het niet goed zijn, van hun eventuele feitenkennis gebruik te maken?

Ze vormen tegenover de wisselende afgevaardigden (er kan óók een wisseling ö m de wisseling .wezen, dat is altijd mis), ze vormen, zeg ik, tegenover de wisselende afgevaardigden een vast element: onschadelijk, want ze beslissen niets, wel bruikbaar, want ze zijn gewend aan het klappen van de zweep. Hetgeen aan de „ouwe rotten", vergun me de toch wel eerbiedige beeldspraak, die in de volle synodale vergadering aanwezig zijn, natuurUjk niets bijzonders zeggen zal: kennen ook zijlieden het klappen van de zweep niet?

zweep niet? Zeker, zeker.

En het is goed, dat ook zij het duiveltje, dat in , ons aller hart zit, en dat zo licht op een vergadering gegadigden ertoe aandrijft, met het beschikbare mensenmateriaal speels (d.w.z. in een zekere intellectuele suprematie) te manipuleren, bekend weten bij een paar , , Vaste" broeders, die het klappen van de zweep èn het' kleppen, van het hart (met dat duiveltje erin) allicht ook zelf met droefheid bij zich hebben leren onderkennen, en dus al gauw ook een ander doorzien; de beste censura fratema begint bij een oogopslag zo over de tafel heen.

Overigens: in een volle vergadering hebben de , , ouwe rotten" heas geen controleurs nodig, noch remmers. Die hebben intussen wél soms de afgevaardigden nodig. Bij een hooglerarencomplex, dat geen afspraakjes maakt te voren, waarin de een de ander durft tegenspreken, waarin dus aan ieder synodelid de mogelijkheid gegund wordt, alleen op de argumenten m te gaan, kunnen die a f-gevaardigden beter wat meer ouwe synoderotten hebben (de uitblinkende afgevaardigden plus de vast weerkerende professoren) dan een, paar (alleen'die excellente afgevaardigden). Feit is, dat het gevaar van intellectuele overmeestering, dat in élke vergadering (kerkehjke of andere vergadering) de geesten besluipt, groter is als het aantal van „bonzen" kleiner is, dan wanneer het groter bleef. Dan kan de éne „ouwe rot" de ander weerspreken. Dat i s ook gebeurd.

Maar, ik denk hier niet eens aan de vergaderingen der synode in p 1 eno. Ik denk aan de e o mmiissies. Dié moeten werk doen, waarvan ik overtuigd ben: het is voor de meesten veel te zwaar. Eén van de mooiste ogenblikken in Kampen 1951 vond ik het, toen een ouderluig, die altijd bedachtzaam sprak, en goed voorbereid ter vergadering placht te komen, eens eerlijk uitsprak: ik kan die en die zaak niet beoordelen, ik weet niet, hoe ik stemmen moet.

Zulke eerhjke opmerkingen sieren een vergadering, en zijn evenveel waard, wat haar kracht betreft, als een opmerkzaam aangehoord gebed vóór de vergadering begint. Als alle ouderlingen (plus dominees !) in 1944 zo eerlijk waren geweest als die éne ouderling, DAN WAS HET ONHEIL NIET GESCHIED!! Er was brutaal, dom stemvee.

Welnu, in de commissies, de commissies, daar kunnen in deze barre tijden, waarin bijna iedere dominee en ouderling meer moet doen dan hij kan, en veel meer zich hoort afvergen dan vóór de vrijmaking, adviseurs, die gemengd worden in zaken waar ze verstand van hebben (!), zo ongelofelijk veel nut doen. Tenminste, als ze volledig worden erkend, adviseurs in een adviescommissie, en als ze in een sfeer werken, die op goede, degelijke, publicabele rapporten prijs stelt (de z e 1 f-tucht ener synode ligt in de dwang-van-rapporteren-moeten, en dus van verantwoording-op-zich-moeten-nemen). Ik heb heel wat commissiewerk vóór en na 1944 meegemaakt; ik weet dat er wel degelijk een besluit genomen zou zijn, ook zonder hoogleraren. Ik weet ook, dat zonder hen, de besluiten niet puntig geweest zouden zijn, en niet zo geredigeerd, en niet zo rijp.

U zegt: hebben ze de schuld niet gehad van al die slechte besluiten, in 1944 en daarvóór?

Ik antwoord: o neen. Hoogleraren hebben in de slechte besluiten voor de formulering gezorgd, niet voor de zónde. Die lag in de vergadering. Die lag in de kerken. Die lag bij d© luie ouderlingen (toemaar, ze weten het daar • aan die tafel wel) en aan de conctiezin van aan mentoren zich vastklampende dominees, leeghoofden soms, of ijdeltuiten, die zelf niets kunnen, maar altijd pronken met de rhetorisch voorgedragen slagzinnetjes van hun — misschien wel om hen in z'n vuistje lachende — beminde leider. Het lag niet aan de aanwezige hoogleraren; in sommige gevallen hebben bepaalde hoogleraren het meeste weten gedaan te krijgen juist door afwezig te zijn en hun mannetjes aan de gang te laten. Dan weet ge: de conctiegeest, de afhankelijkheidsziekte, het delegeren van verantwoordeUjkheid, dat zijn de kwalen, die een synode in het verderf storten. Hoogleraren kunnen kwaad, ze ktmnen het kwaad dat al in de geesten zit, redigeren. Ze kunnen evenveel kwaad, als iedere andere kerkpoliticus, al heeft ie nooit op een katheder gestaan, en al is zijn boekenkast sedert zijn praeparatoir examen alleen maar bijgevuld met de recensieexemplaren van de kerkbode, die hij redigeerde: je kent die boekenkastjes, zó als je de kamer binnenkomt; en ik heb ze gezien bij kerkvorsten, zo als ze er vroeger waren, gemaakt en gedragen door de anderen; want je moet óók dié mensen begrijpen in hun nood en ellendigheid; het zijn meermalen ook beste, vrome mensen. Kwaad kunnen hoogleraren, maar minstens evenveel de niet-hoogleraar-kerkprelaten. Maar ook nu zeggen we weer: hoe meer er zijn, hoe beter, opdat „bij weinigen" de regering niet zij; en óók niet de suggestieve kracht, die schijn-regering.

Daartegenover staat, dat hoogleraren ook goed kunnen doen. Ze hebben de conctie verbroken, in 1944, en ze hebben geformuleerd: de wetten der vrijmaking.

Daarom nog iets in een slotartikel.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 17 november 1951

De Reformatie | 8 Pagina's

Hoogleraren ter Synode

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 17 november 1951

De Reformatie | 8 Pagina's