GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Lankmoedigheidsverbond?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Lankmoedigheidsverbond?

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hetgeen wij over deze kv> restie hier schreven, gaf enkele vragen in de pen, waarover we wel iets willen zeggen.

Ben eerste vraag Is: maar de Mjbel spreekt toch tot Noach van een „verbond"? Heeft dit dan geen genadekaraikter? Desnoods: een karakter van „gemene gratie"?

Naar onze mening laten velen, jammer genoeg, zich verstrikken in het vermoeiende debat over de vraag, of het beweerde noachletlsche verbond, ook wel „lankmoedigheldsverbond" geheten, nu particulier dan wel universeel is. Een bepaald dilenumi wordt dus gesteld; alzo: is dit verbond nu opgericht „met" ellen, óf alleen „met" de gelovlgen-en-hun-zaad ? Ben dilemmatiek, die zelf werd ingegeven door de andere vraag: is het noachietisch verbond nu een phase van het genadeverbond, ja of neen? Indien ja, dan is het toch enkel met de gelovigen gesloten? Indien neen, dan raakt het allen; maar kan dat wel: zo'n verbond oprichten met het imlversele mensdom?

Het Is goed, met dit dilemma, als zodanig, af te rekenen. Want natuurlijk is het fout. Het woord „verbond" heeft hier velen parten gespeeld. Zéker, het staat in Gen. 9 : 9, 11, 12, 13, 15, 16, 17 te lezen. Maar het staat ook in Jer. 33 : 20, 25; Hos. 2 : 17. Het tekstenmateriaal zelf bewijst al, dat van , , verbond" In allerlei zin spraJce kan zijn, en dat de betekenis soms met uitkomt boven die van „beschikking", „tnzettlng", „ordinantie", „bepaling". Het karakter van een „verbond" hangt trouwens altijd af van de vraag óf er partijen zijn, en of de als partijen aangeduide instanties wérkelijke partijen kunnen zijn, dan wel louter als partijen worden voorgesteld in beeldspraak. Engelen, mensen, kunnen — dank zij de door God gewilde formatie van hun natuur — optreden als „partijen"; „dag en nacht", „zon, maan, sterren" daarentegen niet. En als God, zoals hier gebeurt, in. één adem (.b.v. in 9 : 8—17) als bondspartners aanduidt, niet maar Noaoh-en-de-zijnen, doch ook „alle levenwezens, en de aarde, alle vogels, alle vee, alle gedierte, en alle vlees, alle levenwezens in alle vlees, dat op de aarde is", dan Is zonder meer duidelijk, dat het woord „verbond" ditmaal herhaaldelijk in „ordinantie" opgaat: lleen maar: et éne schepsel ondergtót ze, wordt eraan gesubalterneerd, is bloot passief; het andere schepsel, actief, persoonlijk, vindt het een feest, en werkt als partner mee, als het verbond daartoe oproept, of anders: et groet de bondsdag, met blijdschap. Noach verheugt zich, dat hij ervan horen mag, dat hij als „medeweter-medewerker-Gods" In diens handel Ingewijd wordt, en dat hij weten mag, dat „hem en zijn zaad", in de geloofsweg althans, de gestelde ordening tot welkome zegen wezen mag.

Er is dan ook een aangrijpend verschil tussen Gen. 6 : 18 en 9 : 9, 10 V. In 6 : 18 gaat het over aSToachs behoudenis onder het de anderen neerslaande oordeel; het loopt daar niet over de onderhouding der scheppmg, niet over — zoals wij het wel eens uitdrukten — de kosmische therapie; want „de schepping" is geen „verbond"; een verbond kan alleen worden opgericht MET existerende partners; of anders: aat het op in beschikking over dode wezens, anorganische stof, redeloos gedierte, planeten, dag-en-nacht, seizoenen, welke beschikking deel uitmaakt van een aan partners Gods („medeweters-medewerkers") ten goede komende beschikking, of heilsoeconomie, dan moet die beschikking worden aangekondigd ten overstaan van zulke existerende en toehorende partners.

Maar in 9 : 8—17 is een beschikking Gods, die wel degelijk het thema „kosmische therapie" betreft, en die de tweede mensheidsvader als zodanig daarvan aankondiging doet.

Niet, dat ze opgaat in een bloot formele afkondiging van die kosmische therapie, want die was er altijd geweest en zal er zijn, zolang er geschiedenis zal wezen. Neen: r is óók een toezegging aangaande de positie van Noach: eze wordt tweede patriarch, leidt een nieuwe wereldperiode in, en zal geen derde hebben af te wachten, of te vrezen: e nu aangebroken periode (het „tweede waereldrond", Büderdijk) zal met worden gestoord, of afgebroken door een nieuwe zondvloed, of, " scherper gezegd, door een nieuwe „mabbul" (Gen. 6 : 17; 7:6; 7:7, 10, 17; 9 : 15): e nieuwe periode zal de laatste zijn, er komt geen „derde tijdgebonden waereldrond". Het woord mabbul duidt volgens B. Jacob aan: erstoring, vernietiging; verwoestingscatastrofe alzo; volgens hem is het afgeleid van een stam, die ook aan het hebreeuwse woord voor „lijk" zijn vorm gegeven heeft.

En juist omdat Gods toezeggmg (geen universele mabbul als storende factor, als interims-caesuur, meer) alle kosmische wezens raakt, worden deze — maar dan natuurlijk alle „naar hun aard" — erin betrokken. Noach wordt aangesproken, en de levenwezens, etc. delen in het goddelijk plan: Hij handelt „bij hen, over hen, zonder hen". Zónder hen.

Met Noach natuurlijk niet alzo. Toch is ook hij In dit „verbond" ten dele met die „levenwezens" één. En staat hij — weer ten dele — met hen op één lijn.

Dat hebben reeds die gereformeerde theologen begrepen, die zich hebben uitgelaten over het verschil tussen „belofte" en „belofte". Er zijn, zo zegt, naast Ursinus, onder vele anderen b.v. Zanchlus, tweeërlei beloften Gods: conditionele en kategorlsche. De conditionele worden gegeven „op conditie" (hetg'een natuurlijk nooit remon-

•Btrants Is op te vatten): at betekent dus: et fceloofde goed komt alleen „In de weg ^es geloofs"; m.a.w., wie niet gelooft, krijgt het niet in handen. Maar kategorlsche ïieloften zijn beloften, die zéker en gewis zullen geschieden, al g^ooft ook geen mens eraan. En tot zulke beloften nu rekent Zanohius de aan Noach, we kunnen beter zeggen: e ten overstaan van Noach door God gedane toezegging, die meteen het karakter van een diathêkê, een aanzegging, een besohikklng had: at de aarde niet meer door water zal vergaan; want Sis ze straks vergaat, zal het „door vuur" zijn (2 Petr. 3 : 10, 12; Jes. 34 : 4).

Naar onze mening is het aangewezen dilemma dus onjuist, en is de vraag beantwoord.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 december 1951

De Reformatie | 8 Pagina's

Lankmoedigheidsverbond?

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 december 1951

De Reformatie | 8 Pagina's