GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„PALGÉ — MAJIM”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„PALGÉ — MAJIM”

18 minuten leestijd Arcering uitzetten

KERKELIJK tEVEN

(BIJ DE JAARWISSELING).

Bij elke bewuste vernieuwing van onze jaartellingsacte plegen zich „de gedachten te vermenigvuldigen"; en als ik het goed begrepen heb, is dat nog steeds ons niet verboden. Soms vrees ik wel, dat het ons maar erg slecht afgaat, vooral wat dat „ver-me-nigvu!-di-gen" betreft.

Ook bhjven wij in die gedachtenvermenigvuldiging maar vlees en bloed; dat wil zeggen: voorzover aan , .denken" en „herdenken" een natuurlijke, psychische, en dus physische werking vast zit, brengen we het er even miserabel, even kleintjes af, als ieder ander, ook wie buiten de Schrift om leeft: die Schrift moet ons al overheersen, zullen onze gedachten worden geleid naar wat kern en hoofdzaak is. Maar ook dan nog blijven we van die armzalige abstractionistjes-tegenwil-en-dank. We zijn maar vlees en bloed. Als we gaan nadenken, dan moeten we ons er voor zetten. En dat is nu óók ons ouderjaarsongeluk; we zijn daarin net zo miserabel, als de vrijzinnige dames en heren, die op oudejaarsavond persé naar de kerk moeten. En als we ons dan zo gaan zetten om te overdenken, dan denken we naar de stijl van de rubriek Wereldnieuws, die hard op weg is, de rubriek Stadsnieuws te gaan heten: we krijgen zo langzamerhand weer een beetje begrip voor 't (ook bijbelse) begrip van , , p o 1 i s", stad, staat, wereldbetekenishebbende stad-staat, straks wereldbrede staat. Christus heeft een polis gesticht, die 20 breed is als de nieuwe mensheid; en daarom is de antichrist zo druk bezig met de contra-wereldpolis. Hij heeft al heel wat werk verricht, om de rijken der wereld tot één polis naar antichristelijke ordening te verbinden. De radio is al klaar, en de telex; de militaire eenheids-zaak komt al op gang; ook denken we al in het kader van een twéé - tal machthebbersfivalen; dat wordt dus gauw een één-tal. De voormalige koningen zijn al afgezakt tot de rang van burgemeestertjes in ruste van een of ander oud grensgebiedje-met-kom, grenzend aan een ander gebiedje; en merendeels hébben ze al meegedaan aan de zelfannexatie van hun gebieden in de polis, die in wording is; ook hun rechtse adviseurtjes hebben al , , begrip" getoond.

En nu gaan we dan denken: Korea, Washington, Moskou, Parijs (een duifje, en russendames in avondcostuum), wapenzendingen die mislukken, Irian-gedaas, dollars, sterlingblok, oorlog-of-vrede, en een sfinx, die zwijgt, tegenover een andere, die alles en nog wat eruit flapt in haar z.g. democratische pers, maar die toch ook de essentialia verzwijgt (volk is maar volk). En dan is hier en daar nog wat te doen over kerkenin-nood, en over kerkelijke grootwaardigheidsbekleders in oecumenisch herenlivrei; berichten over kerkvervolgingen liefst maar niet te veel in de telex-pers; als 't niet anders "kan, dan maar per radio in een g e- kleurde uitzending: van de K.R.O. b.v.; dan trekt de polistelex ten minste zich in bescheidenheid voor de macht-van-m.orgen terug; de kerk is trouwens toch maar zo iets als de ontstaanszone van kerstrnannetjeslegenden, en gekalmeerde bewaarster van idealen als léven, en géést, pasen- en pinkster-motieven van alle religie (als je maar goed kijkt), ook van die der Polisin-aanleg. Reken maar.

We kijken dus bij de jaarwisseling speciaal naar wat vandaag poliskrachten, wereldpolitieke evoluties of erupties ontketenen kan, of , , leiden". Ja, „leiden".

Daar hebt ge weer zo'n nieuw woord. We zijn al vergeten, dat we een paar jaar geleden spotten met een , , Leider", en nu praten we allemaal onze bij een of andere domme doorbraak („beweging") uit de grond gestampte „leiders" na over geleide economie, en geleide dit en geleide dat. Al die leiders zijn de werklui van de polis, die alle voormalige souvereintjes opslokt. Wie ligt aan de kop? vragen ze in de sportrubriek. Wie , , leidt"? , zo redigeren ze de vraag een minuut later. Neemt Moskou de , .leiding" of Washington? Zal Truman Stalin te slim zijn, en wordt hij leider van de leidende macht, of loopt het anders, en steekt de aziatische slimmigheid ons allemaal de loef af? We denken, we zetten ons ter bezinning; alle vlotte dominees krijgen nog de kans voor een „meditatie"om-de-beurt in het plaatseUjke blaadje, en ze denken dan ook nog, dat dat evangelisatie is; ook als ze gaan staan naast een barthiaantje, dat al de avontuurlijke dialectische rommel pas van de universiteit heeft in leren slikken, en nu loslaat op de abonné's van hun gezellige rubriek Stads-nieuws, omlijst met meditaties. En intussen groeit de Polis, en de plannen liggen klaar. Die- Welt annektiert sich selbst; en ze speelt maar met haar mooie woordenboekje-in-zakformaat, net zo groot als vroeger een kerkbijbeltje in vestzakformaat: het woordenboekje-van-de-demokrasie. Want dat we demokraten zijn, dat willen we weten

Leiden, leiders, geleiden, en geleide economie, als wereld- en dus poliszaak. Het is geen frisse, maar wel eën zakehjke meditatie-stof op oudejaarsavond.

Maar ineens dacht ik aan een Boek, dat óók van „leiden" spreekt. Een Spreukenboek. Ik heb het op school geleerd, dat woord: Des konings hart is in de

hand des Heren als waterbeken; Hij neigt Het tot al wat Hij wil (Spr. 21 : 1). Daar gaat het over koningen van tóen, en dus over de reële machthebbers; tegenwoordig zijn dat de lieden-in-colbert, die alles eerder dan koning héten, maar aan de Polis dokteren.

Als jongen heb ik dat nooit goed begrepen: ik had nog nooit een echte béék gezien. Na de eerste excursie, met onze knapenleider, naar de Veluwe (wat een eind!), toen ik voor het eerst zo iets als een beekje zag, dacht ik bij die „waterbeken" altijd aan zo'n klein riviertje, smal, snel, helder, kronkelend, én maar lopend, vooral in de krommingen. Zó iets stond me voor de geest bij die tekst: de Here leidt, neigt, zo'n kóningshart. Net als een Veluws beekje. Maar helemaal helder was het me niet; 't was, om zo te zeggen, m'n eerste teleurstellende ontmoeting met de problemen der psychologie. Dat hart, gedirigeerd als zo'n beekje bij de Twijzenberg ? ? Ik , , Voelde" de tekst aan, maar concreet werd de parafrase niet.. De kanttekeningen waren ons destijds niet bepaald vertrouwd; de dominé's bevalen ze wel aan, maar ze deden dat alleen, als ze van die overbekende dingen vertelden, uitsluitend in onwennige ouwerwetse- klanken; en dus trokken we ons van de recommandatie van „de kanttekenaar" (een abstractie, net als , , de dichter", „de apostel"), of van „de kant", zoals grootmoeder zei, niet veel aan. Ware het onze paedagogen gelukt, ons in frisse taal iets interessants van die kanttekeningen te vertellen, misschien hadden we dan een beetje op de goeie weg kunnen komen, voor wat die waterbeken betreft. Want — ik ontdek dat pas, nadat ik, op behoorlijke leeftijd, Gustav Dalman erover gelezen heb, foei, wat een complicaties — want: die kanttekenaren, schoon niet helemaal helder, hebben toch al op het goeie spoor ons gezet. Ze zeggen (bij dat: „als waterbeken"): „Dat is, gelijk waterbeken zijn in de hand der hoveniers en landlieden, om die herwaarts en derwaarts tot nut des lands in of uit te laten en voort te leid e n". Daar gaat m'n beekje-van-de-Veluwe; en, daar heb je zómaar de irrigatiewerken.

' Ze hebben toch vaak gelijk, die Kanttekenaren, al ben ik bang voor het lot van de gemeente, waarvan de dominee zou zeggen: geef mij maar bijbel en kanttekeningen, en ik maak de preek. Ik neem hem kwalijk, dat hij dóet alsof kommentaren uit de boze zijn, en toch déze kommentarenreeks zich aanschaft, maar dan een van drie eeuwen geleden; daarmee insinuerende, dat de Heilige Geest nu helemaal niets meer aan de kerk gegeven heeft in die drie eeuwen. Want, je kunt toch, de éne keer iets anders, een volgende maal iets hèlderders ergens leren dan de Kanttekenaren drie eeuv/en geleden de kerk konden voorzetten.

Zo is het althans mij gegaan, toen ik onlangs, werkende voor , , m'n catechismus", Gustav Dalman probeerde te annexeren als hulpkracht voor het verstaan van die tekst uit Spreuken. Wat heeft hij me goed geholpen! In die „catechismus" straks ppreek ik er over; maar bij de jaarwisseling, geloof ik, mag ik u er wel iets al vast van vertellen, hier. Want al die nieuwe zaken-doende „koningen" (onder andere naam), ze werken aan de universele polis, en ze leggen al vast de lijsten aan voor de Grote Conscriptie van het Polis-Leger, het Wereld-Polis- Leger, het éne Leger van de wereldpolis, dat (wat een reclame-stunt!), nooit meer oorlog voert! Het voert alleen nog maar Polis-p olitionele acties uit. Nietwaar, daar komt het toch op aan, wanneer eenmaal alle voormalige staatjes, en gouverneurtjes van een district (vroeger: land of staat geheten) tesamen de wereld-polis vormen. Het Leger is dan vanzelf omgeschakeld tot Wereld-Politie: geen „oorlog" meer, want er is geen buitenland meer. Alleen maar politie is nodig voor de Stadsorde, om roerige extremisten te bedwingen, of zonderlingen, b.v. christenmensen-van-hoelang-geleden, die nog bezwaar hebben tegen het kerstmannetjes-motief. Ik herhaal: dat gaat ons allemaal aan, als men met geld, óf dreigementen, met flikflooien achter parijse schermen óf met kansspel en - berekening probeert, die koningen-zondertitel, maar die zaken afdoen, te leiden als waterbeken. Geloof maar, dat het daar in Parijs, in Peking, in Moskou, in Washington drukke nering is. En dat de irrigatie-arbeid-te-velde handen vol geld kost. Wie wil niet de harten der machthebbers neigen tot al wat hij wil?

Nu, die Gustav Dalman dan. Hij zegt: kijk bij Spr. 21 : 1 dat hebreeuws eens aan. Waterbeken, dat is vertaling van hebreeuws: palgé majim. Dat zijn geen natuurlijke waterbeken, zoals op de Veluwe, of anders in de Frankische Schweiz, waar de forellen door het water schieten; weg met die jongensfantasie. Je moet bij de techniek terecht. Palgé-majim, dat zijn kunstmatige waterleidingen. Zo iets als „kanalen", maar dan in 't klein. Er zijn kanalen, b.v. om Schelde en Rijn te verbinden, of Main en Donau; er zijn ook van die kanaaltjes om akkers, en tuinen, en droge gronden te besproeien. Palestina is een land van weinig water. Je moet zorgen, dat' er wat komt. En dat doet men dan — de kunst schijnt van het buitenland geleerd te wezen — door middel van soms grootscheepse kunstmatige waterleiding, door irri­ gatie, bevloeiingswerken. Geen natuurlijke beken, maar kunstmatig aangelegde water groeven krijgt men dan, bekend als in Egypte en Babel; die geven dan uitkomst (Vgl. Spr. 5 : 16). Er is dus 'een berekenend verstand, dat de plaatsen, waar men bevloeien moet aanwijst, en voor de goede leiding, en aftakking, en de meest voordelige waterverplaatsing zorg draagt. Het klinkt de bewoners van een waterarm land als muziek in de oren (het is trouwens ook muziek), als de heilstoekomst wordt getekend onder het beeld van de beneficie van langs wonderbaarlijke wegen uitgedachte en in werking gezette irrigatiewerken. Wonderwerken zullen het wezen! Is het geen wónder, als het licht der maan gaat stralen gelijk zonnelicht? Geen mirakel, wanneer het licht der zon- zevenvoudige sterkte krijgt? Welnu, in dat mirakelenkader staat er: dan zullen op alle hoge bergen en heuvels de beken stromen van water (Jes. 30 : 25, 26). Een v/ónder is het, als de ogen van de blinden worden geopend, als 'n machthebbers-stem zegt: effatha? Ja, juist; maar parallel met zulk' een effatha-mirakel (de lamme springt als een hert, de stomme gaat jubelen), staat er dan, dat de steppe van water gaat berrelen, en dat beken ruisen en klokken in de woestijn, en dat de gloeiende bodem een plas, het dorre land een fontein wordt (Jes. 35 : 5—7). Op kale rotsen laat straks Jahwe stromen ontspringen en bronnen daar, waar mi alleen maar krochten zijn. Want de a r m e n en ellend i g e n zochten water, maar vonden het niet; nu komt hun Hérder voor mirakuleuze waterontsluiting en - stuwing zorgen (Jes. 41 : 18, 17).

Als die God dus waterkanalen aanlegt, dan spreidt Hij wonderlijk nieuw leven. Nieuw is het. Laat Hij dat na, noem dat nalaten dan gerust: geestelijke verlating. „Nalaten" is „verlaten". Prijsgeving aan de dood. Aan het oordeel van steriliteit-zonder-einde. Hij leidt; nu wordt het recht verschrikkelijk. Hij leidt die koningsharten, waarheen Hij WIL: het éne terrein gaat bloeien, het andere wordt aan het oordeel der vereenzaming, verlating, steriliteit overgegeven. Dat gaat veel geruislozer, maar dan ook veel vreselijker toe, dan een acte-van-sterilisatie. Wij mensen kijken naar aó iets incidenteels: een affreuze handeling, een breuk, een doorbraak, een verminking, de val van een atoombom. God zegt: als ik ergens niet meer komen wil met mijn irrigatiewerken, dan kunt ge dat gebied'wel afschrijven. Maar wie heeft zo'n prediking geloofd? Wie denkt op oudejaarsavond aan wat er allemaal zo stilletjes gebeurd is? In „de harten", daar begint de historie. God is bij de bron bezig.

Gustav Dalman zegt: de man, die palgé majim aanlegt en in eigen beheer houdt, kan het water precies daarheen leiden, waar hij het hebben wil. Men moet dus in Spr. 21 : 1 denken aan iemand, die te beschikken heeft over de irrigatie, de bevloeiing, van een hof, een tuin.

Nu even doordenken, ik ontleen alles aan Dalman. Het komt er dus op aan, dat elke dag een bepaald deel van de grond aan de beurt komt. Niet te veel, niet te weinig. Niet alleen déze kant, ook die andere. Met de voet, of anders met de schop, dient iemand dus ^ een bepaalde toevoerleiding te openen of weer af te sluiten. Secuur werk, — en' het vraagt een regelmatige dienst.

Er is dus ergens een bron, een groot reservoir, waaruit dan de kleinere quanta worden afgetapt. Wat een verschil maakt het nu, zegt Dahnan, of de bezitter van een bepaalde hof het recht van alleen - beschikking over dat reservoir heeft, dan wel of hij het recht met anderen delen moet, of, wat nog erger is, van, die anderen in dit opzicht afhankelijk is. Als hij van anderen afhangt, en als die anderen mogen uitmaken, hoe vaak, en wanneer, en gedurende welke periode ook hij nog een beetje water hebben mag, en van de leiding profiteren, kan het er lelijk voor hem uit gaan zien. En de rantsoenen kunnen wel te kort worden. Komt er ruzie, dan heeft de ander hem volkomen in de macht

•Verbazing wekt dan ook zó'n kanaal, dat met recht een „Gods-kanaal", een „péleg Elohim", mag heten. Wie daar mag wortelen, die heeft het goed; natuurbeken drogen uit, hele wadi's lopen soms leeg; maar zo'n door de almacht steeds weer bediend wonderdadig ontworpen en voorzien kanaal, zo'n waterleiding, vloeit gestadig, als tenminste Jahwe zijn hand aan de openingen zet, aan wat wij vandaag zouden noem-en: de kraan. Zulke beelden, nog steeds spreekt Dalman, spelen ook door de voorstelling van Ps. 1:3 en Jer. 17 : 8 heen. Zo wordt ook wel de regen op van Jahwe gezegend terrein geroemd als een Gods-kanaal, waardoor de God van het verbond in goedheid zijn land nu echt opzettelijk drenkt. Het is vast niet de god-derde'isten, tot Wie gezegd kan worden:

Gij draagt zorg voor de aarde en drenkt haar volop; Gij stort er een rijke zegen op uit, Gods vloed heeft altijd water genoeg. (Ps. 65 : 10, Can. vert.).

Dei regen wordt hier dus geprezen wegens analogie met een kunst werk. Dat 1 ij k t de omgekeerde wereld, zo'n vergelijking; ze zou immers kunnen neerkomen op: ars naturae magistra. Maar vergis u niet: als Jahwe's regen met een Gods-kanaal vergeleken wordt, dan wordt geen „natuurgave" met een instrument van mensentechniék vergeleken, maar dan wordt

Gods werk met Gods werk vergeleken: de regen, die anders onregelmatig valt, vooral in een land als Palestina, wordt bij Jahwe zó regelmatig, zó goddelijk gekanaliseerd, als alleen m.aar God bet doen kan. Ook in Openb. 22 krijgen we immers het beeld van een bloei, een watertoevoer, die regelmatig zal zijn in 't nieuwe paradijs. Vruchten aan de bomen van maand tot maand. Dat is nu precies hetzelfde als te zeggen: in ons land hier beneden is het nü eens droge, en dan ineens weer natte moesson; vandaag ligt het land te smachten, maar een paar maanden later weet je geen raad met dat woelige water, je vijand, ineens, als je niet oppast of door God beschermd wordt. Maar hier boven is het straks alles regelmaat: de anders grillige regen is dan zo vast als een huis, wat zeg ik, zo vast als een waterleiding van die God-eigenaar, die alleen beschikt over alle tuinen, over zijn eigen hof, die alleen de irrigatie bouwde, en alleen ze bedient, en van geen één afhankelijk is. Palgé-majim, dat betekent: onze God is Souverein!

Als het u gaat als mij, dan krijgt u hier heel wat te verwerken bij de overgang 1951—1952, Parijs, Washington, Churchill naar Truman, Drees naar Truman, invasie van Azië gedreigd vanuit Formosa, wapenstilstand, ja of neen, komt de oorlog van 't jaar, of komt 't wat later? Schei uit met piekeren, zegt Spreuken, en begin met gelovig aanvaarden: Jahwe heeft al die , , koningen" in zijn hand. Hun hart, hun overleggingen, hun diplomatiek gespeel, hun kaarteninspectie. Hij houdt het in de hand: de kranen zijn bij Hem. De jeruzalemse koningen, denk aan Achaz, in Jes. 7, maken bij oorlogsgevaar hun eerste gang naar de werken-van-watervoorziening, want o wee, als de aanvallende koningen Rezin en Pekah de hand kunnen leggen aan Jeruzalem's waterreservoir, bergje dan maar'. Maar het geeft hun allemaal niets, althans niets wat op het privilege van Jahwe's souvereiniteit en goddelijke vrijheid lijkt. Toen Jesaja met zijn zoon Sjeaar Jasjoeb Achaz, die vrome weifelaar, om de oren sloeg met zijn Palgé-Majim-profetie, toen kwam het hier op neer, wat hij die man te zeggen had: Jahwe leidt de harten der aggressieve koningen van tienstammenrijk en van Syrië, Pekah en Rezin, als palgé-majim, en bent U nu nog zo ongelovig, U, Majesteit, uit het huis van David?

Het woord „peleg" (meervoud: „palgé majim") zegt Dalman, hangt samen met het werkwoord , , delen", splijten, splitsen. Welnu! Splits hun tongen, d.i. verwar hun spraak (Gesenius, Noordtzij, op Ps. 55:10), stuur hun overleggingen (hun hart) in de war; wie denkt nu niet aan de baby- Ionische spraakverwarring? We mediteren soms over de babylonische ballingschap der kerk, en aan de babylonische spraakverwarring, en we schrijven in onze kranten met meer of minder ontzetting over de wilde debatten in Parijs, en over de spraakverwarring, ook in christelijke kring, als men zelfs 'daar gaat praten over federalisme, en europese legers, vóór-formaties van de Wereldpolitiemacht in de wereldpolis. Wat is het anders, het éne zowel als het andere, als hedendaagse manifestatie van Jahwe's leiden van koningsharten als palgémajim? Je zegt veel te weinig, als je alleen maar kermt over de babylonische spraakverwarring in Parijs, en elders; je moet weer eens denken aan Spr. 21 VS 1. Nieuwjaarstekst om van te huiveren. En om bij te jubelen. Peleg, splitsen, sphjten, hier de ene buis, daar de andere heen, hier de éne woordenval uit het hart, daar de andere heen. Maar o, dat Gróte Verstand van onze Wereldirrigator. Die onze Bondsgod wezen wil.

Het ware heel erg, zagen we, als kleine boertjes afhingen van de „Zisterne", de cisterne of regenbak, het waterreservoir van een ander. Daarom, zegt Spr. 5 : 15 v., moet ieder maar zijn eigen cisterne hebben; het is niet best, als men haar met een ander moet delen; vandaar de nu veel duidelijker beeldspraak:

drink water uit uw eigen bron, een koele dronk uit uw eigen put. Zoudt ge ü w wellen over de rand laten stromen, üw watergolven over de straat? Neen, ii alleen behoren ze toe, niet aan vreemden nevens u. Houd dus uw bron voor uzelf, en geniet van de vrouw uwer jeugd.

Welnu, als in deze tijd de werelddirecteuren, koningen-in-zaken, ervoor gaan zorgen, dat geen enkel land, geen enkel volk, geen enkele zaak, geen enkele man-van-de-middenstand (ook intellectueel), geen enkele natie, geen enkele staat, geen enkel koningshuisbij-de-gratie-Gods (zo zeggen we het nog, terwijl we het in boeken over het federalisme meteen cadeau doen) meer uit „EIGEN" cisterne drinken kan, m.aar het zó schikken, dat ondanks Spreuken 5 : 15, net zoals in Hitlerduitsland, de ene keer de „erebruiden", en haar kindertjes staats eigendom zijn, en in de éne WereldpoUs alle bronnen in de wereldeconomie in één hand komen (die verschrikkelijke camouflage ook van de „geleide" economie, en van getotaliseerde diensten), dan gr ij pen ze allenaaal naar de palgé-majim. Ze willen irrigeren waar z ij het verkiezen, en laten versmachten waar zij het lusten. De grote boycott tegen het christendom is al in aantocht; de werelddirectie grijpt naar de hefboom van de kraan, die de stroom af kan sluiten voor niet in de gratie staande staatsvijanden, of althans voor de polis improductieven.

Maar Hij, die zijn „e i g e n" Bruid heeft, zijn „eigen" Cisterne, en die ons heeft toegeëigend, hetgeen we in Christus als het ons eigene (Spr. 5) hebben. Hij staat daar nog altijd als de Leider, Bezitter, Bestuurder, Bedienaar van de Palgé-majim der ganse aarde. Hoe het ugaat, weet ik niet. Maar voor mijzelf heb ik aan Dalman, een paar eeuwen na de Kanttekenaren, veel gehad; hij heeft me een nieuwjaarstekst niet gegeven, dat kan een kommentator niet, maar wel helpen lezen. Moge ook onze lezer, als na 1 Januari de post weer normaal functioneert, bidden, dat boven de krant en vóór de radio voor zijn ogen in het nieuwe jaar van onze Here-Kraanbedienaar in wónderschrift, niet van mensenhanden, geschreven staat: hef uw ogen op naar de bergen; de Palgé-Majim zijn nog steeds in Christus' hand.

En niemand krijgt die hand van die kraan vandaan. De irrigatie gaat door, — juist bij de „armen en ellendigen", die het leven niet kunnen hebben bij zichzelven.

29 Dec. 1951.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 5 januari 1952

De Reformatie | 8 Pagina's

„PALGÉ — MAJIM”

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 5 januari 1952

De Reformatie | 8 Pagina's