GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

KERKNIEUWS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKNIEUWS

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Beroepen te:

Nijmegen, Cand. B. Houwen te Groningen. Breukelen, D. Los te Smilde. Oosterbeek en Wolfheze, Cand. M. K. Drost te N.-Buinen. Eindhoven: D. Deddens te Wetsinge-Sauwerd.

Bedankt voor:

Rijnsburg, J. P. v. d. Stoel te Grootegast.

.ONNBN.

Onze lezers weten reeds van de goede uitslag van het herhaalde proces Inzake kerkelijke goederen van Onnen. Ook enkele overwegingen zullen ze graag vernemen. De „synodalen" waren in appèl gegaan tegen de vroegere uitspraak. Ben interessante bijzonderheid is, dat voor de „synodalen" werd gepleit door dr M. Bouwman, eertijds predikant, daarna jurist geworden, schrijver van een dissertatie, die precies In. de lijn van dr H. H. Kuyper lag, na zijn fatale zwenking, die hem dreef naar het geïmporteerde nieuwe „kerkrecht", dat dat van dr A. Kuyper radikaal verloochende. De dissertatie wou dat hiërarchische kerkrecht vastknopen aan Voetius; en Greijdanus heeft uitvoerig aangetoond, dat de schrijver Voetlus verhaspeld had, en soms („nedum"!) hem in de schoenen schoof, wat precies het tegengestelde was van wat Voetius werkelijk beweerd had.

Welnu, het debat tussen dr Bouman en mr Hummelen heeft het Hof zich doen plaatsen tegenover dr Bouwman. Greljdanus heeft niet voor niets geschreven. Het Hof te Leeuwarden sprak o.m. uit:

1) De „synodale" groep zegt: de meerderheid van de Kerkeraad (7 van de 9) van de Gereformeerde Kerk te Onnen heeft op 16 Mei 1945 besloten, zich vrij te maken, maar dit Besluit is in wezen Kerkverandering; daartoe kém die Kerkeraad niet besluiten, omdat tot het wezen van de Gereformeerde Kerk te Onnen behoort, dat zij in verband leeft met de andere Gereformeerde Kerken in Nederland; de leden van de Kerkeraad, die tot dit besluit medewerkten, alsmede alle ledematen, die hen zijn gevolgd, hebben daarmede doen blijken, dat zij van de Gereformeerd© Kerk te Onnen niet langer lid wensten te blijven en hebben dan ook een nieuwe godsdienstige gemeenschap gevormd;

2) De Kechtbank overwoog destijds In een vroeger vonnis, dat. Ingevolge de Kerkenordening dei Kerkeraad vormt het bestuursorgaan van de plaatselijke Kerk, welk orgaan blijkens het beginsel van artikel 1696 van toet Burgerlijk Wetboek bij gebreke van een afwijkende regeling bij meer-

deirheld beslist; dat verder uit de Kerkenordenlng, speciaal art. 31 en 85, volgt dat ledere plaatselüke Kerk is een zelfstandige Kerk, bevoegd om, Indien zij zich uit geloofsovertuiging niet met een uitspraak van een meerdere vergadering kan verenigen, zidi los te maken uit het Synodale Verband; dat mitsdien liet Besluit van de Kerkeraad d.d. 16 Mei 1945 geldig is, en niét tot gevolg heeft gehad, dat de betrokken meerderheid van de Kerkeraad buiten het Kerkcnverband is komen te staan; integendeel, de andere Korkeraadsleden, die de meerderheid niet zijn gevolgd en in 't Synodaal Verband zijn gebleven, zijn uit de plaatselijke Kerk getreden; de Kerk, welke ingevolge genoemd besluit uit het Synodale verband trad, is dezelfde reclitspersoon, die reeds vóór het genoemde Besluit bestond.

3) En nu verklaart het Hóf: de „synodale" bev^ering, dat (hoort toe, hoe Dr M. Bouwman de hele Doleantie, en hoe een zoon, dr H. H. Kuyper, promotor, zijn vader, dr A. Kuyper, verloochent!!), de „synodale bewering", dat de meerdere vergadering het bestuursorgaan Is van de kerken ten aanzien van de leer, of ook van de plaatselijke kerk in geval van wanbestuur (!!), die synodale bewering deugt niet. Want, wel is het waar, dat het bestuursorgaan van de plaatselijke Kerk het „zeggen" (d.i. uitspraak of beslissing) van de meerdere vergadering als bindend heeft te aanvaarden (behoudens het slot van art. 31 K.O.); mdar, aldus het Hof, dit brengt niet mee, dat in die meerdere vergaderingen (d.w.z. samenkomsten van afgevaardigden van verschillende groepen van kerken) een bestuursorgaan van de plaatselQke Kerk mag worden gezien; gesteld al, dat het de Kerkeraad van Oimen niet vrijstond bij Besluit vain 16 Mei 1945 voor de gemeente een leer (dogmatische uitspraak) aan te nem.en, afwijkend van de door de Generale Synode in 1939/ 1944 vastgestelde, dan zou zulks nóg niet beslissend zijn voor de vraag, of de Kerkeraad, die een andere leer huldigt, althans zich om des gewetens wille niet met die van de Synode kan verenigen, de band met d© meerdere vergaderingen mag verbreken.

4) Voorts verklaart het Hof: De , , synodalen" beweren, dat de door de Rechtbank aangenomen zelfstandigheid der plaatselijke Kerk (de bevoegdheid medebrengende om, in geval zij zich op grond van geloofsovertuiging niet met een uitspraak van de meerdere vergadering verenigen kan, zich bij besluit van haar bestuursorgaan, de Kerkeraad, uit het Synodaal verband los te maken) in strijd is met de artikelen 31, 86 en 85 van de K.O. Maar dat is mis geredeneerd, aldus het Hof. De Gereformeerde plaatselijke Kerk heeft steeds gevormd een zeUstaJidige en complete Kerk, staande onder de Regeermacht van de Kerkeraad, welke de Kerkelijke zaken bij meerderheid vaji stemmen afdoet. Wel zijn de plaatselijke Kerken onderworpen (behoudens slot art. 31 K.O.) aan de besluiten der meerdere vergaderingen ten aanzien van gemeenschappelijke zaken of in geval van onmacht, hoger beroep of wanbestuur der plaatselijke Kerk (art. 30, 31 en 36 K.O.), doch de meerdere vergaderingen fungeren niet als boven de Kerkeraad geplaatste bestuurscolleges, doch zijn samenkomsten van afgevaardigden van plaatselijke Kerken, optredende krachtens lastbrief (art. 33 K.O.) van de zendende Kerken, wier afgevaardigden hun gezag ontlenen aan die plaatselijke Kerken. Er wordt dan ook wel gezegd, dat die meerdere vergaderingen niet zozeer tot het „wezen" van de Gereformeerde Kerken behoren als wel tot het „welwezen" daarvan, namelijk om in onderling verband elkaar by te staan en om de eenheid van leer, tucht en dienst te bevorderen. En, — in artikel 85 K.O. — waarop de , , synodale" groep een beroep doet (voorschrijvend, dat geen Kerk heerschappij (macht) zal voeren over een andere Kerk) wordt het hiërarcMseh beginsel voor de Gereformeerde Kerken afgewezen. Ten aanzien van rechten en plichten worden deze „gelijkgeschakeld". Evenmin als enig ander artikel der K.O. (of ondertekeningsformulieren van de Kerk van Onnen) verbiedt dit artikel 85 aan de plaatselijke Kerk, om zonodig uit „het verband der Kerken" te treden. Geen kwestie van, dat de uittredende Kerk alsdan heerschappij voert over de meerdere vergadering, bij wier besluit zij zich niet wenst neer te leggen.

5) Het Hof deelt dan ook niet de opvatting van de „synodale" groep, dat de plaatselijke Kerk met de meer­ dere vergadering dermate is „dooreengestrengeld", dat ze als een „onlosmakelqk deel" in het synodaal verband is geïncorporeerd. Integendeel: aan de plaatselijke Kerk kan uit hoofde van haar zelfstandige positie (krachtens besluit van de meerderheid van de kerkeraad, als zijnde haar bestuurslichaam) de bevoegdheid niet worden ontzegd om uit het kerkverband te treden wegens gewichtige redenen, zoals in casu, als de meerderheid van de Kerkeraad te Onnen de synodale besluiten (1939/1944) in strijd met Gods Woord en de K.O. acht;

6) het zich los maken uit het kerkverbsmd wordt dan ook in navolging van Voetius door verschillende schrijvers over het Gereformeerd Kerkrecht voorgestaan (waaronder Dr P. L. Rutgers, Verklaring van de K.O. vsm de Nationale Synode van Dordtrecht van 1618/1619, Collegevoordrachten, bewerkt en uitgegeven door Dr J. de Jong, deel IV, bl. 189/191, 1918; Joh. Jansen, Kerkelijke Verklaring K.O., bl. 147, 1923; Dr H. Bouwman, Gereformeerd Kerkrecht, n, bl. 10, 56/57, 66/67, 1934; DrMrM. Bouwman, Voetius en het gezag der Synoden, diss., 1937, Hoofdstuk Hl, Afdeling II, paragraaf 3) (men ziet, het kan ook nog „leuk" toegaan bij een rechtscollege, K. S.).

7) Nu klaagt de , , synodale" groep, dat het aannemen en uitvoeren van het Besluit van 16 Mei 1945 door de meerderheid van de Kerkeraad zonder vooraf gevraagde of verkregen toestemming of raadpleging van de gemeenteleden onverenigbaar is met de in de K.O. en andere Statuten duidelijk uitgedrukte rechten der gemeenteleden, zoals onder meer betreffende de beroeping en verkiezing van predikanten, ouderlingen en diakenen, in betrekking tot de Kerkelijke huwelijksbevestiging en tot afsnijding van lidmaten, zodat In dat systeem niet past het recht van het verbreken van het kerkverband buiten elke voorkennis van de gemeenteleden, terwijl diezelfde meerderheid van de Kerkeraad, wetende, althans redelijkerwijze kimnende weten, dat de meerderheid der gemeenteleden hen niet zou volgen, doch niettemin het Besluit doordrijvende, zich jegens de meerderheid van de gemeente heeft schuldig gemaakt aan misbruik van bevoegdheid en in strijd heeft gehandeld met hetgeen de goede trouw en de billijkheid van de meerderheid der Kerkeraadsleden eiste zowel jegens de meerderheid der gemeenteleden als jegens het Kerkverband.

8) Maar het Hof werpt tegen: uitgaande van de stelling, dat in de plaatselijke Kerk de regeermacht bij de Kerkeraad berust (wat tengevolge kan hebben, dat de meerderheid van de Kerkeraad een besluit neemt, dat niet de Instenaming heeft van de meerderheid van de gemeente), moet aangenomen worden, dat de Kerkeraad Inmenging van de zijde van de gemeente bij de uitoefening van zijn bestuur zich alleen heeft te laten welgevallen, voorzover dergelijk recht bij K.O. of ander Kerkelijk Statuut aan de gemeente is toegekend, hetgeen in casu niet het geval is. Zeker, wel kan de Kerkeraad, als zelfstandig bestuurslichaam, uit vrije vnl de gemeente over bepaalde onderwerpen, zo hij daaraan behoefte heeft, raadplegen, doch een nalating daarvan is geenszins misbruik van bevoegdheid of in strijd met goede trouw of billijkheid jegens de gemeente; zulk een bewering zou ingaan tegen bovengenoemd uitgangspunt, dat de Kerkeraad volgens de Kerkelijke Reglementen als het bestuur van de plaatselijke Kerk is a.angewezen.

9) Maar de „synodale" groep heeft nóg een klacht. Deze luidt, dat de betrokken Kerkeraadsleden hebben verzuimd, alvorens het Besluit tot vrijmaking te nemen, tegen de genomen Synodebesluiten, waarover zij zich bezwaard gevoelden, te appelleren bij de Synode, of daarvan revisie te verzoeken bij een volgende Synode; zulks vindt zij dan in strijd met art. 31 K.O., dat immers eist het bewijs van de strijdigheid met Gods Woord van door de meerdere vergaderingen genomen besluiten.

10) Maar ook deze grief moet worden verworpen. Alleen reeds hierom, dat — nog daargelaten of art. 31 K.O. het instellen van een appèl kent tegen een Synodale beslissing bij dezelfde of opvolgende Synode — in elk geval het woord „mogen" in art. 31 van 's Hofs oordeel de betekenis heeft niet van „moeten", doch van „kunnen", zodat de meerderheid van de Kerkeraad niet verplicht was te appelleren, of revisie te verzoeken. Derhalve kan het beweerde „verzuim" hun ook niet als kwade trouw of onredelijk of onbillijk jegens de meerdere vergaderin­ gen of de gemeente worden verweten;

11) Artikel 31 K.O. bepaalt, dat een bezwaarde of verongelijkte het besluit van de meerdere vergadering niet als bondig behoeft te beschouwen, als bewezen wordt, dat dit besluit strijdt met Gods Woord of de artikelen In de Generale Synode besloten; doch dit artikel geeft geen antwoord op de vraag, of een plaatselijke Kerk op grond van gewetensbezwaren zich aan het verband met de andere Gereformeerde Kerken kan onttrekken.

12) Het „blijven" leven van een plaatselijke Kerk in het verband der Gereformeerde Kerken, waarin zij is opgenomen, is niet een essentiale van het Gereformeerde Kerkrecht. Daaruit volgt, dat de meerderheid van de Kerkeraad te Onnen bij besluit van 16 Mei 1945 zich nie* aan verboden kerlcverandering, noch aan strijd met goede trouw en billijldieid jegens de leden der gemeente heeft schuldig gemaakt door uit het verband der Kerken te treden. Haar Besluit moet als rechtsgeldig worden aangemerkt. Het Hof voegt daaraan toe, dat in geval dat Besluit rechtskracht mist en dus de meerderheid van de Kerkeraad geacht moet woiden niet uit het verband te zijn getreden, de minderheid (olsdan niet voor aanvulling vatbaar) evenmin aanspraak op het beheers- en bestuursrecht van de Kerkelijke goederen had kunnen maken. De Rechtbank heeft dus terecht overwogen, dat de minderheid geacht moet worden de plaatselijke Kerk te hebben verlaten, nu ze (met het merendeel der leden) in het Ssmodaal Verband gebleven weder tot een voltallige Kerkeraad zijn aangevuld. Tot zover ons excerpt.

We kunnen dankbaar zijn voor deze zeer gedetailleerde beslissing. Dankbaar voor de verdediging van ons gereformeerde kerkrecht tegen de bizonder vermetele verloochening (van synodale zijde) van - het kerkrecht van Kuyper en Rutgers. Dankbaar ook aan prof. Deddens, wiens gedocumenteerde brochures en rectorale oratie (ook over de uitdrukking „het zeggen") blijkbaar bij het Hof beproefd en wijs en trouw aan de kerkenordenlng

zijn bevonden.

— DË „ZAAK-VAN HERWIJNEN." De Classis^Zeeland heeft bijna twee volle da; gen beraadslaagd over de kwestie: al of niet toelating van Ds v. Herwijnen. Er waren vier voorstellen: Ie. het verzoek van de Gen. Syn. Kampen, welke Syn. bericht had, in verband met 't appèl van Zeeland, geen aanleiding te zien om de besluiten van Amersfoort te herzien. Ingevolge dit bericht besloot de cl. Zeeland niet aan het verzoek van de Syn. van Kampen te voldoen en hiervan mededeling te doen aan alle kerken in Nederland, met de motieven van haar besluit. 2e. het voorstel van de kerk van Hoek, om aan het verzoek van de Gen. Synode wèl te voldoen, met deze wijziging, dat niet erkend wordt, dat er een kerk te Rilland Bath bestaat in de zin door de K.O. bedoeld, en dat over het independentistisch optreden van Ds v. Herwijnen, na. 1944 in de gereformeerde kerken, nader met hem zou worden gesproken. Ook dit voorstel werd verworpen. 3e. Voorstel van de kerk van Terneuzen, dat hierop neerkwam: aan het verzoek van de Gen. Synode te voldoen, met deze reserve, dat aan de kerken in Nederland bericht wordt, dat dit geschiedt , , de facto", met behoud van de bezwaren welke er tegen Ds v. Herwijnen bestaan, maar omdat er tenslotte aan deze zaak een eind moet gemaakt worden. Hieraan was tevens verbonden de restrictie, dat met Ds V. Herwijnen vooraf zou worden gesproken over zijn independentistisch optreden in de gereformeerde kerken, met name door zijn houden van kerkdiensten in Wemeldinge, dat kerkelijk ressorteert bij de kerk van Goes. Ook dit voorstel werd verworpen. 4e. Een voorstel van Middelburg, dat inhield Ds v. Herwijnen te verzoeken naar de cl. Zeeland te komen, om samen te spreken over zijn schorsing en afzetting, opdat de cl. Zeeland daarna zal kunnen beoordelen of tot toelating van Ds v. Herwijnen kan worden overgegaan. Ook dit voorstel werd verworpen (mede op grond van het feit, dat dit reeds herhaalde malen is geprobeerd, doch afstuit op de weigering van Ds v. Herwijnen hiertoe zijn medewerking te verlenen). De bespreking, welke hierop plaats vond, resulteerde in het besluit in vervroegde classis bijeen te komen om de door de benoemde commissie te ontwerpen formulering der motieven vast te stellen, waarna deze aan de zusterkerken zullen worden toegestuurd.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 16 februari 1952

De Reformatie | 8 Pagina's

KERKNIEUWS

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 16 februari 1952

De Reformatie | 8 Pagina's