GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Dissiderend? Nog geen dissident!

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Dissiderend? Nog geen dissident!

25 minuten leestijd Arcering uitzetten

We hebben verleden week in onze *** „Hooggeleerden-kerk" in uitzicht gesteld, dat we in dit nummer nog zouden terugkomen op enkele met schrijvers vraag samenhangende kwesties. We doen dat in de vorm van een gewoon artikel, omdat we het te bespreken onderwerp van algemeen belang achten..

Vooraf een kleinigheid, die locaal is, maar introductie kan zijn op wat we te zeggen hebben.

Schrijver van de brief van verleden week doelde op iemand, van wie verhaald wordt, niet maar dat hij vroeger eens een misstap deed (wat niet erg is), maar dat hij vandaag nóg zegt: „ik deed geen misstap; want wat ik tóen deed, zou ik vandaag nóg doen". De aard en de détails van de beweerde misstap zijn me — gelukkig — onbekend; genoeg is te vertellen, dat het een bepaalde reactie was op een preeksto.eluitlating. Die is reeds in onze *# van verleden week vrij weergegeven. De preekstoel-uitlating was: „dat de enige wettige avondmaalstafel in de plaats, waar het geval zich voordeed, stond aangericht in het gebouw, waar die kansel stond". De persoon-in-kwestie deed, volgens mijn briefschrijver verkeerd, toen hij die preekstoel-uitlating critiseerde (nog eens: de manier van de critiek is mij onbekend, en blijft dus buiten beschouwing). Want mijn briefschrijver is van oordeel: als de persoon-in-kwestie niet hebben wil, dat zijn dominee zo iets preekt, dan is het zeggen: ik zou vandaag ('t geval dateert al van een hele poos geleden!! de duivel is al weer een heel stuk verder met zijn strijd ), dan is het zeggen: ik zou vandaag nóg zo doen: verharding en Woord-binding. Binding van het Woord Gods, dat van de kansel klinkt.

Nu is Woord-binding een daad, die gelukkig niet verder komt dan een poging. , , Het Woord Gods is niet gebonden" — zegt Paulus. Maar dat weet onze correspondent even goed als ik. Hij zal bedoelen: wat die dominee zei, dat was Gods Woord, en wie hem daarin hinderen wil, die probeert, het Woord aan banden te leggen. Terwijl het toch vrij moet blijven in zijn loop.

Maar nu is er altijd de moeilijkheid, dat we elkaar niet goed begrijpen. Situatietekening blijft altijd moeilijk. Ik heb ook anderen over het incidentje gehoord. En van hun verhalen heb ik nog iets anders onthouden, dat in de brief van mijn correspondent niet ter sprake komt. Namelijk dit: die dominee zou gezegd hebben: en wie het daarmee nieteens is, die kan volgende Zondag hier geen avondmaal vieren. Tenminste, iets dergelijks.

Nu hoop ik van geen dominee, kerkeraad of gezelschap brieven te krijgen over dat incidentje. Men kan de moeite sparen; ik zeg nadrukkelijk: ik weet niets precies. Ik verklaar bovendien: die dominee kan in een bepaalde situatie verkeerd hebben (want hier en daar hebben enkele aan de controle ontsnappende kerk-ondermijners heel wat geesten geïnfecteerd en 'n miserabel zenuw-oorlogje ontketend, dat met de „ijver-des-HEEREN" niets te maken had). Een situatie, waarin hij het nodig oordeelde, de mensen te nopen tot „Entscheidung". Ik zeg niet: zo was het. Ik reken alleen met de mogelijkheid. En ik wou dus verre blijven van een beoordeling van een preekcoupure, stel, dat ze zo geweest is, in een mij onbekende situatie uitgesproken.

Maar ik bekijk het geval bloot volgens de hier gestelde tekening. En dan verklaar ik rustig (en geloof, dat die dominee met wat ik nu zeggen ga, het volkomen eens is!): al geloof ik zelf, dat de enige wettige avondmaalstafel in X. staat in het kerkgebouw, te X. bedoeld, ik zou nooit durven zeggen: wie het daarmee niet eens is, die mag geen avondmaal vieren a.s. Zondag. Want een dissiderend mens is nog geen dissident. En een man, die van een bepaalde uitlating van de dominee dissideert, is nog geen dissident van of voor de kerk.

In het avondmaalsformulier lees ik wie God voor waardige medegenoten van de tafel zijns Zoons wil houden. In de beschrijving lees ik niet, dat ze niet mogen dissideren omtrent een incidentele, niet kerkelijk vastgelegde interpretatie van de lijst der voorwaarden voor het godvruchtig avondmaal-vieren.

En als de zonden- èn de goede-gezindheden-lijst uit het avondmaalsformuUer Gods Woord uitdrukken (Gods Woord over de grenzen JUIST van de WET­ TIGE tafelgemeensehap), dan is elke incidentele inkorting of uitbreiding van die lijsten een onbedoelde toevoeging aan (of beperking) van hetgeen tot bewaring der avondmaals-eenheid door de kerk is saamgelezen uit het Woord. De gemeente is te binden aan de Schrift, en" dus aan de aangenomen formulieren. En de dominee ook.

Geen dominee slaagt in die zelfbinding' helemaal. Wie een of ander jubileum achter de rug heeft, en niet een hopeloos geval is, heeft al eens eerder zich opgebiecht, dat hij meer dan eens dingen verteld heeft, die hem later onjuist schenen. Anderzijds: geen gemeente slaagt er helemaal in, de moeiten van de dominee te begrijpen.

Maar, al blijft het bij een trachten, toch is juist in dat trachten de gemeenschap behouden.

En d i t nu is het, wat in sommige gemeenten hele­ maal mis is (maar dan alleen bij de querulanten), dat men meent, dat er één terrein is, waar het woord „trachten" taboe is. Dat is het ambtelijke terrein. Is er een ouderling, diaken, die door de pluriformiteits-propaganda (meestal binnen een kwartier uiteen te rafelen ) in de war gebracht is, en niet precies zijn voortgaande-reformatie-dominee volgen kan, dan vergeet die ambtsdrager: dat ook de dominee maar 'n mens is, hebbende slechts een klein beginsel der gehoorzaamheid. De ambtsdrager, die zelf door de holle dazerij der pluriformiteitsschematiek (want wat i s die theorie hol!) op hol geslagen is, meent — allicht opgewarmd door een deputaatje van de organisatie tot aftasting der mogelijkheden van de formatie ener vijfde colonne — dat hij nu een conflict met z'n dominee, en dus met de kerkeraad, en dus met de „geest" van zijn kerk heeft. Hij is immers al flink ingepalmd door de deputaten inzake vijfde colonne, die zelf een „geest"-kerkje hebben geforceerd, en nu allemaal roepen: wat een verkeerde „geest"! inplaats van: wat een fijne belijdenis en wat een voorzichtige binding en wat een rechtvaardige orde bij jullie! Onze criticus draaft door, kent 't werkwoord „trachten" niet meer. Want zijn moeiten liggen op a m b t e- 1 ij k terrein, en daar, zo leert hij, „trachte" men niet, doch verklare ingeval van een botsing der meningen: ik kan niet langer de verantwoordelijkheid dragen, ik vraag, óf néém: ontheffing! De gemeente, die helemaal van de plurif ormiteits t h e o r i e (de - beschouwing! ! !) geen zier doorzien heeft (want hoevelen hebben Aalders, Kuyper, Greijdanus, Schilder erover gelezen en onthouden? ? ), niets gesnapt heeft (vermoedelijk even weinig als die ouder-

ling en even weinig als de lichtgewapende lieden van de vijfde-colonne-organisatie!), de arme gemeente wordt maar aan het spektakel gewaagd: een ouderling, die om ontheffing vraagt!! O engelen en mensen, wat is er aan de hand? Wat hangt ons nu weer boven 't hoofd? En de Vijfde Colonne heeft een mannetje achter, en minstens drie patiënten vóór de coulissen, die almaar door de luidspreker, of door de spreektrompet roepen: wat vraagt gijlieden? Onderzoekt ! want valse rust is uit den boze!!! Ze hebben nog gelijk ook. Maar ze hebben ongelijk, als ze niet vertellen, dat valse ó n r ü s t (drukte over b e- sehouwingen, terwijl niemand een kwartier achter elkaar over een beschouwing praten kan!) nog veel eerder uit den boze is.

Dat is dan de éne kant der moeilijkheden: die ouderling weet niet meer, dat het woord „trachten" ook voor het verhaal van ons aller ambtelijke praestaties onmisbaar is. En nu hoeft de dominee maar op één vergadering één ogenblik vóór de stemming in diezelfde fout te vervallen, en dus te verzekeren: u krijgt geen ontheffing, en zó is de 1 e e r, dus, als u wegloopt, is dat „kwaadwillige verlating uws dienstes", en zie — de hele gemeente is een theater geworden. Nee, ik denk niets lelijks: ze schrijven er stencilwerken! en ze gaan niet naar de bioscoop. Ik denk bij , , theater" alleen maar aan 1 Cor. 4: wij zijn een schouwspel geworden voor engelen en mensen.

En och, wat menen ze 't goed.

Ze hebben goed onthouden, dat het niet goed van farizeën en schriftgeleerden was, dat die „de sleutel der kennis" wegnamen. De ouderling wil zijn sleutel der pluriformiteitskennis niet weggeworpen zien. En de ijverige dominee wil zijn sleutel der anti-pluriformiteitskennis niet weggeworpen zien. Hij heeft allicht zijn theorie van Schilder geleerd en verdedigt zich daarmee. En mogelijk heeft hij van Dooyeweerd ook wel iets van die „sleutel der kennis" gelezen. Beschouwing tegen beschouwing! Sleutel der beschouwingskennis contra sleutel der beschouwingskennis. B. A. Bos contra Dooyeweerd. De ouderling (met zijn eendagsleusje van: geen wit-zwart-sohema) contra de Schilder (die de dominee hem voorgespiegeld heeft).

Intussen: c'est Ie ridicule qui tue.

Want die ds B. A. Bos heeft zijn anti-wit-zwartschema-schema geen moment kunnen volhouden. Hij is weggelopen naar de binders, die zeiden: wat niet he 1 e m a a 1 klopt met '44, dat is uit den boze: p i k -

(Zie vervolg- pag. 168).

zwart. Met pak en zak is ds B. A. Bos de wit-zwartschema-decoratie gaan dragen op de borst.

En die Schilder?

Wel, die heeft al eens eerder geschreven over de „sleutel der kennis". Dat hadden zowel die ouderling als die dominee kunnen onthouden, opdat ze geen chimaera-Schilder ten tonele zouden voeren, om pro of contra te boksen. Schilder heeft, meent hij, al eens (contra Dooyeweerd) erop gewezen, dat er in het evangelie niet bedoeld is: „de sleutel VAN de kennis", doch „d e sleutel, dat wil zeggen: de kennis". En dat „kennis" niet betekent: een BE­ SCHOUWING, want dat is westerse pronkerij-metniks, doch „levende, warme, beweeglijke, inzicht-rijke, levensgemeenschap".

Zodat Schilder zijn leven lang beweerd heeft: die BESCHOUWINGEN, mensen, houdt daarmee op, ALS HET AANKOMT OP KERKVERGADERINGS­ NORMEN. , , Be s cho u win g e n", daar heb je geleerde lui voor. En de écht geleerden vertellen je: hoe langer ik studeer, hoe meer ik erken: mijn beschouwing heeft haken-en-ogen, heeft nog niet gelegde verbanden, heeft lacunes. Schilder heeft aan den lijve gevoeld: die hele synode van '44 bestond maar voor misschien 1 % uit lui, die IETS SNAPTEN van de BESCHOUWINGEN, die achter de formuletjes — van '42 lagen. Een paar! En dan alleen nog maar een paar proffen. Niet eens alle heren. Bavinck b.v. had er nauwelijks iets van gelezen. En toch maar stemmen! En precies datzelfde ziet Schilder vandaag gebeuren tussen Polsbroekerwoud en Polsbroekerbrug. Brieven schrijven, stemming maken, stemmen over wat maar een enkele door heeft, voor wat de b e - schouwing betreft!

Maar Schilder denkt dan ook: die beschouwingen zijn de sleutel NOOIT.

Hij denkt wèl: de sleutel, dat is de kennis, die is daar, waar het liefdevolle inzicht is. Het zien liggen van de lijn — ja, maar dan bedoelt hij de lijn, de tendenz van 't messiaanse heilswerk. En die sleutel is niet bij de beschouwing van de anti-pluriformiteits-theoreticus, die „erop slaat", en ook niet bij de pro-pluriformiteits-theoreticus, die uit louter protest tegen dat „erop slaan" nu óók al „erop slaat", op de dominee slaat, op de kerkeraad slaat, op de verstomde gemeente slaat, en'zich laat opwarmen door een maniak, doch die sleutel is bij hen, die met vreze en beven hebbeïi gezien, hoe onze Hemelse Vader zijn kerk vergaderd heeft van Oud naar Nieuw Verbond, en één ding begrepen hebben, dat de sleutel der kennis is: de sleutel, dat is: de kennis, die in liefde de kerk vergadert en de 1 ij n ziet, niet van een theorie, maar van de christologische advents-tendenz, waarmee God Abrahams zaad van het Oude naar het Nieuwe Verbond heeft geleid, en van de eerste naar de tweede advent bezig is te leiden.

Want, beste mensen, de sleutel moet op de KERKdeur passen. Teders is 't een sleutel, waarover Christus zich geen moment uitgesproken heeft. Zei Hij niet, dat die farizeën en schriftgeleerden, toen zij de sleutel (d.i. de kennis) wegnamen, zelf niet ingegaan zijn (in het koninkrijk, en niet in een professoraal systeem, want dat hadden ze wel ten dele) ? En dat ze degenen, die in wilden gaan, verhinderd hebben? Bewijst dat niet, dat de sleutel op de DEUR van het koninkrijk moet passen? En dus de rechte b e 1 ij d e n i s is ? En niet de theorie (waar u voor 90 %, zo niet voor meer) toch niets van ziet?

Sommige verdwaalden (maar ze komen wel weer in orde, als hun karakter goed is, anders ook niet) zeggen nu: Schilder verloochent zichzelf Mis, meneertje. Schilder zal met pleizier zijn anti-pluriformiteits-beschouwing verdedigen blijven (nog verleden week gedaan op zijn college!). Maar niet hij is veranderd, doch sommige anderen, die van „de sleutel" óf een theorie, óf een of ander „archimedisch punt" (och arme!), gemaakt hebben — in hun fantasie.

Heeft die zelfde Schilder niet in '44, toen de Zwolse synodocratie de gemeente met listen en lagen wilde verhinderen classis te houden (!) en belemmeren in de vrijmaking en toen een nieuwe formule (narooticumnummer-zoveel) in elkaar draaide, een circulaire laten verispreiden om de Zwollenaren te vertellen: 1) geen verbonds-BESCHOUWING (!) besüst; 2) geen sacraments-BESCHOUWING (!) besüst; 3) geen kerk-BESCHOUWING (!) beslist; maar:

alleen de als b e 1 ij d e n i s geaccepteerde formules beslissen? Laat die voor uw kerkvergadering beslissen ? ?

Welnu — houdt op met de dwaasheid! Wordt weer eens gezond! Laat u niet opwarmen door anderen of door uzelf. En bedenkt, dat de kerk vergaderd wordt door hen, die trachten te leven naar Gods Woord, die daarmee werken aan de goede b e s c h o u ­ wing (zoals een krant dat doet), doch een ander binden aan de belijdenis.

En weest niet wijs boven de maat. Hebt u een beschouwing? Denkt u? Wat zou u denken van een tentamen? Houdt op, en bidt om de haak-in-actie. En wordt niet monomaan, door onrijpe suggesties te volgen van op-jagers, voor of achter de schermen. De ene keer klemmen die zich vast aan een kerkelijke vergadering, die eens een keer hun zin deed, maar de vol­

gende keer, als ze hun zin niet meer krijgen, lopen 'ze even resoluut alle kerkelijke vergaderingen, ook de door hen te hulp geroepene, openlijk voor de voet.

SXe nieuw-e j, KeA^-a> ide" ió duWi

Door enkele kerkeraden en kerkvoogdijen zijn, of zullen worden gesteld volgende vragen aan de Generale Synode der Ned. Herv. Kerk:

Aan de Generale Synode der Ned. Herv. Kerk.

De Kerkeraad/Kerkvoogdij van de Ned. Herv. Gemeente te wendt zich tot U met het verzoek op de navolgende vragen een gedocumenteerd antwoord te geven. Gezien het eindcijfer, groot f 488.000.—, van de begroting der uitgaven voor het jaar 1952 van de synodale Kas voor de administratie-kosten, toegezonden door de Generale Financiële Raad, én gezien de steeds kleiner wordende financiële draa.gkraclit van gemeenten en gemeente-leden, acht(en) ondergetekende(n) het van groot belang, dat vragen en antwoorden door de hierbij belanghebbenden zoveel mogelijk zullen worden geweten, te meer waar „de toelichting op diverse begrotingsposten" totaal onvoldoende moet worden geacht.

1.. Is het juist de gemeenten voor synodale administratiekosten over het jaar 1952 te belasten met f225.000.—, waar vele gemeenten met de uiterste krachtsinspanntng nauwelijks het hoofd boven water kunnen houden?

2. Is het juist voor hetzelfde doel V8ni de diaconieën f 126.000.— te vragen, terwijl toch het diaconale geld bestemd is voor de armenverzorging en dus niet voor synodale administratiekosten ?

3. Waarom zijn de salarissen der Synode (uitgaven 1952, la, 1 en 2) niet gespecificeerd? Het bedrag van f 104.000, — moet hoog worden geacht.

4. Waarom zijn de bureaukosten der Synode op net. bedrag van f 24.000, — gesteld ?

5. Welk huls moet voor f 5500, -; - per jaar w< , -rden gehuurd? Zou het geen aanbeveling verdienen zich zo spoedig als maar enigszins mogelijk is, van een dergelijk duur huurhuis te ontdoen? Sedert wanneer huurt de Synode dit huis?

6. Is het mogelijk om de hoge vergaderkosten der Synode, groot f 12.000, — en van de verschillende synodale organen, groot f17.000, — krachtig te verlagen?

7. Is het mogelijk de post f 10.000, — salarissen en sociale lasten gedeputeerde bij de Overheid gehesl te laten vervallen en het werk van deze gedeputeerde te laten verrichten door de secretaris-generaal?

8. T.a.v. de kosten van het Quaestoraat-generaal, groot f26.500, —, geldt dezelfde vraag als bij 6.

9. Acht U een krachtige verlaging van de posten: f 12.000, — kosten der kerk-visitatie, f SOOO, — kosten van vertegenwoordiging der kerk in oecumenische lichamen en bij buitenlandse kerken, f 83.000, — kosten der elassicale vergaderingen en provinciale kerkvergaderingen, niet dringend gewenst?

Is het niet mogelijk het kerkelijk apparaat wat soberder te laten werken?

10. Waarom zijn de representatie-kosten van de praeses der generale synode gesteld op f23.00, — (vermoedelijk ig hier wel een tikfout, maar we durven geen conjectuur aan, K. S.). Wilt U mededelen waarop dit hoge bedrag gebaseerd is, dat in strijd schijnt te zijn met de algehele dringend gewenste versobering?

11. Waarom zijn de kosten van het toezicht van de (synodale) provinciale colleges van toezicht en het generaal college van toezicht op f 30.000, — gesteld, een bedrag, dat absoluut en naar verhouding heel veel groter is dan het bestaande a]gemeen college en de bestaande provinciale colleges van toezicht nodig hebben voor hun toezicht? Wilt U een gespecificeerde becijfering publiceren ?

12. Dezelfde vraag moet gesteld worden bij: kosten van de Provinciale diaconale commissies, groot f 50.000, —, terwijl vóór de invoering der nieuwe kerkorde het toe- /ïicht op de diaconieën zeer weinig of niets kostte. De toelichting geeft ook hier geen uitleg. Wilt U een gespecificeerde becijfering geven?

13. Zoudt U verdere inlichtingen willen geven over het in de jaren 1950 en 1951 ontstane tekort van f 150.000, — der Algemene Kas?

14. Wilt U een overzicht publiceren van de huidige stand der fondsen, welke vóór de Invoering van de nieuwe kerkorde bij de Synode in beheer waren?

15. Waarom is de post onvoorziene uitgaven op het hoge bedrag van f 39.150, — gesteld, terwijl in de toelichting bij deze post staat te lezen: geen opmerkingen. Zeker hier is een volledige opheldering absomut noodiiakelijk.

16. Zoudt U willen mededelen, of het juist is, dat de tjynode het buitengoed, gelegen bij het Rosariiun in Den Haag, van Gravin van Bylandt heeft gekocht, en zo ja, voor welk bedrag en in welk jaar?

17. Heeft de Synode of namens haar de Gedeputeerde bij de Overheid stappen gedaan — en zo ja, welke? — om ter ontlasting van de zware verplichtingen der gemeenten de predikantstractementen verhoogd te krijgen?

18. Welke pogingen heeft de Synode of namens" haar de Gedeputeerde bij de Overheid gedaau om de aandacht van de Regering te vestigen op het enorme belang dat zeer vele gemeenten hebben bij de pachtverhoglng ? Is daarbij gewezen op het feit, dat door de huidige pachtprijzen het merendeel der plattelandsgemeenten, die het overgrote deel der Ned. Herv. Kerk vormen, in hun bestaan worden bedreigd en daarmede het protestants karakter der natie?

Moge kennisname in vele gemeenten van deze vragen en v£m Uw antwoorden de onrust over Uw aanslagen wegnemen.

Tot zover de vragen. Ons dunkt uit deze zeer sterk opvallende cijfers duidelijk, dat de nieuwe K.O. niet alleen anti-gereformeerd, doch ook buitengewoon duur is. Waarvoor moeten die gemeenten al niet betalen? De gestelde vragen zijn gebaseerd op de cijfers der synode 2elf, en de opmerking schijnt me niet onjuist, dat men — zoals iemand mij schreef — daaruit kan zien, „wat de synode in werkelijkheid met de nieuwe kerkorde beoogt. Het is allang voorspeld; doch de „doorgebroken" meerderheid wenst het niet te zien. Niets is moeilijker te bestrijden dan de combtoatie van onwil en onkunde".

De vraag, waarvoor men — gereformeerde zijnde — betaalt, binnen de Herv. Kerk, moet .een antwoord hebben. Maar het zal niet mogelijk zijn, zonder duidelijke

beantwoording eerst al van déze vragen.

K. S.

N.B. Tot onze spijt bleef verleden week deze *** liggen

wegens overvloed van copie.

K. S.

„S.ei/p'ie^eentïum" en ^-eiipdeniö

Prof. Dr J. H. Bavinck is geen analysator van de belijdenis (art. 36). Dat wisten velen al lang, maar niet allen zagen het. De N. R. Ct. (18 Pebr. '52, bl. 2) vertelt van een te Oosterbeek gehouden Conferentie van het z.g. „Nederlands Gesprekoentriun". Ke handelde over: „vrijheid van godsdienst en levensovertuigmg". Het blad schreef:

„Op het podium (hadden ten aanschouwe van ruim honderd deelnemers aan de conferentie van het Nederlands Gesprekcentriun, Vrijdag en Zaterdag j.l. te Oosterbeek gehouden, ditmaal plaats genomen drie humanisten, twee gereformeerden, twee katholieken en een hervormde, tezamen vormend de landelijke commissie „Fundamenten van Nederlandse cultuur. Waar vinden wij elkaar? ", onder voorzitterschap van prof. dr J. H. Bavinck. De conunissie, die over het onderwerp, waaraan zij haar naam ontleent, gewoonlijk tn de binnenkameren vergadert, had nu voor eenmaal haar ivoren toren verlaten om het belangstellend publiek te laten genieten van haar discussies en de toehoorders ook zelf in deze gedaohtenwisseling te betrekken".

Even verder:

„Hoewel de commissie was uitgegaan van een groot aantal vragen, is zij eigenlijk niet verder gekomen daji de behandeling van 't eerste gedeelte van de eerste vraag, dat aldus luidt: Is er een gemeenschappelijke visie t.a.v. de eerbiediging van de menselijke persoonlijkheid? B.v. 1. Vrijheid van godsdienst en levensovertuiging (beleven, belijden, propaganda., geestelijke verzorging) en vrijheid van het niet hebben van een overtuigmg ?

De discussie over deze vraag bleek te resulteren in vijf stellingen:

I. Eerbiediging van de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging is één van de bindende grondslagen van de Nederlandse cultuur. Deze vrijheid omvat het recht om een godsdienst of levensovertuiging aan te hangen, deze persoonlijk en in gemeenschap te beleven, er van te getuigen, ook publiekelijk, en haar te verdedigen, te verbreiden of over te dragen.

II. De eerbiediging van deze vrijheid is gefundeerd in eerbied voor de Waarheid, welke ook Inhoudt, dat zij in viijheid omhelsd moet worden en waarbij elk dwEmgmatig ingrijpen — geestelijk, filantropisch, medisch, sociaal, economisch — afgewezen dient te worden.

III. Deze eerbiediging roept problemen op met betrekking tot hen, die zelf deze eerbied voor de Waarheid niet laten gelden en dwangmatig willen mgrljpen in overtuigingen van andersgezinden en ook mot betrekking tot hen, die in een •geestelijk en zedelijk nihi- Usme (mede onder Invloed van een relativistisch scepticisme, dat objectief waarden ontkent) de Waarheid metterdaad relativeren en/of ontkennen.

rv. Uit het voorgaande vloeit voort, dat op dwsrngmatig ingrijpen slechts in uiterste noodzaak een beroep mag worden gedaan. In eerste instantie is weerstand tegen dwaliagen een zaak van geestelijke bestrijding. Die uiterste noodzaak kan zich slechts voordoen bij die overtuigingen, die in him consequenties liet stempel der achtbaarheid ontberen.

V. Voor de overheid dient in beginsel gelijkberechtiging voor elke levensovertuiging te gelden, die niet onachtbaar mag heten. Op geestelijk niveau blijft de mogelijkheid tot • onderlinge strijd ten volle bestaan."

De N.R.C, vervolgt:

„De commissie mocht het dan voor het oog min of meer over deze stellingen eens zijn, de toehoorders, die op dit moment m het gesprek werden betrokken, gaven vele eritische opmerkmgen ten beste.

Een toehoorder vroeg zich af, of men in stelling II niet beter kon spreken van , .eerbied voor de menselijke persoonlijkheid" dan van „eerbied voor de Waarheid, die inhoudt, dat zij in vrijheid moet worden omhelsd'", om.dat het begrip vrijheid voor ons een geheel andere inhoud heeft dan het had voor de mensen van 500 of 1000 jaar geleden. Dit met het oog op het feit, dat de stellingen voor alle tijden en toestanden geldig moeten zijn.

Deze laatste bewering deed de voorzitter spreken van een hom, die op de tafel van de commissie was ontploft en de gehele opzet van de stelliirgen uiteen had geslagen. De commissie zal bij de voortzetting van haar werkzaamheden dankbaar gebruik maken van de door de toehoorders gemaakte opmerkingen. Het definitieve resultaat zal t.z.t. wel worden gepubliceerd".

Tot zover de N.R.C.

Ben merkwaardige commissie. Zij •frergadert, en ze publiceert stellingen. En als er dan iemand een opmerking plaatst, die ieder gevorderd gymnasiast, en zéker leder normaal student dadelijk voor op de mond heeft als hij de stellingen leest, dan zegt prof. dr J. H. Bavinck: een bom! Je zou vragen: hebben dan die heren van de conunissie nog nooit de vuurlinie gezien? Ik dacht, dat ze begrepen hadden, wat ze wilden, ook in stelling II, hoe vreemd die ook wezen mag. Maar de bom — splitste 't werkstuk. Hoe kan 't zo wezen?

Overigens:

1) Laat iemand zeggen (zoals Hitler's helpers deden): mijn ideologie is „religieus" — heeft hij dan 't recht haar te verdedigen? Ook 't recht dus, om publiek te „beleven"

wat hij zegt? Daoa zijn we meteen In de chaos. Want de „ongebondenheid der mensen" (art. 36) behoeft dan maar een religieus pakje aan te treMien aan de nieuwste Beweging (heden nazi-, morgen wat anders), en ieder moet zeggen: laat gaan. 't Eind: de weerloosheid van de overheid, en de „religieuze" antichrist op straat, om de mensen van artikel 36 te verdoen. Maar Bavinck doceert maar te Amsterdam en Kampen (gereinigd vEin rebellenin-de-kerk overigens, daar is hij zo gemoedelijk niet, als de anderen 't niet willen wezen).

2) Liefde voor de Waarheid — 't afgodje ener abstractie. Niet ingrijpen met dwang. De overheid drage geen zwaard meer. Art. 36 eerst ingekort, en nu helemaal overboord. Geen ius gladii (jiwaardrecht) meer. En Bavinck praesideert. Artikel 36 weg. Maar een 1905-coupure —. bindend! Tenminste als de anderen 't eenmaal zo vsdllen

3) Natuurlijk Is dat geen liefde voor de Waarheid, die zegt: Iaat de leugen — mits godsdienstig volgens zelfverklaring — vrij. Het is ook geen liefde voor de persoonlijkheid. Het is alleen maar een stom zich laten sfiSjmen voor 't karretje van gladde ketters, die ons straks gaan gelijkschakelen, of hoe het straks heten mag.

4) En de hele zaak wordt tot cultuurbasis gemaaltt. Religlevrijheld is cultuurkwestle. Wie praat nog met zulke herauten over cultuur en gemene gratie?

5) Pro memorie is de „uiterste noodzaak" overgehouden. Maar wie bepaalt ze. Wie trekt aan het klokketouw voor de , , Stunde", die een , , Gebot der Stunde" wenselijk maakt? Tegen dat déze heren klaar zijn, zijn we allang overrompeld en hebben niets meer te vertellen. Trouwens: een religieuze vermomming maakt ieder „achtbaar" gestempeld!

6) Prof. Bavinck praesideert — de bom valt op tafel; maar geen synode zal ontdekken, dat hij met zijn praesldium de poten van de tafel, waarop art. 36 ligt, geluid­

loos doorzaagt. Maar leve de orde van 1944!

K. S.

Al jaren en jaren loopt ondergetekende met een orgelplannetje rond. Hij wou een orgel hebben voor de aula der Theologische Hogeschool. Eerst dacht hij over een pijporgel; we hadden destijds als Gereformeerde Kerken een aula met een galerij. Maar na de vrijmaking kregen we — gebonden als we waren aan de maten van een bestaande zaal — een kleinere aula, en zónder galerij. Geen pijporgel dus.-

Maar toch een orgel, dat de studie dienen kan. Want In 't gebouw der Th. Hogeschool Is wel 'n heel bescheiden harmoniumpje, en het laat zich ook wel gauw verplaatsen naar de aula. Heus, voor dat zingen alleen willen we u geen geld „uit de zak kloppen. Niet eens voor zo iets als „stijl". Of aula-deftigiieid.

Het gaat om wat anders. Er zijn altijd studenten, die de moeite waard zijn. Ook voor kerk-muziek. Ik denk nog vaak „jaloers" aan dat prachtige Instituut voor Kerkmuziek met een „Herr Professor" voor Kerkmuziek, en de nodige assistenten, en een apart gebouw, voorzien van een schitterend electrisch drie-klaviers pijporgel plus pedaal, ten dienste van de Theologische Faculteit aan de Universiteit van Erlangen. Wij zullen het nooit zover brengen. Dat hoeft ook niet. Liever exegese, kerkrecht, liturgiek, dogmatiek dan muziek, als je kiezen móet. Maar als je binnen het bereik van de middelen, die God ons ten dienste stelt, nog het eerst-nodige kunt verbinden met een bescheiden voorziening in het secundair-nodige, dan Is het dankbaar, gebruik te maken van de ons gelaten mogelijkheden. Vandaar dit orgel. Het is een orgel van twee klavieren en pedaal. En daarop had ik mijn zinnen vóór alles gezet. Men kan nu studeren. En de redactie van „Organist en Eredienst", plus die van , , Stijl", plus die van „Dienst", plus die van de kerkelijke pers, en de verenigingsorganen, zal het met me eens zijn, dat dat van waarde is: aanstaande dominees, die iets weiten van kerkmuziek.

Maar nu de „vox humana", en de „koppelingen". Ik heb het orgel gekocht — in vertrouwen. Want anders ware de kans ons ontgaan: er waren Eindere belangstellenden. Geruime tijd geleden is m een onderhoud m.et br. Lettmga te Groningen mij gebleken, dat deze geen bezwaar er tegen had, als ik voor dit doel weer eens een giften-rubriekje opende. Doe ik het niet met mate, tegenwoordig? Een hele poos is door mij niet gebedeld — dat kan natuurlijk zo niet blijven; als Ik maar niet de „Stichting" hinder in de gewone voorziening van de leeftocht der Hogeschool. En op dat punt heb ik me vergevrist.

Ik kom dus weer om geld vragen. Orgel plus motor kost f2000.—. Of de verplaatsing (speciaal de motor brengt natuurlijk plaatsingskosten mee) veel geld kost, weet Ik niet. Komt er genoeg binnen, dan kunnen we dat bedrag ook nog wel betalen. Hoe het zij, ik hoop, dat U wilt meehelpen, mijn vertrouwen in het slagen van deze orgel-offer-actie niet te beschamen. Alle giften worden hier verantwoord. Indien er redacteuren zijn, die de inhoud van deze publicatie willen doorgeven, zal ik hun dankbaar zijn. Laat hen dan mijn gironumme.r meteen vermelden: 127278. Op het biljet altijd noteren: Voor orgel (aula).

En — U komt toch kijken op de Schooldag ? Het is zo'n

fijn leven — bij ons in Kampen.

K. S.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 23 februari 1952

De Reformatie | 8 Pagina's

Dissiderend? Nog geen dissident!

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 23 februari 1952

De Reformatie | 8 Pagina's