GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De vrede Gods, die het hart bewaart

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De vrede Gods, die het hart bewaart

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

„En de vrede Gods. die alle verstand te boven gaat, zal uw harten en uw zinnen bewaren in Christus Jezus". Filippenzen 4 : 7.

UIT DE SCHRIFT

Gods beloften en bevelen zijn trouwe gezellen. Ze komen vrijwel altijd in elkanders gezelschap voor. Als God iets beveelt, houdt Hij meteen heerlijke beloften voor aan hen, die zijn bevelen gehoorzamen. En als God iets belooft, dan verbindt Hij daaraan gewoonlijk een bevel, naar de eis van zijn verbond. „Bidt en u zal gegeven worden; zoekt en gij zult vinden; klopt en u zal opengedaan worden" (Luk. 11 : 9). „Zoekt eerst het koninkrijk Gods en zijn gerechtigheid, en al deze dingen zullen u toegeworpen — dat is: er bij gegeven — worden" fMatth. 6 : 33).

Zo staat het nu ook met Fil. 4 : 6 en 7. Over het bevel spraken we vorige keer. God wil niet, dat we bezorgd blijven. Daarin heeft Hij geen lust. Maar Hij wil, dat we onze begeerten door bidden en smeken, met dankzegging Hem bekend maken. En als we het doen, door Gods genade, dan ondervinden we, dat aan dit bevel een rijke belofte verbonden is. Deze namelijk, dat de vrede Gods, die alle verstand te boven gaat, onze harten en zinnen bewaren zal in Christus Jezus. Als we de HEERE kennen in al onze wegen, dan zal Hij ons rust geven. Vrede. Dat is die gesteldheid des harten, waarvan we zeggen: Zo is het goed. Vrede staat hier tegenover angst, bezorgdheid, twijfel, onrust. Van die vrede getuigt Psalm 23: De HEERE is mijn herder, mij zal niets ontbreken Al ging ik ook in een dal der schaduw des doods, ik zou geen kwaad vrezen, want Gij zijt met mij Gij richt de tafel toe voor mijn aangezicht, tegenover mijn tegenpartijders ".

Door gelovig onze bezorgdheden bij God bekend te maken, vallen ze van ons af en weten we het weer: De HEERE is onze herder. ïlij is onze gids door het leven. Hij is onze gastheer. Hij is vóór ons, wie of wat zal dan tegen ons zijn? Gód geeft die vrede. Daarom staat er: vrede Gods.

Wij zelf kunnen die vrede niet bewerken. Mensen kunnen hem niet geven. We kunnen hem alleen maar dankbaar ontvangen. Als gave Gods, op het gebed. Daarom staat er ook: die alle verstand te boven gaat. We kunnen er niet bij. Het is ons zelf een wonder. Ons verstand staat er bij stil om zo te zeggen.

Ook kan die vrede door onze denkkracht en redeneerkunst en scherpzinnigheid niet bewerkt worden. Daarom mist de wereld, die God niet kent, de echte vrede. Men zegt wel: Houd er de moed maar in. Doch dat helpt niet. Men redeneert wel: Tob niet, want het komt toch anders dan ge denkt. En men houdt ons het praatje voor: Alles is altijd nog weer terecht gekomen. Maar dat alles heeft nog nooit een mens echt tot rust gebracht.

De vrede Gods gaat alle verstand te boven, staat boven alle redeneer- en denkkunst. Geen wijsgeer of geleerde heeft ooit één mens ter wereld die vrede gegeven, die het deel is van de rechtvaardigen, die God kennen. Paulus en Silas zitten met hun voeten in de stok. Zitten ze in de put? Integendeel: „En omtrent middernacht baden Paulus en Silas en zongen Gode lofzangen en de gevangenen hoorden hen" (Hand. 16 : 25).

Als de vijgeboom niet bloeit en er geen vrucht aan de wijnstok is en de oogst van de olijfboom teleurstelt en de velden geen spijs voortbrengen, als de kudde uit de kooi geroofd wordt en er geen rund meer in de stal is, kan eén mens dan vrede hebben? Hoort wat Habakuk daarop antwoordt: „Zo zal ik nochtans in de HEERE van vreugde opspringen, ik zal mij verheugen in de God mijns heils" (Hab. 3 : 18).

God gaf nóg die vrede aan mensen in de concentratiekampen, die niet anders dan de dood voor ogen hadden. En zelfs ongelovigen zeiden: Hoe bestaat het. Dat kwam niet hiervan, dat die mensen zulke helden waren en zulk een uithoudingsvermogen hadden. Maar dat gaf de HEERE op hun roepen uit de diepte. God belooft nergens, dat de oorzaken van onze bezorgdheid worden weggenomen. Hij zegt niet toe, dat alles worden zal zoals wij het zouden wensen. Maar Hij geeft vrede. Waaraan we genoeg hebben in leven en sterven.

Die vrede Gods dóet wat. Hij zal onze harten en zinnen bewaren. Een beter woord voor bewaren is: bewaken. De vrede Gods houdt de wacht om ons hart 'en onze zinnen. Hetzelfde woord wordt gebruikt voor het bewaken van een stad, om te zorgen dat er niemand uitgaat of inkomt.

Paulus gaat er van uit, dat een bezorgd hart bedreigd wordt. Als we bezorgd zijn, dan griipen we allicht naar middelen, die niet geoorloofd zijn, om aan een dreigend gevaar te ontkomen. Als we bezorgd zijn bijv. voor ons dagelijks brood, dan komen we er gemakkelijk toe om langs slinkse wegen onze toestand te verbeteren. Als we onder leed gebukt gaan en geen uitzicht hebben en in de put zitten, dan loven we de HEERE niet en denken gedachten van Hem, die onterend zijn. Een bezorgd hart wordt allicht wrevelig en gemelijk en verbitterd. Tegen die gevaren bewaakt en bewaart ons de vrede Gods. Hij bewaart ons hart en onze zinnen. Ons hart en onze gedachten en overleggingen, die uit het hart voortkomen.

Het hart in de gewone zin van het woord is het centrum van ons lichamelijk leven. Daar stroomt al het bloed samen en vandaar uit wordt het levensbloed naar alle delen van het lichaam gestuwd. In overdrachtelijke zin wordt nu het hart genoemd het centrum van ons denken en gevoelen en willen. Is ons hart bewaard en bewaakt tegen verkeerde invloeden, dan zijn ook onze gedachten en overleggingen en strevingen bewaard. Een hart, dat op de HEERE gericht is en zich voor de HEERE uitstort, dat is veilig. Dat is rustig ook als stormen om ons woeden. Dat is wel bewaard in Christus Jezus.

Dat is een bekende uitdrukking van Paulus, die moeilijk te omschrijven is. Christus woont door zijn Woord en Geest in de gemeente en de gemeente is door het geloof in Christus. Allerlei beelden gebruikt de Schrift voor de gemeenschap van Christus en de zijnen. Hij is de wijnstok en zij de ranken. Hij is het gebouw en zij de stenen, die in dat gebouw worden gevoegd. Hij is de Herder en zij behoren als schapen bij Hem. Hier zal Paulus wel willen zeggen, dat de gelovigen, zo dikwijls als zij met een gelovig hart hun bezorgdheid wegbidden, in Christus veilig zijn. Hij is hun sterke toren om zo te zeggen. Hij is hun hoog vertrek. Hij is hun vaste burcht. Ongelovige bezorgdheid, twijfelmoedige angst scheidt ons van Christus. Maar gelovend en biddend en dankend blijven we in Hem. En Hij in ons.

Ik moet als ik deze woorden lees over de vrede Gods, altijd denken aan een schip. Indertijd liet een kennis mij z'n schip zien. Een coaster. Wat was daar veel moois te zien. Maar het mooist en wonderlijkst van alles vond ik het kompas. Een instrument, wiens magnetische naald altijd naar het Noorden gericht is. Dat zit fijn in mekaar. Een vernuftig stel ringen en beugels vangt alle bewegingen van het schip op, zodat de naald daarvan geen hinder heeft. Het schip kan steigeren of z'n neus in de golven steken, het kan slingeren naar rechts en naar links; welke beweging het ook maakt, rustig wijst de naald van het kompas naar het Noorden. Is dat niet het'beeld van het hart, dat in de HEERE gerust is?

We worden soms benauwd aan alle zijden, al Gods golven gaan over ons heen, de mensen rijden op ons hoofd, stormen gaan over onze muts, waarbij horen en zien vergaat, het is niet om uit te houden .. en toch geeft God dan die wonderlijke vrede, die alle verstand te boven gaat. Dan kunnen we nog psahnen zingen in de nacht. Dan kunnen we nog dankbaar zijn temidden van alle zorg en nood. We begrijpen zelf niet hoe dat komt. Maar we verstaan door het geloof dat het Isrels God is, die krachten geeft, van wie het volk zijn sterkte heeft. We loven God en zeggen: Elk moet Hem vrezen. En we zingen met een blij gemoed:

Wien heb ik nevens U omhoog? Wat zou mijn hart, wat zou mijn oog. Op aarde nevens U toch lusten? Niets is er, waar ik in kan rusten. Bezwijkt dan ooit in bitt're smart, Of bange nood mijn vlees en haft. Zo zult Gij zijn voor mijn gemoed: Mijn rots, mijn deel, mijn eeuwig goed. Psalm 73 : 13. v

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 maart 1952

De Reformatie | 8 Pagina's

De vrede Gods, die het hart bewaart

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 maart 1952

De Reformatie | 8 Pagina's