GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE PERS BIJ HET OVERLIJDEN VAN PROF. SCHILDER.

In de Kamper Kerkbode lazen we het woord, dat ds Visée in de kerkeraad te Kampen gesproken heeft, dat we u gaarne doorgeven:

U zult het verstaan, dat .ik meen op deze eerste vergadering van den Algemeenen Kerkeraad na den drie en twintigsten Maart het werk niet te mogen beginnen zonder een oogenblik te hebben stilgestaan bij het overlijden van onzen broeder Klaas Schilder, wiens leven de HEERE in den vroegen morgen van dien rustdag, voor wat zijn loop hier op aarde betreft, heeft stilgezet.

In de samenkomst der gemeente op Zondagmorgen j.l. heb ik gezegd, waarom een , , herdenking" van dezen broeder in de bediening des Woords mij niet ver­ antwoord scheen. In de eerste plaats omdat de gemeente behalve hèm nóg een doode, een zuster, had te betreuren. In de tweede plaats omdat aandacht vragen voor onze dooden zoo licht het gevaar met zich bracht de aandacht af te leiden van Christus üi Zijn lijden. Schilder zelf zou het ook niet gewild hebben. Hij heeft tot In intrede- en afsoheidspredikaties toe, zelfs wanneer hij het huwelijk van zijn kinderen bevestigde, nooit aandacht gevraagd voor zichzelf of van den dienst des Woords een familie-aangelegenheld gemaakt. Ea wat hij in zijn leven niet deed, dat doen - wij niet na zijn sterven.

Thans Is het anders.

Het zou misplaatst zijn thans na te laten wat we 'Zondagmorgen meenden niet te moeten doen.

Niet omdat broeder K. Schilder zulk een bizondere plaats bekleedde in het leven der gemeente. Integendeel, hij heeft onder ons gewandeld als wat de Kerkenorde in artikel 80 noemt „een gemeen lidmaat der kerk". En ik voeg er in één adem aan toe, hij heeft onder ons nooit iets begaan van „alle de zonden en grove feiten, die", naar datzelfde artikel 80, „den bedrijver voor de wereld eerloos maken en in een gemeen lidmaat der kerk der afsnijding waardig gerekend zouden worden".

Het eenige, dat we na zijn verscheiden kunnen getulgen, is, dat broeder Klaas Schilder niet alleen op den rustdag de samenkomsten der gemeente bezocht, maar dat hij zich ook in de godsdienstoefeningen op andere dagen getrouw vinden liet. En dan was niet de hoogleeraar Schilder ter kerk, maar het gemeen lidmaat der kerk. Hij liet zich daar onderwijzen, vermanen, vertroosten. Was, gelijk nog voor kort geschiedde, Mevrouw Schilder niet ter kerk geweest, dan troostte hij haar, hij, de schriftgeleerde in het koninkrijk der hemelen onderwezen, niet uit den eigen voorraad met oude en nieuwe dingen, maar hij vertelde de preek. De ouderlingen der gemeente ontving hij als zulken, die van den Heere Christus waren aangewezen om ook te waken over hèm. Op de vergaderingen van den kerkeraad met de manslidmaten der gemeente, belegd tot de verkiezing van aiiibtsdragers, waar vele anderen verstek laten gaan, was hij steeds aanwezig en hoezeer zijn tijd met vele besognes bezet was, 'bleef hij totdat de telling gedaan, de uitslag bekend gemaakt en het dankgebed uitgesproken was. In dat alles wandelde hij niet slechts als een gemeen, maar ook als een getrouw lidmaat der kerk. Hij wandelde ootmoedig met zijn God.

Dat was veel.

Maar dat was ook alles.

Ik herinner me niet, althans zoolang ik op Uw vergaderingen ben, dat er ooit eenig stuk van zijn hand op Uw tafel geweest is. Adviezen zijn aan hem nooit gevraagd. Nog minder heeft hij adviezen ongevraagd op Uw agenda gebracht.

Toch staan we een oogenblik stil.

Niet vanwege de bizondere plaats, die hij, de oudste hoogleeraar der school, sedert Greijdanus' verscheiden, nog meer dan tevoren, innam in ons breedere kerkelijke leven. Maar wel om den geheel bizonderen band dien God de Heere in bange dagen legde tusschen den Kampener kerkeraad en dit gemeen lidmaat der kerk, toen hij als hoogleeraar der Hoogeschool en emeritus-dienaar des Woords van de Gereformeerde Kerk van Rotterdam-Delfshaven eerst geschorst en daarna afgezet werd en in dien nood rechtsbescherming zocht bij U.

Hij werd geschorst.

Beticht van zouden, om welke de leden' der kerk, die daarin leven, in het Avondmaalsformulier vermaand worden zich van de tafel des Heeren te onthouden en waarvan artikel 80 van de Kerkenordening zegt, dat ze in een gemeen lidmaat der kerk der afsnijding waardig zijn. Door aan al de Gereformeerde Kerken te verzoeken openlijk voor de bekeering van dezen aldus gevonniste te bidden had de generale synode hem bovendien in feite met voorbijgang van alle voorgaande vermaningen en tuchtmaatregelen reeds op één lijn gesteld met die lidmaten der kerk, die onder de tweede trap der censure gesteld zijn.

Toen wendde het lidmaat K. Schilder zich tot U.

En de vraag lag in Uw midden of met een, die, van zulke zonden beschuldigd, uit twee ambten was geschorst, nog op christelijke wijze den dood des Heeren te verkondigen viel. En het is, broeders, de eere van dezen kerkeraad geweest die vraag ook te bantwoorden. De generale synode was van oordeel dat de tafelgemeenschap met den geschorsten hoogleeraar en emeritus-dienaar des Woords, ondanks gedaan vonnis' en ondamks gevraagde voorbede, ongebroken was. Maar gij hebt aan dat spel met de sleutelen des hemelrijks niet meegedaan. Gij hebt gezegd: óf deze broeder is terecht beschuldigd, geoordeeld en gevonnist, maar dan is bij zulke gronden voor zijn schorsing de Avondmaalsgemeenschap tot op den dag van zijn bekeering verbroken; óf deze broeder heeft niets bedreven, waarom hem de toegang tot de tafel des Heeren zou moeten worden ontzegd, maar dan zijn ook de gronden voor zijn schorsing niet waarheid, maar leugen.

Ge hebt — terecht — het laatste geoordeeld.

Dat was Uw eere.

Omdat het was genade-van-Grod.

In bange dagen, waarin deze om zijn trouw aan de Schrift, de Confessie en de Kerkenordening geschorste broeder , , eenzaam en verschoven" wEis en , , duizend zorgen, duizend nooden" zijn „angstvallig hart kwelden", mocht hij tegenover een kerkeraadsmacht usurpeerende synode, bij zijn eigen kerkeraad vinden wat hij zelf vaak zal gelezen hebben op den gevel van de Van-Gelderstichting in Uw stad, toen hij als gymnasiast daar dagelijks voorbijging: Refugium et Solatium — Toevlucht en Troost.

Ge hebt daarvoor — ik denk aan den dienaar des Woords, ouderlingen en de diakenen, die toen in het ambt stonden, van - wie sommigen reeds zijn ontslapen — zelf het harde oordeel van scheurmaking, het vonnis van schorsing en afzetting verdragen. En dat terwijl Kampens kerk zich, als eertijds die van Amsterdam, betoonde „d' mater salem" — de moeder des vredes.

Dat heeft, broeders, het gemeen lidmaat der kerk, Klaas Schilder, nooit vergeten. Ge zijt hem, in Uw ambtelijken dienst, 'om met den Spreukendichter te spreken, geweest als een vriend, die te allen tijde liefheeft en als een broeder, die in de benauwdheid geboren wordt (Spreuken 17 : 17).

Daarom was er bij ons in Kampen bizondere droefheid.

Maar niet zonder blijdschap des harten. Blijdschap om hèm.

"Voor hem is het voorbij.

Aan hem is bevestigd wat tn het door hem zo geliefde Engelsche kerklied „Abide with me" staat:

„Swift to its close ebbs out life's little day; Earth's joys grow dim, its glories pé, ss away; " —

— „Weldra verloopt des levens kort getij, vreugde verdoft, zijn glorie gaat voorbij" —

Maar datzelfde kerklied zegt ook:

„I need Thy presence every pèssiag hour";

Dat leefde in zijn hart:

„Ik zoek, elk uur. Uw tegenwoordigheid".

Dat heeft hij thans verkregen.

Hij mag rusten van den strijd, waarvan de nood hem was opgelegd.

Uitrusten.

Daarom zijn we toch blij.

Maar ook is er blijdschap, omdat ge als leden van

Kampens kerkeraad niet beschaamd behoefdet weg te blijven van zijn graf. En ge behoeft niet te staan aan den kant van hen uit wier midden onder klanken van lof ook nog werd „gebast, naar 't afgesloofd gebeent' ". Ge hebt met een vrije en goede consciëntie het lidmaat Uwer kerk. Klaas Schilder, mogen overgeven aan de hoede des HEERBN. En het was Uw dienaren des Woords en Uw beiden scribae een eere, waar Mevrouw Schilder en haar kinderen het geheele Moderamen des kerkeraads ter begrafenis hadden genoodigd — een gebaar, dat ge in het licht van het verleden wel zeer moogt op prijs stellen — het was ons een eer namens U en de gemeente onze broeder te mogen vergezellen op zijn laatsten tocht door deze stad. E< en tocht, waarop de belangstelling der burgers scheen te wedijveren met den rouw der duizenden broeders en zusters, wier banden aan hem. openbaar werden in zijn dood.

Ik eindig met de bede, dat onze God om Christus' wil, over Zijn volk in Kampen, gelijk daarbuiten, den arbeid van onzen broeder ook na zijn verscheiden moge zegenen; den arbeid van hem, die bene meritus de ecclesia, na Gods kerk, ons aJler moeder, wèl gediend te hebben, onder de dooden van Kampens kerk rust tot den dag, dien zijn ziel in 't eeuwig leven verwacht.

En gedachtig aan wat Kampens kerk mocht wezen vqor hem, voeg ik er in den stijl van Nehemia de bede aaja toe: , , Gedenk den broederen, mijn God, ten goede, alles wat zij Eian dezen Uw knecht gedaan hebben".

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 26 april 1952

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 26 april 1952

De Reformatie | 8 Pagina's