Eenige kameradviezen uit de jaren 1874 en 1875 - pagina 254
ONDERWÏJSQUAESTIE.
254
dat
schoolquaestie
de
want
niemand;
bevreemde
koos,
latie
liet
is
de grootste politieke quaestie in ons land
quaestie, waarin de diepste politieke gedachte
Wat
vraag ik met het oog op die qnaestie: Heeft het
moeien
zij
men
indien
verliezen,
Neen,
toeliet.
besloten.
hebben
wij
aan
is,
een
En daarom dit
Kabinet ?
aan de leden van het Kabinet verschuldigd,
den eerbied,
zou
oog
het
ligt
of niet een politieke gedachte?
al
Men uit
mijn innige overtniging,
de onderstelling van het tegendeel
hun formatie
bij
als
Kabinet wel een politieke
formule gevonden hebben.
Men
daar toch zoo maar niet zitten met
gaat
zijn
vooraf eens besproken te hebben, wat het woord zal
onderling
is
te
van
dat men, daar
als
waarvoor we
in
de schoolquaestie, do
vraagstukken, het „mot d'ordre"
politieke
onze
alle
zijn,
het dan denkbaar, dat
gaan staan, zonder zich vooraf
zijn
beraden over de formule, die inzake
belangrijkste
van
En
omstandigheden
moeilijke
aan het roer zou
'74 stonden,
,Tuni
doen uitgaan.
zal
zoo
onder
Kabinet
een
midden
zijn
uit
o-ezeten,
zevenen, zonder
Kabinet zou zijn?
dit
Het
wordt dan ook bewezen, doordien het Kabinet
teo-endeel
Troonrede
Voeg
o-ekomen.
nu
hier
met
ongezocht
en
onverwijld
is
Minister van Binnenlandsche Zaken
wat de
bij,
de
in
de schoolquaestie te berde
gezegd heeft, „dat de Kamer omtrent de hoofdpunten eenigerraate behoorde te weten, wat zij aan de Regeering heeft," (zie Beraadslagingen Eerste Kamer, bladz. 112), en gij gevoelt, met welk recht ik
zelf eens
interpelleer
Welnu!
Kamer
zij in
hoofdpunt
een
ook
zeker
onderwijs;
lager
wal
welen,
Eenigermalc
is
in
hoofdpunten aan de Regeerimj heeft! a.
o.
het oog der Kegeering.
inderdaad, niet in volledigheid,
wat
ze reeds,
Indien
dit
zij
zeer stellig de quaestie van het
maar dan toch
En weet nu
Kabinet wil?
weg
te
helpen; dan zal blijken, dat
het aan mijn mindere helderheid en mindere bekendheid met
nog
niet,
debat
ligt
zelfs
nog
;
maar
niet
mijns
onlangs
bedunkens,
in
de
liet
parle-
ik voor mij verklaar vooralsnog, dat ik het
„eenigermale'' weet.
Wat toch is de groote quaestie, die het hier geldt? En tlan veroorloof ik mij te verwijzen naar een reeks artikelen,
weet
eenigermale,
het reeds weet, zal straks een mijner medeleden wel de
goedheid willen hebben mij op den
mentair
de
het
opmerlcelijke
dagblad de „Standaard'' verschenen,
aandacht
van
Kamer en Natie
bij
en
die,
de ophanden
zijnde verkiezingen overwaardig zijn.
In
die artikelen toch
werd aangetoond,
niet beweerd,
maar aange-
^
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1890
Abraham Kuyper Collection | 320 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1890
Abraham Kuyper Collection | 320 Pagina's