Acta van het Zending-Congres - pagina 73
57
waarheid aan haar heerlijk doel te kunnen beantwoorden. Daartoe moet: Het getal Europeesche Zendelingen vermeerderd ivorden. Voor de Evangelisatie van zes millioen menschen, Maliomedanen en Heidenen, waaronder eenige duizenden Chineezen. verspreid over eene uitgestrektheid van 440 mijlen (Madioen en Rembang niet niedegerekend) heeft de N. G. Z. V. thans beschikbaar 4, «egge vier, Zendelingen. Een dezer
Dienaren arbeiden
zijn
j
!
dit arbeidsveld, zoo
spoedig mogelijk, Dienaren des Woords, behooren geplaatst te worden. Niet hoofj-stena maar minstens zes ZenZendelingen,
delingen.
En waar ook de kleinste Kerk in Nederland, op een dorp, dat hoogstens 300 ii 400 zielen telt. terecht, noüdigacht, haar ei^en herder en leeraar te hebben, daar zal wel geen onzer Gereformeerde Kerken beweeren, dat een
tiental
—
in
staat te stellen, de taak, die
toebetrouwd, ten volle en naar eisch uittevoeren. Dat éen man niet, tegelijk, aan het hoofd kan staan eener Stichting als de Keuchenius-School; onderwijs geven, zoo in het Javaansch als in het Maleisch en Hollandsch,aan een aantal Inlandsche kweekelingen; op dier vorming goede acht nemen voor hun voeding en huisvesting zorgen; én als Super Intendent van Onderwijs alles behoorlijk behartigen, wat op het Christelijk onderwijs, over het geheele Zendinggebied der N. G. Z V., betrekking heeft, ligt toch wel voor de hand. Voor het onderwijs aan de Keuchenius-School zijn minstens één Europeesch onderwijzer, het Maleisch en Javaansch machtig, noodig om broeder Zuidema terzijde te staan, en twee Javaansche hulponderwijzers; terwijl de zorg voor het Christelijk onderwijs in het algemeen aan een bevoegd man van het vak, die daaraan al zijn tijd wijden kan, behoort te worden opgedragen. Het blijft anders, ook met de opleiding van Inlandsche helpers in het Christelijk onderwijs, stukwerk, is
en, eigenlijk,
krachtverspilling.
i
Dat
j
j
op
een zestig
;
versterkt.
zes
om hem
hem
m
nog
in
Dan, voor de Kk.uchenius-School en de zorg voor het Christelijk onderwijs in het algemeen. Zendeling Zuidema geeft zich geheel, met groote toewijding, aan zijn belangrijken arbeid, en heeft daartoe zeer waardeerbare gaven van God ontvangen. Doch al bezat hij de telenten en de werkkrachten van een Carey en Duff vereenigd, dan zouden die nog niet voldoende
;
y.oodat
Zendelingen te Heidenen en
als
millioen
gemeenten consulentsdienst te verrichten, te veel zouden zijn, als overdaad van werkkrachten zou kunnen gekarakteriseerd worden.
,
Zal het werk eenigszins naar eisch kunnen geschieden, dan moet in iedere Residentie minstens één Europeesch Zendeling gevestigd zijn,
vijf
Inlandsche
te
Dit kan zoo niet voortduren. De arbeid lijdt er schromelijk onder. Het onmogelijke mag niet van arbeiders gevergd worden. En dus moeten de werkkrachten worden
Woords om
Mahomedanen, en daarenboven
Broeders de Zendeling A. Poerbolingo, die reeds meer dan in Indië gearbeid heeft en in den 2.J jaren dienst vergrijsde, werkt wel nog steeds met lust en opgewektheid, doch het reizen begint hem zwaar te vallen, en met den besten wil kan hij niet meer zóó arbeiden, als hij zelf gevoelt, dat, op zijn belangrijk en uitgebreid arbeidsveld, zoo dringend vereischt wordt. Een ander Broeder, Zendeling Zuidema, is bijzonder belast met de opleiding van onderwijzers-Evangelisten met het bestu'jir der Keuchenius-School; en met het toezicht op het Christelijk schoolonderwijs in al de gemeenten, zoodat hij thans zelden direct het Evangelie kan prediken aan niet-Christenen. Blijven over twee Zendelingen, Broeder Wilhelm te Poerworedjo en Broeder Houstman te Pekalongan, voor de prediking van het Evangelie, in vier Residenties en in de Vorstenlanden, aan milliuenen Heidenen en Mahomedanen, terwijl bovendien op deze twee de tijdelijke zorge rust, als consulenten, voor den dienst des Woords en der Sacramenten, de leiding van Kerkver^aderingen enz. enz. enz., meer dan .50 gemeenten.
Vermeer,
des
onder
als straks, zoo de
Heere wil, de Zende-
ling-arts naar Midden-.Java zal vertrokken zijn,
wèl gesteund zal moeten worden om waarnuttig te kunnen zijn tot den dienst der Zending, behoeft kwalijk te worden herinnerd. Meteen toelage in geld voor zijn persoonlijk onderhoud en een kistje of wat medicijnen nu en dan, kan niet volstaan worden wordt de Zending weinig of niet gediend. Noodig zal zijn een. zij het ook zeer bescheiden, hospitaal voor kranke Inlanders, en zullen zijn Inhmdsche helpers; jongelieden, die tot dezen dienst, onder leiding van den Zendeling-arts, opgeleid worden. Alles wel zoo eenvoudig en min kostbaar mogelijk ingericht, maar toch mag hieraan niets ontbreken, hij
lijk
;
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1890
Abraham Kuyper Collection | 142 Pagina's
![Acta van het Zending-Congres - pagina 73](https://geheugenvandevu.digibron.nl/images/generated/abraham-kuyper-collection/acta-van-het-zending-congres/1890/01/01/1-thumbnail.jpg)
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1890
Abraham Kuyper Collection | 142 Pagina's