GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Acta van het Zending-Congres - pagina 133

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Acta van het Zending-Congres - pagina 133

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

ns verbreiding des Evangelies in W. Indië mochtot uitvoering zijn zij niet gekomen.

ten z^n,

In anderer arbeid in te gaan goed geweest zijn, tenminste Woord de regel en richtsnoer

zou ook niet zoolang Gods is.

De Goudkust. Staan we nu nog een oogenblik stil by de Goudkust, waaronder wij verstaan moeten dat gedeelte der westkust van Afrika, hetwelk zich uitstrekt van de Kaap-der-drie-punten tot aan de rivier Volta. De Portugezen hadden hier eertijds aanzienlijke sterkten, waarvan St. George d'Elmina een der voornaamste was. Nadat de Nederlanders zich, op het einde der 16e eeuw, van deze kusten meester gemaakt hadden en er nog meerdere vastigheden gebouwd, legden zy er bezettingen in, die den handel hadden te beschermen. Vooral de handel in slaven was Men vond hier de voornaamste daar sterk. markten voor de slaven, die naar Amerika werden gevoerd. Het is licht te begrijpen, dat, waar zulk een gruwel als de slavenhandel gepleegd wordt, van den zendingarbeid weinig sprake was. Daar waren anders Heidenen geZelfs noeg, wonende om en bij de sterkten. was er op St. George d'Elmina meestal een predikant, die wist, dat de Kerken van het vaderland verlangden, dat den negers het Evangelie zou gebracht worden. Maar wat De vloek der slavernij keerde den baatte dit! zegen des Evangelies. Daarmee willen wy niet zeggen, dat er geen negers Christenen zijn geworden. Wie herinnert zich niet de geschiedenis van Jan Companie, uit de dagen van de Ruyter ?

Ook vinden wij meermalen gewag gemaakt van zwarten en zwartinnen, die in ons vaderland tot kennisse van het Christendom kwamen. Maar dat was hier te lande, waar de slavernij verboden was, zoodat zelfs de slaaf, die onzen grond betrad, terstond vrij was. In hun eigen land moesten de Afrikanen afkeerig blijven van den godsdienst hunner onderdrukkers en vervolgers. Alleen de zwarten, die in dienst van Europeescheheeren waren, kwamen meestal tothet Christendom over. Van de Afrikanen, die hier te lande het Christendom aannam, noemen wij met name Jacobus Elisa Joannes Capitein, die aan de Leidsche Hoogeschool tot den heiligen dienst werd toegerust en als predikant naar St. George d'Elmina werd gezonden. Aangaande zyn eigen leven deelt hij ons in de voorrede voor zijne „Een kind van zeven of acht dissertatie mede jaren, hetzij in den oorlog of door eenig ander :

van mijne ouders beroofd zijnde, werd verkocht aan den wakkeren scheepsbevelhebber Arnold Steenhart, wanneer hij om den slavenhandel aan eene zekere plaats van Afrika, de rivier van St. Andreas genoemd, geland was. Deze van die plaats naar het kasteel d'Elmina en van daar naar Chamma teruggekeerd zijnde, heeft mij vereerd aan zijnen vriend, den koopman Jacob van Goch." Met dezen kwam Capitein (zooals van Goch hem noemde) naar Nederland, waar hij door de'zorge van zijnen weldoener (zooals hij hem noemt) onderwezen werd in de Christelijke leer en opgeleid tot herder en leeraar. In zijn vaderland teruggekeerd, achtte hij het zijne roeping, zooals hij zelf zeide, ,,om eensdeels de Christenen te dezer plaatse te versterken in de eens aangenomen leer, die naar de godzaligheid is, in de hope des eeuwigen levens, en anderdeels om mijne maagschap naar het vleesch, de Moorsche heidenen, de verborgenheid des Evangelies, welke toeval, ik

alle eeuwen hun niet is bekend gemaakt, naar de voorlichting der eeuwige voorzeggingen, op het voetspoor der heilige Evangelisten en Apostelen te openbaren." Maar ook hy zal bij zijne maagschap geen willig oor gevonden hebben. En zoo wel, dan toch heel weinig.

in

En hiermede ben

aan het einde van de Ik ben my bewust, een zeer gebrekkig werk te hebben verricht. Zij mijne verschooning, dat myn wil toch goed was. In allen gevalle zal ik ruimschoots beloond zijn, wanneer ik u door het overzicht heb kunnen overtuigen, dat we geen recht hebben, met minachting te spreken van het Zendingwerk der Gereformeerde Kerken in deze landen in de dagen der republiek. Zy hebben veel gearbeid, met geringe middelen en onder grooten tegenstand. De Christenen in onze bezittingen, die door hunnen arbeid gewonnen zijn, getuigen van der vaderen werk tot verkondiging van 's Heeren Woord. Zeker zijn wij de minst bevoegden, om van den Zendingarbeid in de dagen der Compagnie kwaad te spreken. Luisteren wij liever voor ons zelven naar het bevel des Heeren „Predikt het Evangelie aan alle Creaturen", en doen wij; wat onze hand vindt om te doen, ten einde „het licht des Evangelies des zaligen Gods te doen opgaan onder het volk, dat in duisternis zit, opdat dus des Heeren naam van den opgang der zonne tot haren ondergang een worde." ik

mij opgelegde taak gekomen.

:

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1890

Abraham Kuyper Collection | 142 Pagina's

Acta van het Zending-Congres - pagina 133

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1890

Abraham Kuyper Collection | 142 Pagina's