Voetius' catechisatie over den Heidelbergschen Catechismus - pagina 415

411

onsen Heere.

V. Is Christus onsen Heer als Godt, met den Vader ende den H. Geest, of als Middelaer? A. Alle beyde. V. Is het een sake, Heere te zijn als Godt, ende als Middelaer? A. Neen. V. Welck is hooger, Heere te zijn als Godt, ofte als Middelaer? A. Als Godt. V. Is dan de Middelaer als Middelaer, ende sijne macht onder de heerschappije Godts? A. V. is

als

Ja..

Kan

ick dan wel seggen, dat Christus minder de Vader, ja als hemselven?

A

Ja

V.

Hoe

is

hy minder, ten aensien van sijn Godgenomen of aengemérckt

delicke natuer absolutelick zijnde ?

A. Neen. V. Is in

de

Goddelicke

,

natuer wel minder ende

meerder ? A. Neen.. V. Hoe is hy dan minder als de Vader of als hemselven ? A. Als Middelaer. V. Moet men den Middelaer Christum aenroepen, niet tegenstaende hy minder is als de Vader? A. Ja wel verstaend e dat het fondament ende eygen oorsake van dese Goddelicke eere niet en is sijne minderheyt maer sijne evenwesige of selfwesige Godtheyt, die hy heeft met den Vader. V. Soo en wort hy dan niet aengeroepen als Mid:

;

delaer ?

A. Neen indien men eygentlick, distinctelick, ende gepast spreken wil. V. Waerom niet? dat hy als Middelaer minder is als den Vader A. ende als hemselven; behalven dat het woordeken als :

Om

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen