Johannes Maccovius - pagina 149
137
mami, Polanus, Paraëus,
Piscator,
Gomarus, ook Fransche
Theologen als Molinaëus O en Chamieri, maar vooral Engelsche Theologen als Bradwardinus, Cartwright, Withaker,
Camero, Twissus, Perkins, Wottonus Anglus, Kobertus Albus Anglus, Thomas Mortonus Anglus, Parker e. a. Het dient wel afzonderlijk te worden opgemerkt dat Maccovius zeer veel van de Engelsche Theologen citeert. De Scholastieke Theologie toch had in Engeland reeds voorlang een bijzonder hooge vlucht genomen. Maar toch dit hebben we gezien, in het algemeen is het oordeel over Maccovius zeer ongunstig. Al wat niet gereformeerd is betitelt hem telkens als „Scholasticus" in den kwaden zin des woords. In scherpe bewoordingen wordt er hem een verwijt van gemaakt dat hij „baanbreker" en „eerste en voornaamste vlagvoerer" der Gereformeerde Scholastiek
is.
Onder de Gereformeerde Theologen daarentegen neemt Maccovius met eere zijn plaats in. Mocht Lubbertus hem al van onrechtzinnigheid beschuldigen, anderen verweten
hem
veeleer zijne overrechtzinnigheid.
Het Gereformeerde standpunt is voor die dagen behalve het punt van Gods vrije verkiezing, vooral te bepalen naar drieërlei maatstaf. 1. door de absolute erkenning van de
een omnipotentia absolata „qna Deus potest, qnicquid non implicat contradictionem." Calvijn loochent deze. (Loc. Comm., p. 146). Deze onderscheiding hangt bij Maccovius saam met de leer der „scientia intelligentiae" en der „scientia visionis." Loc. Comm., p. 153.) Maccovius beroept zich op teksten als Matth. 3:9; 26:53.
(cfr.
Theol.,
(Dist.
het
Bij
p.
Dogma
Ook op een ander
17).
adhac active gignit? door covius,
in
Calvijn,
met :
')
wensch
ik te wijzen.
desiit gignere,
an vero
overeenstemming met Zanchius, voor wat het tweede gedeelte aangaat, p.
38, 39).
Op
het verschil van Maccovius
Calvijn over de supernaturalia in den staat der rechtheid, door Calvijn erkend,
door Maccovius geloochend, heeft reeds Scholten {De V.V.,
Galvijn
Anne
voor wat het eerste gedeelte aangaat, door Mac-
bevestigend beantwoord. (Theol. Quaest.,
met
verschil
der generatio aeterna wordt de vraag
leer der
Her o. Kerk,
I,
p. 311,
4e druk) gewezen.
Vkiemoet, Alhen.
Saldenus, naëus.
Coll.
Daarom
Frisiac,
deelt
mede
bij
de
„Judicia"
over Maccovius,
dat
IV en XI, hem beschuldigt van plagiaat tegenover Molimen er op dat Molinaëus' naam ook voortkomt in de rij der-
Theol., lette
genen die door Maccovius geciteerd werden. Herhaaldelijk toch citeert Maccovius Molinaëus, en noemt dan ook zijn naam. Ik verwijs slechts naar zijn Loc. Comm., p. 682, 699, 703, 709, 780.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1899
Abraham Kuyper Collection | 431 Pagina's
![Johannes Maccovius - pagina 149](https://geheugenvandevu.digibron.nl/images/generated/abraham-kuyper-collection/johannes-maccovius/1899/01/01/1-thumbnail.jpg)
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1899
Abraham Kuyper Collection | 431 Pagina's