GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

IETS OVER DE BIBLIOTHEEK VAN GROEN VAN PRINSTERER

Bekijk het origineel

IETS OVER DE BIBLIOTHEEK VAN GROEN VAN PRINSTERER

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

I. EEN RIJK ERFGOED

Op 11 december 1877 schreef mevr. Groen aan J. A. Wormser jr. (1845-1910): 'Mag ik vertrouwelijk Uwe gedachte vragen over de Bibliotheek, die ik op eigen wijs liefheb, en toch liever bij mijn leven zou bezorgen tot nut van anderen dan overlaten ter beschikking van Erfgenamen' 1 . Voor dat nut van anderen is op gelukkige wijze gezorgd. Groens boekenbezit, voorzover nagelaten 2 heeft in 1879 een plaats gekregen in de Koninklijke Bibliotheek. Een uitvoerig verdag van deze kolossale aanwinst verscheen in 1881 3 . Meer dan tweehonderd bladzijden konden gevuld worden met de inventarisatie van de erfenis.

II. DE BOEDELBESCHRIJVING

De spoed waarmee de collectie ingewerkt is, verdient waardering. Met voortvarendheid is men begonnen, met noeste vlijt is door duizenden titelbeschrijvingen de basis gelegd voor het verslag van de bibliothecaris. Alleen een kniesoor let op de haast, waarmee kennelijk gewerkt is. Toch is het onontkoombaar, op een zeker

ogenblik zo'n feit te signaleren. Sporen van (te) grote haast vind ik in de volgende feiten:

1. De systematische indeling 4 is grof en munt ook niet uit door logica. Hetzelfde geldt van de toewijzing aan de eenmaal gekozen rubrieken. Er valt geen peil op te trekken op welke bladzijde een bepaald werk gezocht moet worden.

2. Veel werken zijn niet beschreven, maar worden slechts globaal aangeduid. Op p. 145 leest men bijvoorbeeld: 'Portefeuille bevattende 41 geschriften van Is. da Costa, 1818-1861' en 'Pakje waarin 10 verschillende werkjes van C. J. van Assen, 1828-1858' en 'Portefeuille inhoudende 33 kleinere geschriften van G. Groen van Prinsterer uit 1829-1864'. Dergelijke mededelingen maken de lectuur van het verslag tot een Tantaluskwelling.

3. Er was blijkbaar weinig tijd om bibliografisch speurwerk te verrichten. De titelpagina is bekeken, de bladzijden en de delen of banden zijn geteld, er is wat in gebladerd. Daarbij moest het in principe blijven. Van zeer veel anoniemen kon niet gezocht worden naar de eventuele auteur(s). Aan normalisatie kon bij de weergave van de auteursnamen niet gedacht worden. Het geheel heeft meer weg van een z.g. 'finding-list' 5 dan van de schitterende aanwinstenlijsten zoals bijvoorbeeld de Universiteitsbibliotheek van Amsterdam ze tot voor kort vervaardigde.

III. EEN SUPPLEMENT GEVRAAGD

De genoemde, alleszins te verontschuldigen tekortkomingen van het verslag gaan pas hinderen, als men de lijst ter hand neemt om het antwoord te zoeken op bepaalde concrete vragen: Bezat Groen de dissertatie van H. J. Koenen, de eerste druk van een dichtbundel van Bilderdijk, de verzamelde werken van Chalmers, een preek van Vinet? Daar een alfabetisch register op het grof-systematisch ontsloten materiaal ontbreekt, zit er niets anders op dan alle 211

bladzijden van de lijst regel voor regel door te lezen ten einde zekerheid te verkrijgen. Ik had dergelijke vragen in menigte genoteerd tijdens mijn arbeid aan de uitgave van Groens Bescheiden. Het verifiëren van de talloze citaten is niet mogelijk zonder nauwkeurige kennis van de door Groen gebruikte edities van zijn favoriete schrijvers. Hetzelfde geldt uiteraard voor de reeds gedrukte werken. Gemeten aan de huidige wetenschappelijke maatstaven is de wijze van citeren in de negentiende eeuw nog vrij slordig en Groen vormt op deze regel jammer genoeg geen uitzondering. Een alfabetisch supplement c.q. register op de systematisch ingerichte lijst is daarom geen weelde.

IV. ONGEWIJZIGDE HERDRUKKEN

Het valt op, dat bij herdrukken van Groens werken door de bezorgers van dergelijke uitgaven weinig of geen moeite besteed wordt aan het oplossen van genoemde problemen. Het is natuurlijk prachtig, wanneer Groens befaamde Handboek der geschiedenis van het vaderland telkens weer nieuwe lezers, althans kopers, vindt, maar betreurenswaardig dat van de gelegenheid van een herdruk geen gebruik gemaakt wordt om tegelijkertijd de wetenschap een stapje verder te brengen. De uiterst beknopte opsomming en beschrijving van de gebruikte bronnen is een zwak punt in het Handboek 6 . Naar die bronnen (d.w.z. de auteurs!) wordt in de tekst slechts met een cijfercode verwezen, zonder opgave van titel, deel of bladzij. Voor een historicus ligt hier nog een ruim arbeidsveld. In 1973 voegde ik deze stelling bij mijn proefschrift: 'Een wetenschappelijk verantwoorde uitgave van Groen's verzamelde werken moet voor de Vrije Universiteit een erezaak zijn'. De stelling is toen door niemand bestreden. Beaamd is zij echter evenmin. Het idee van een gecommentariëerde herdruk van Groens werken was niet nieuw. J. A. Wormser sr. (1807-1862) correspondeerde reeds in 1854 hierover met Groen: 'Meermalen heb ik gedacht u voor te stellen, op de wijze van het Handboek, uwe werken als Opera omnia uit te geven, en dan gaan zij er gaaf in .. . Een nieuwe uitgave van uwe geschriften, en dan met aanteekeningen 7 , die intusschen zouden kunnen gereed gemaakt worden, zou ik te zijner tijd gaarne zien . . . 8 . Groen schreef twee jaar voor zijn

dood nog over Wormsers suggestie. Hij bekent dat het plan hem reeds in 1854 'ongerijmd scheen' en in 1874 is hij nog pessimistischer 9 . Ook de herdrukken en 'nieuwe uitgaven' van Ongeloof en revolutie lijden aan het euvel, dat zij weinig bijdragen tot de wetenschappelijke bestudering van Groens hoofdwerk 10 .

V. EEN NIEUW 'APPARAAT VOOR DE STUDIE DER GESCHIEDENIS' 11

Na enige malen op de sub III beschreven tijdrovende wijze het antwoord op bepaalde vragen gezocht te hebben, leek het mij efficiënter de zaak systematisch aan te pakken en Groens complete boekenbezit alfabetisch in kaart te brengen. Bij die arbeid had ik een tweede oogmerk. Regelmatig rees niet alleen de vraag: Wat had Groen van Stahl? , maar ook: Wat had hij over Stahl? Dit soort vragen was even belangrijk en diende zo mogelijk tegelijk beantwoord te worden. Nu de arbeid vrijwel volbracht is, meen ik te mogen zeggen dat de erin gestoken tijd (ongeveer een jaar lang een uur per dag) nuttig is besteed. Naar schatting zo'n tienduizend namén heb ik kunnen toevoegen aan mijn prosopografisch kaartsysteem, dat alle werken van Groen poogt te omvatten. Elke naam die hetzij als auteur of medewerker, hetzij in een titel voorkomt, is in dit kaartsysteem verwerkt, zodat ik beide soorten van vragen nu beantwoorden kan. Voor de annotatie van de Bescheiden werpt dit hulpmiddel reeds zijn vruchten af. Ook diverse kryptische bronverwijzingen in het Handboek zijn me er duidelijk door geworden.

VI. SLOTOPMERKINGEN

1. Groens belezenheid blijkt fabelachtig te zijn geweest. Hij kocht (en kreeg) niet alleen veel boeken, maar las ze ook. Hij moest wel veel zelf aanschaffen, omdat de Koninklijke Bibliotheek hem telkens teleurstelde. Gemelijke opmerkingen komen daar-

omtrent in verschillende brieven voor 12 . Dat hij vrijwel alles las, blijkt voor de helft reeds uit de in het Verslag met de regelmaat van de klok terugkerende mededeling: 'Met aanteekeningen van G. Groen van Prinsterer'. Niet alleen de omvang, ook de diversiteit van Groens bibliotheek imponeert. De ruime kring van zijn correspondenten weerspiegelt zich in deze verscheidenheid.

2. Bij vrij veel nummers is de koppeling aan een of meer personen niet of nauwelijks mogelijk. Ik noem: tijdschriften jaarboeken, almanakken, wetboeken, wetten, diploma's, adressen, acten, handelingen, verslagen, circulaires, bijbels, statistieken, albums, handschriften enz. Daar de uitgegeven Briefwisseling ook dagbladen en tijdschriften indexeert, kwam het mij nuttig voor in ieder geval ook laatstgenoemde twee soorten drukwerk op alfabetische wijze te registreren. De speurtocht naar eventuele auteurs van anoniemen en naar de identiteit van pseudoniemen wordt voortgezet. Het is jammer dat Knuttels pamflettencatalogus onlangs ongewijzigd herdrukt werd.

3. Welke (kerk-)historicus heeft een assistent beschikbaar om de 'portefeuillekwestie' op te lossen? Met wat goede wil zou zij ook als onderwerp voor een scriptie aan een ijverige student opgegeven kunnen worden. Onze kennis van Groen, de negentiende eeuw en de historische bibliografie in het algemeen zou ten zeerste gebaat zijn met een onderzoek naar de inhoud van de vele nog niet beschreven portefeuilles. In het Verslag wordt het aantal stukken per portefeuille opgegeven. Zo wordt op p. 217 o.a. een 'Verzameling van honderd [! J.Z.] Nederlandsche politieke tractaten' uit en over de jaren 1650-1651 genoemd. J. Stellingwerff signaleerde indertijd al de 95 tractaten over Johan en

Comelis de Witt 13 . Een ruwe schatting op grond van de verstrekte cijfers belooft een oogst van ± 2000 titels. Wie dit onderzoek verrichten en de resultaten ervan bekend maken wil, kan een waardevolle bijdrage leveren aan de Groen-studiën.

4. De vruchten van mijn eigen onderzoek stel ik graag ter beschikking van belangstellenden. Aangezien publicatie - bijvoorbeeld in het kader van een prosopografie - in ieder geval voorlopig niet en wellicht nimmer tot de mogelijkheden behoort, nodig ik ieder die wil weten of Groen een bepaald boek van of over iemand bezat, uit, schriftelijk (Belle van Zuylenlaan 29, 1183 EE Amstelveen) of telefonisch (020 - 548 2617, overdag en 020 - 4317 22, 's avonds) contact met mij op te nemen.


1. E. M. M. Groen van Prinsterer - van der Hoop, : Brieven; verzameld en ingeleid door Froukje Oosterbaan, Baarn [1939], 29.

2. Het feit dat in 1980 nog Groeniana antiquarisch aangeboden worden, maant tot enig voorbehoud. Onlangs kwam de bibliotheek van de Vrije Universiteit in het bezit van [johann] Christoph Blumhardts Psalm lieder, oder die Psalmen in singbare Lieder umgesetzt (Reutlingen, 1848). Het exemplaar is voorzien van een eigenhandige, 3 december 1849 gedateerde opdracht, aan Groen en zijn echtgenote.

Kennelijk heeft mevr. Groen dit psalmboekje na Groens dood niet bij de voor een grote wetenschappelijke bibliotheek bestemde collectie willen voegen en hebben de erfgenamen na de dood van mevr. Groen dezelfde gedragslijn gevolgd. Meer werken zijn buiten de nalatenschap gebleven doordat mevr. Groen D. P. D. Fabius in de gelegenheid heeft gesteld het een en ander van zijn gading uit te zoeken in Groens boekerij.

3. Verslag van de aanwinsten der Koninklijke Bibliotheek gedurende het jaar 1881 (met inbegrip van de boekerij Groen van Prinsterer) [door M.'F. A. G. Campbell], 's-Gravenhage 1882. Hiervan p. 142-352: 'Catalogus van de boekerij van Mr. G. Groen van Prinsterer, door de erfgenamen aan de Koninklijke Bibliotheek aangeboden in 1879'.

4. Vermeld door J. Stellingwerff, in: Mensen en boeken, Goes 1963, 74- 80. Op p. 76 worden zowel de rubrieken als het aantal daarin voorkomende werken vermeld. Stellingwerff kwam tot 'in totaal 2563 werken bestaande uit 3774 afzonderlijke banden en nog 2008 brochures'. De portefeuilles met soms tientallen titels zijn vermoedelijk telkens als één werk c.q. band beschouwd, althans geteld.

5. Ik ga uit van de gedrukte aanwinstenlijst en sluit niet uit dat de catalogisering als zodanig op hoger peil heeft gestaan. Een onderzoek naar eventuele verschillen tussen de in de 'Leidse boekjes' geboden informatie en de correlate gegevens van de lijst heb ik niet gedaan.

6. Klachten hierover vindt men reeds bij H. J. Koenen (Briefwisseling II, 473) en J. de Bosch Kemper (De Tijdgenoot 2, 1842, 583).

7. Cursivering van mij, J.Z.

8. Brieven van Wormser II, 80/81; cf. I, 188/189.

9. Nederlandsche Gedachten, 2e serie, V, 386-392.

10. Met ere dient daarom de geannoteerde Engelse vertaling vermeld te worden, die sinds 1973 in afleveringen verschijnt o.d.t. Unbelief and revolution; a series of lectures in history; edited and translated by Harry van Dyke in collaboration with Donald Morton, Amsterdam, 1973- —. Daar wordt bibliografisch exacte informatie geboden in de annotatie.

11. Si parva licet componere magnis.

12. Gf. Briefwisseling I, 161: 'In de laatste jaren is, zoo ik geloof, de Koninklijke Bibliotheek niet op de voor ware wetenschap meest wenschelijke wijze verrijkt'. I, 410: 'De Bibliotheek hier is in de laatste tijden meer met Roomsche legenden dan met werken over regt en geschiedenis verrijkt'. II, 10: 'Denk eens om mij, wanneer gij [= C. J. van Assen, J.Z.] mij het een en ander omtrent historie en staatsregt uit uwe bibliotheek mededeelen kunt'. II, 94: 'Ook gevoelt men, bij het onderzoek naar historische bijzonderheden, zeer het gemis van eene wèl voorziene Bibliotheek, Het is jammer, dat er aan het voorzien van de Koninklijke Bibliotheek, althans met de noodzakelijkste werken, zoo weinig de hand wordt gehouden'.

Het is gelukkig voor ons dat Groen zo gefortuneerd was. De lacunes heeft hij kennelijk uit eigen zak aangevuld.

13. J. Stellingwerff, De boekenkast, 77.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 september 1980

DNK | 71 Pagina's

IETS OVER DE BIBLIOTHEEK VAN GROEN VAN PRINSTERER

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 september 1980

DNK | 71 Pagina's