GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

BOEKBESPREKINGEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

BOEKBESPREKINGEN

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Waar Hagenaars kerkten. Geschiedenis van de Haagse kerken gebouwd voor 1900. Redactie: Ch. Dumas. Uitgeverij: Boekencentrum B.V. 's-Gravenhage. 272 blz. 111. Foto's, f 25, - .

Dit boek verscheen ter gelegenheid van een gelijknamige expositie, opgezet om de gemeente Den Haag te waarschuwen tegen de afbraak in deze tijd van secularisatie, van het bezit aan kerken. De sobere verhalen over de historische en culturele waarde van de - vijftig! - beschreven kerken spreken voor zichzelf. Dit lees-, kijk-en naslagwerk had een betere band verdiend. Het is van landelijke betekenis.

Waardering komt toe aan het locale Gemeentearchief dat de tentoonstelling organiseerde en zijn medewerkers C.C. Berg, R. Grootveld, W. de Koning Gans en C.J.J. Stal aanzette tot onderzoek en publicatie. Een anonieme redacteur vervaardigde een ideale index op personen en zaken.

Het grootste deel van de kerkgebouwen stamt uit de tweede helft van de negentiende eeuw, periode van spectaculaire stadsuitbreiding en romantisch kerkelijk leven. De beschrijving der feiten is in het algemeen zorgvuldig, al zijn enkele slordigheden blijven staan. De 'attestenkwestie' wordt foutief gedateerd en de bewering dat de kerkeraad van Amsterdam bij de Doleantie werd geschorst is onjuist (pag. 198, 214).

Wij attenderen speciaal op de twee inleidende beschouwingen. H.P.R. Rosenberg, hoofd van het Gemeentelijk Bureau Monumentenzorg, verzorgde een overzicht van de architectuur (pag. 8-24), waarbij alle neo-stijlen van de negentiende eeuw de revue passeren. F.R.J. Knetsch, hoogleraar te Groningen, beschrijft in vogelvlucht en lapidaire stijl de achterliggende kerkgeschiedenis. Ik houd van zijn manier van schrijven, met uitspraken als die over het calvinisme: 'geen richting waarover heden ten dage zoveel onzin verkocht wordt als deze'. Zijn bijdrage is zowel uitdagend voor de kritische vakgeleerde als een handwijzer voor herdenkingsartikelen. Maar de vraag moet wel gesteld worden of hij in klein bestek niet teveel wilde. Als hij op pagina 37, 38 over de negentiende eeuw schrijft verschijnt Groen van Prinsterer ten tonele via de suggestieve tekening: 'Vervolgens kwam Groen van Prinsterer, in Brussel bekeerd, naar Den Haag als bestrijder van synodale halfheden'. Dit wekt de indruk dat Groen nog nooit in Den Haag was geweest en roept bovendien de vraag op of Knetsch over nieuwe gegevens betreffende diens bekering beschikt. Van Da Costa worden twee titels en een versregel kennelijk uit het hoofd (en niet voor honderd procent nauwkeurig) geciteerd (pagina 37, 38). Maar zo'n vondst als 'synodale halfheden' is fraai en het artikel wemelt van zulke formuleringen.

P.L. Schram

Joop Roest, Vrije vogels. De geschiedenis van de vrijzinnige protestanten in Vlaardingen, Rijswijk 1983. 191 bldz. 111. f 21, 50 + f 3, 50 verzendkosten. Te bestellen: tel. 010 - 34 24 75.

Ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan van de Remonstrantse Gemeente te Vlaardingen verscheen dit boek, dat voor het grootste deel bestaat uit een

bundeling van stukjes die de auteur in het gemeenteblad had gepubliceerd. Vrij uitvoerig wordt nog de negentiende eeuwse voorgeschiedenis beschreven. Het gebeurt helaas op een tamelijk oppervlakkige en weinig nauwkeurige manier. Wat op p. 191 "Bronvermelding" heet, is er dan ook naar.

Aart de Groot

J.P.H. van der Knaap, De banken zijn hard . . . Honderd jaar "op G.G." in Hoorn en omstreken, Hoorn 1983.197 bldz. 111. f 75, - .

De auteur van het gedenkboek van de in 1882 gestichte Geref. Kerk van Hoorn heeft ook de geschiedenis van de in 1848 opgeheven afgescheiden gemeente ter plaatse beschreven, zodat de negentiende eeuw toch nog ruime aandacht krijgt. Jammer genoeg is er kennelijk meer op gelet dat het verhaal zich vlot zou laten lezen, dan dat het serieus en volledig gedocumenteerd zou worden. Bevreemdend is ook, dat behalve in het begin geen aandacht wordt geschonken aan de verhouding van de gereformeerden tot de hervormden en evenmin aan de doleantie. Het boek laat zich - mede gezien de aard van de uitgebreide illustratie - het beste typeren als een familie-album. Hierin passen ook goed de hoofdstukken die zijn gewijd aan bepaalde invloedrijke families. We krijgen daardoor een uitstekende kijk op het gereformeerde milieu uit het begin van deze en het eind van de vorige eeuw, al had de auteur ook hier m.i. moeten aangeven hoe hij te werk is gegaan.

A.deG.

G.E. Meuleman, De godgeleerdheid volgens de Wet op het hoger onderwijs van 1876. Rede uitgesproken ter gelegenheid van de honderdtweede dies natalis der Vrije Universiteit te Amsterdam (...) 20 oktober 1982, VU Boekhandel/Uitgeverij Amsterdam, 30 bldz. f 7, 85.

Was het in 1876 de bedoeling van de wetgever de van ouds bestaande faculteiten der godgeleerdheid 'om te zetten' in faculteiten voor godsdienstwetenschap? Meestal wordt deze vraag bevestigend beantwoord en wel in die zin, dat bij behoud van de oude naam het vak op modern wetenschappelijke wijze zou moeten worden beoefend zonder binding aan belijdenis of kerk. Men kan dan ook niet de oprichting van de Vrije Universiteit in 1880 daar los van zien. Door een nauwkeurige analyse van de termen 'godgeleerdheid' en 'godsdienstwetenschap' in de langdurige discussie die aan de wetwijziging voorafging, , komt Meuleman (aansluitend aan J.H. Gunning jr.) tot een andere opvatting met als conclusie, dat men het recht heeft 'bij de beoefening der theologie in de faculteit der godgeleerdheid van een rijksuniversiteit uit te gaan van het geloof in de openbaring Gods in Christus' (20), ook al heeft de wetgever zich in 1876 niet duidelijk daarvoor uitgesproken - evenmin trouwens als duidelijk daartegen. Men leest Meulemans betoog geboeid.

Ik ben geneigd hem in historisch opzicht gelijk te geven al blijf ik dan wel zitten met de vraag, of men bij behoud van het recht om in de theologie uit te gaan van de openbaring, toch niet als wetenschapsman zich als zodanig heeft verplicht tot het vrije onderzoek en het discutabel stellen van elk uitgangspunt, ook van de openbaring, wat eo ipso een onmogelijkheid is.

A.deG.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 maart 1984

DNK | 53 Pagina's

BOEKBESPREKINGEN

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 maart 1984

DNK | 53 Pagina's