GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

VERHUIZEN.

III.

Maar niet alleen de vogels reizen, ook de visschen. Niet slechts dat zij rondzwemmen, sommige trekken ook bepaald van de eene plaats naar de andere.

’t Meest bekend is in dat opzicht de gewone haring. Sommigen denken, dat de haring op geregelde tijden naar de koudste streken der poolzeeën gaan. Veel varkens maken echter de spoeling dun. Is er dus voor de geheele menigte niet genoeg te eten , dan zoeken groote menigte haringen, zoogenakmde scholen, ergens elders het noodige. Daartoe richten zij zich naar de kusten van Europa en Amerika.

Of dit nu zoo is, kan men kwalijk uitmaken; de liaringen zeggen 't natuuriijk niet, en de zaak m de Poolzeeën zelf eens te gaan onderzoeken is juist niet makkelijk. Den weg dien de reizigers volgen, of liever hun verschillende wegen, kent men, en de visschers weten zeer goed waar zij zijn moeten om veel haring te bemachtigen. Een gedeelte der menigte van visschen gaat gewoonlijk, van het noorden komende, ten westen van Ierland, naar de kusten van Amerika, en trekt voorbij het eiland New-Foundland i) de vele golven en baaien van Amerika binnen. Een andere troep gaat langs de kust van Noorwegen, en dringt verder door in de Oostzee of zwerft westwaarts af de Noordzee in. Zoo komen de haringen ook tot in de Zuiderzee, maar voor het grootste deel op de kusten van Engeland en Schotland, waar zij dan gevangen worden. Sommige scholen gaan langs de Fransche kusten, ja bereiken zelfs Spanje.

Misschien gaan de vrienden of vriendinnen wel op een zeer groote school. Maar ook de groote te Caïro, die 15000 leerlingen telt, haalt in aantal niet bij een school haringen. Want die berekent men altijd maar bij millioenen. Men zou uur aan uur moeten varen, om alleen de lengte van zulk een school langs te gaan. De breedte is dikwijls niet minder, en als we nu nog bedenken, dat de gezellige dieren ook nog boven elkander zwemmen, begrijpt ge welk een ontzaglijk heir het zijn moet. Soms is de zee tusschen twee landen letterlijk geheel van haringen vervuld, zoodat de schepen er dwars doorheen moeten. Want van wijken of teruggaan weet zulk een school evenmin als een troep veldmuizen of een zwerm trekvogels. Wel mag de psalmdichter uitroepen: »Deze zee, die groot en wijd van ruimte is, daarin is het wemelende gedierte, en dat zonder getal, kleine dieren met groote." (Ps. 104 vs. 25)

Nu, er moeten dan ook wel veel haringen zijn, als men maar bedenkt hoeveel er door visschers gevangen worden, en dat is toch nog altijd verreweg 't kleinste getal. Een veel grooter menigte wordt ook wel gevangen, maar krijgen de menschen nooit te zien, en het allergrootste getal zeker brengt het er ongedeerd en vrij af.

Dat er uit ons land en uit verschillende andere jaariijks honderden schepen ter haringvangst gaan weet gij, en ook dat ze gelukkig niet ledig wederkeeren, en die vangst ons land zelfs rijk gemaakt heeft. De haringen vangt men tamelijk ver van onze kust, doch soms verdwaalt er ook wel een troep naar onze wateren, en dan gebeurt het b. v. te Amsterdam, dat men wel honderd «panharingen" voor een stuiver koopt, wijl er de visscher geen raad mee weet.

Groote liefhebbers of wel vijanden^ — al naar men 't neemt — van de haringen, zijn ook sommige groote zeedieren en zeevogels. De albatrossen en zeevalken verslinden er heel wat. Meer echter nog de haaien, die, gelijk ieder weet, tot het geslacht »slokop" behooren, en zelfs voor geen paar oude laarzen of een blikken trommel bedanken, als 't maar de maag vult. Ook andere zeedieren doen wakker meê, bijvoorbeeld de walvisch die, hoe vreedza.a.m ook, toch daarbij tamelijk wri? ^/zaam is. Wel heeft hij een nauw keelgat, maar ongelukkig voor den haring kan er nog juist zulk een door. Gij begrijpt, hoe die onnoozele haringen al reizende rechtstreeks in hun verderf zwemmen, als haai of walvisch hen met geopenden bek tegemoetkomen. Zelfs bij nacht zijn de haringen niet veilig, want vóór de scholen uit is de zee bedekt met een slijmige, dikke stof, die 's nachts licht afgeeft, en waaraan men weet dat ze komen.

En als we daarbij nu bedenken, dat de haringvangst in 't geheel genomen duurt van Juni tot Januari, dan moet men zich verbazen dat er nooit gebrek aan haringen komt. En toch is dat zoo. (Slot volgt.)

De nieuwsgierige knecht.

De gelegierigheid is een wortel van alle kwaad, zegt de Heere in zijn Woord.

Er is daarenboven buiten de ^^/igierigheid nog menige gierigheid, die ook verkeerd is, b V. de wraakgierigheid, de nieuwsgieiigheid en nog meer. Op die alle is ook het woord in Gods wet van toepassing: Gij zult niet begeeren. Want gierigheid beteekent: begeerigheid.

Vele menschen echter willen daar niet van hooren of vergeten het. Tot dezulken behoorde ook een knecht, die in dienst was bij een heer op een groote buitenplaats. Hij woonde daar in een aardig huisje met vrouw en kinderen, en had het zeer goed. Want de heer was een godvreezend man, als Boaz de Bethlehemiet, die tot zijn knechten zeide: »De Heere zij met ulieden!" en de maaiers antwoordden : »De Heere zegene u!”

De knecht had echter een groot gebrek: hij was nieuwsgierig en wilde alles weten, of 't hem aanging en nuttig was of niet. Er kon niemand bij zijn heer komen, of hij moest weten wie het was. Werd er een pak thuis gebracht, dan jeukten onzen vriend Teunis — zoo heette hij — de handen om het open te maken. Als de omroeper door 't dorp ging, had hij geen trouwer en naarstiger toehoorder dan Teunis. Die wist dan ook al het nieuws, en las de krant van 't begin tot aan het slot, al stond er ook veel in, waar hij weinig van begreep. Een buurpraatje te houden om wat nieuws te hooren, was zijn grootste genoegen. Ja, soms kon hij zijn heer vragen doen, waarop deze eenvoudig antwoordde: »Dat zijn mtj'n zaken Teunis", en dan wist de knecht genoeg.

1) Spreek uit: Njoefoundlend, d. i. nieuw omdelrt • I land. Het Fransche Terre niuvi beduidt hetzelfde.

Nu had de heer hem daarover al dikwijls I s estraft, en gezegd dat hij, gelijk in de Schrift 1 te taat, zich niet met eens anders doen moest beoeien, en dat hij veel geleek op de heidenen e Athene, die hun tijd met niets anders be­ t teedden dan om wat nieuws te zeggen en te ooren. Doch Teunis was doof aan dat oor n dacht: 't is zoo erg niet; ik ben niet nieuwsierig, alleen weet ik graag alles.

Eens moest de heer met zijn gezin op reis, en sprak tot Teunis : «Terwijl ik weg ben, moet gij het huis bewaren en voor 't een en ander zorgen." Dat beloofde Teunis en de heer vertrok. Zoodra was hij echter niet uit het gezicht, of onze man ging aan 't snuffelen in alle kamers en hoeken, om te zien wat het geheele huis alzoo bevatte. Dat kon hij nu op zijn gemak doen en hij deed het ook. Ongelukkig waren de kisten en kasten alle gesloten. Wat er verder te zien was zag hij toch alle dagen, zoodat ij al spoedig er genoeg van had, en teleurgesteld aan zijn werk ging.

Drie weken nadat zijn heer vertrokken was, kreeg Teunis op zekeren avond een brief, waarin stond, dat de heer den volgenden morgen weder thuis hoopte te zijn. Met den brief kwawi ook een groote kist, en in een afzonderlijk pakje zat, zooals in den brief stond, de sleutel. Teunis moest alvast alles in orde brengen om het gezin te kunnen ontvangen. »Nu, " sprak zijn vrouw, toen zij den brief had hooren lezen, »dat kost niet veel moeite. Ik heb alleen maar wat in huis te halen. Overigens kan mijnheer komen wanneer hij verkiest; alles is in orde." En dat was ook zoo; want zij was een goede, flinke vrouw, die ook de gelijkenis gelezen had van de knechten die hun heer wachten.

Intusschen was de kist in huis gebracht, en in de gang neergezet. Zij was wel groot maar erg licht, en Teunis kon niet nalaten op te merken, dat hij dat heel vreemd vond. »'t Lijkt wel of er niets in is", sprak hij.

{Slot volgt.)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 december 1887

De Heraut | 6 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 december 1887

De Heraut | 6 Pagina's