GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

VERHUIZEN.

IV.

IV. Behalve sommige viervoetige dieren, vele vogels en nog meer visschen, zijn er ook nog andere dieren, die reizen, b.v. enkele krabben en voorts de sprinkhanen.

Dat het reizen van die laatste den menschen ook geen genoegen doet, zult gij wel weten. Wij lezen daarvan genoeg in den Bijbel. Denkt maar eens, hoe de Egyptenaren door den Heere met sprinkhanen geplaagd werden, die het land overdekten en verwoestten, totdat de Heere een grooten wind beschikte, die de sprmkhanen opnam en in de Schelfzee wierp.

»De sprinkhaan en de kever kwamen

Gelijk een talloos leger samen, " zegt de iPsalmist. En wij lezen in den profeet Joël:

»Wat de rups heeft overgelaten, heeft de sprinkhaan afgegeten, en wat de sprinkhaan heeft overgelaten, heeft de kever afgegeten." (Joël I VS. 4).

De sprinkhaan is een vernieler. Wat hij eet schijnt door zijn lichaam slechts heen te gaan, zoodat hij nooit genoeg heeft, en altijd weer eten wil. In ontzaglijke zwermen trekken deze dieren door de lucht bij zulke menigten, dat deze wolken gelijken, die een lengte van uren hebben, en de zon verduisteren. Waar zij neerstrijken wordt alles wat maar eetbaar op het veld is afgegeten, en als het land kaal is vliegt de troep weer weg, of laat zich door den wind voortdrijven.

In Afrika, zoowel in 't noorden als in 't zuiden, richten de sprinkhanen dikwijls groote verwoestingen aan, als zij het reizen in 't hoofd hebben. De HoUandsche Boeren in Zuid-Afrika zouden u daarvan kunnen vertellen De Hottentotten echter zgn blij als er sprinkhanen komen, want — zij eten die met smaak, natuurlijk gekookt en met wat zout. «Hottentot niet het wat sprinkhaan eten kan: hoezee sprinkhaan!" zeggen zij. Overigens is dat eten van sprinkhanen niet zoo heel ongewoon. Wij lezen immers ook van Johannes den Dooper dat hij sprinkhanen at. 't Was echter een voedsel dat alleen door geringe lieden werd gebruikt.

Toch kan men de sprinkhanen en dergelijks dieren, die wel eens een tocht maken, niet onder de reizende dieren rekenen, want zij reizen zeer ongeregeld en gelukkig toch ook maar weinig. Zelfs de vlinders reizen nu en dan.

(Wegens plaatsgebrek moeten we het slot nog •Weglaten).

De nieuwsgierige knecht.

(Slot.)

Den geheelen avond kon Teunis de kist niet vergeten. Als ik er eens in keek, dacht hij. Maar dan moest hij de kist openen. Doch dat kon ook wel. Hij had immers den sleutel. Misschien zat er wel een verrassing voor hem of voor zijn vrouw in.

Nu, dat was ook zoo, maar geheel anders dan Teunis dacht.

Den volgenden morgen stond hij vóór dag en dauw op, en terwijl zijn vrouw in de keuken bezig was om wat klaar te maken. Tegen dat mijnheer en mevrouw thuiskwamen, sloop Teunis den gang in en naar de kist. Den sleutel had hij meegenomen, en 200 viel het hem gemakkelijk den koffer te openen.

Maar, o wee! Nauwelijks had hij het deksel opgeUcht, of een vreemd, piepend geluid drong hem in de ooren; hij onderscheidde iets wits, en het volgende oogenblik sprongen er wel tien, twintig kleine, witte muizen uit de kist en zett'en het, nu ze eenmaal vrij waren, op een loopen.

In zijn schrik vergat Teunis de kist weer dicht te doen en 't gevolg was, dat ook aide overige diertjes metterhaast tegen de kanten opklouterden en zich lieten afglijden. De een liep hier, de ander daarheen; in een oogenblik had de geheele witte bende zich in de kamer verspreid.

»0, o!" riep Teunis, «vrouw kom eens gauw hier!”

De vrouw snelde de keuken uit. Nog stond Teunis bij de kist, ijselijk verlegen.

»Wat is er, " riep de vrouw ontsteld, »hoe komt die kist open ? ”

»Ja, dat is wat moois, " sprak Teunis, »zoo til ik 't deksel op, . of daar springen wel duizend witte muizen voor den dag."

»En waar zitten die dan? ”

> Ja, die zijn de kamers in. Help me maar om ze weer te v.angen."

’t Was nu geen tijd om Teunis te verwijten dat alles zijn eigen schuld was. Man en vrouw gingen op de jacht, maar dat was me een werkje! Die kleine diertjes schenen al de hoeken en gaten van het huis nog beter te weten dan Teunis zelf. De eene muis zat achter een spiegel; de ander onder een canapé; nr. 3 boven op een kast. En 't ergste was, dat ze zich niet maar zoo lieten pakken. Net als Teunis zoo'n weglooper grijpen wou, sprong die vlug weg, en kroop in een gaatje of liep ergens tegen op, waar de man hem niet kon volgen.

Teimis brak het zweet uit. Straks zou mijnheer komen en dan, . . .

»Wij moeten de jongens er maar bij roepen, " sprak hij tot zijn vrouw, »die zijn vlugger en gauwer dan wij.”

Zoo gezegd zoo gedaan. De jongens, dat is de kinderen, werden opgepord en aanstonds ter jacht geleid. En nu ging 't er op los 1 Weldra waren dan ook een twintig muizen gevangen, doch ongelukkig — de jongelui waren nog al wild — niet zonder dat de klok was afgestooten en een paar ruiten waren gebroken. Om negen uur had men ongeveer de helft der gevangenen weer in zijn macht en in de kist geborgen. Maar waar zaten de andere ? Als ze eens heel den dag zoek bleven en van avond door de kamers huppelden, wat dan! — zoo dacht Teunis, en ging weer aan 't najagen....

Opeens werd de huisdeur geopend. Mijnheer, mevrouw en de kinderen traden binnen.

Dat was me een nieuwe schrik. Teunis, die anders een gezonde kleur had, werd zoo wit als de muizen in de kist.

De reizigers, die verwacht hadden, dat alles tot hun ontvangst gereed was, keken vreemd op, toen zij daar Teunis en zijn vrouw vonden, de een - nog • benauwder kijkend dan de ander, terwijl de kinderen half gekleed over dén grond lagen te kruipen. Net kwam kleine Piet met een witte muis aanloopen, roepende: »'k Heb er weer een!" En mijnheer begreep toen alles. Juist om Teunis op de proef te stellen, had hij de kist gezonden, en we weten al, hoe 't was afgeloopen.

’t Scheelde weinig of Teunis was weggejaagd geworden. Na veel bidden en smeeken, ook van zijn vrouw, mocht hij nog blijven, maar geen werk meer doen in het huis, zoodat hij de vele fooitjes enz. glad misliep, een heel jaar lang. Dat hij na dien tijd weer in zijn ouden post werd hersteld, was wijl hij in dien tijd bewezen had dat de ontvangen les niet was verloren gegaan. De witte muizen — waarvan verscheidene nooit weer terecht kwamen — hadden hem van zijn gebrek genezen.

Een opmerking

maakt ons een deskundige lezeres over' 'tgeen we van de kat schreven. We zeiden, dat de Franschen geen roepnaam voor haar hebben, gelijk als ons: »Poes !" Doch de Franschen hebben er wel een, te weten : »Minet!" en zeggen zelfs soms »een minet", gelijk wij »een poes." 't Is echter niet zeker of die naam overal in gebruik is, en wel beschouwd is Minet een eigennaam, zooals Mina en Grietje bij ons.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 december 1887

De Heraut | 6 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 december 1887

De Heraut | 6 Pagina's