GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Philanthropie.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Philanthropie.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

{Ingezonden.)

In het Bataviaasch Nieuwsblad van Donderdag 15 September '87 komt een ingezonden stuk voor, waarbij ik uwe aandacht wil bepalen. Weet ge waarom? Niet alleen, omdat er iets m voorkomt aangaande een geliefden discipel en den indruk, door hem in zijne omgeving teweeggebracht, den zendeling Van Eendenburg; niet alleen, omdat het hier eene gebeurtenis betreft, welke de Ned Zendingsvereeniging, die mij de eer schenkt in haar hoofdbestuur werkzaam te zijn, stof tot blijd schap geeft; maar omdat wij hier een oordeel hebben over zending en zendelingen van een zijde, die niet gewoon is ons in dit opzicht te verwennen. Immers, de schrijver maakt zich duidelijk genoeg bekend als een man, die over het Christendom oordeelt op eene wijze, die hemelsbreed van de onze verschilt en zeker ook veel verschilt van die, welke de mannen huldigen, die door hem geprezen worden. Om dit te doen uitkomen hebben wij woordelijk weergegeven, wat het Bataviaasch Nieuwsblad ons te lezen geeft; wij hebben zelfs uitdrukkingen, die ons pijnlijk aandoen, niet teruggehouden. En indien dan zulk een man, die zoo onverholen zich uitspreekt, toch met zooveel waardeering schrijft over een werk, dat ons hef is, ligt het immers voor de hand, dat wij het onze doen om dat oordeel bekend te maken, omdat het juist daardoor een bewijs geeft van zijn heilzame beteekenis. Het werd geplaatst onder het opschrift: •!> Naar aanleiding der inwijdin" van het bedehuis der Inlandsche Christengemeente te Soekaboemi". Het luidt als volgt: V

»Een eigenaaidige plechtigheid verbrak hedenochtend voor een oogenblik de wel wat eentonige sleur van het dagelijksch leven op de plaats onzer inwoning.

Het bedehuis toch der Inlandsche Christengemeente werd ingewijd en ter medeviering en opluistering dier plechtigheid waren onderscheidene zendeling-leeraars van elders opgekomen .

Het bezit van een eigen gebouw voor de samenkomsten der Inlandsche Christenen, hoewel steeds wenschelijk, was een behoefte geworden door het voorgenomen vertrek van den zendeling-leeraar, den heer Van Eendenburg naar het land Tjikembar, door de Zendingsvereeniging in erfpacht verkregen, en waar men trachten wil op eigen grond een kolonie van Inlandsche Christenen te stichten.

De fondsen, voor de oprichting van het kerkje benoodigd, werden grootendeels gevonden uit bijdragen van de Europeesche ingezetenen dezer afdeeling; en dat die giften ruim vloeiden, mag worden afgeleid uit de omstandigheid, dat een zoo luttel aantal Europeanen den heer Van 'Eendenburg in staat stelde, den bouw aan te vangen niet alleen, maar ook dien te voltooien

De Inlandsche gemeente, nog vwsterkt met een twintigtal jongelieden van het Seminarium te Depok, was getrouw opgekomen, maar ook het Europeesch publiek het zich niet onbetuigd < =" '^«oral zal het een goeden indruk hebben S^^aakt, dat het hoofd van het plaatselijk be­ ^'""'^^'"e^ gade en dochter de plechtigheid bijwoonde.

Door de heeren Van Eendenburg, Albers en Zeegers werd beurtelings het woord gevoerd in de Soendaneesche en de HoUandsche talen, terwijl de toespraken werden afgewisseld door het gecombineerd gezang van Europeanen en Inlanders, wier verschillende taal echter geen oogenblik de harmonie van het geheel verstoorde.

De plechtigheid maakte een zeer stichtelijken indruk, en al mag ook niet worden ondersteld, dat alle Europeanen om de eenig geldige reden ter godsdienstoefening opgingen, toch zullen velen hunner voor zichzelf hebben moeten getuigen: „Het was ons goed hier te zijn.”

Het was ons goed hier te zijn." Het is een onloochenbaar feit, dat de godsdienstoefening, met kerkgebouw en preekstoel, met rituaal en psalmgezang, niet meer van onzen tijd is, maar toch brengt ze velen de gelukkige jaren der kindsheid weder te binnen, met hunne huiselijke godsdienstoefeningen, met de ernstige vermaningen onzer vaders en de lessen van onze moeders, door liefde ingegeven en in liefde verkondigd.

Ongelukkig inderdaad de mensch, die een godsdienstoefening kan bijwonen, zonder dat zachtere aandoeningen, zij het dan ook slechts voor een oogenblik, de ijskorst doordringen, die het leven om het hart heeft geslagen.

Wel zullen de meesten met Faust moeten uitroepen : «Die Botschaft hör' Ich wohl, allein, mirh fehlt der Glaube, " i) maar zij zullen toch ook, al moeten ze toegeven : > Zujenen Spharen wag' Ich nicht zu streben, woher die holde Nachricht tont, " 2) er op moeten laten volgen :

Und doch, an diesen Klang von Jugend auf gewöhnt, , Ruft er auch jetït zurüclcraichindasLeben.” 3)

Maar al neigt ook. Iaat ons hopen schijnbaar, de Christelijke godsdienst in haar ouden vorm ten ondergang, niet aldus de zedeleer, die zich, zoolang menschen ademen, in volle kracht zal handhaven en zonder welke geen waar geluk, geen berusting in de rampen en den kommer van het leven, geen troost in droefheid bestaat. Daarom is het goed, ook al verdween het oud geloof, toch de prediking der Christelijke leer te blijven steunen en de oprechte verkondigers van die leer in hun strijd tegen den tijdgeest te eerbiedigen en te achten, in plaats van hen tot het onderwerp te maken eener spotternij, die steeds van slechten smaak getuigt. Daarom ook is de zending onder de Inlanders een zaak, die al onze aandacht waardig is en op al onze achting aanspraak mag maken. Onze roeping in Indië, van zuiver humaan standpunt beschouwd, behoort te zijn een veredelende en beschavende. Wat de regeering en de Europeesche maatschappy in dit opzicht hebben gedaan, het is beter dit te laten rusten. Een ware ontleding en opsomming toch van onzen en der regeering beschavingsarbeid zou waarlijk luttel, aanleiding geven tot zelfverheffing.

Maar het werk der «ending mag in het volle licht worden gesteld en behseft geen onderzoek te schromen.

Reeds »ls een werk, waarvan de eenige drijfveer »overtuiging" is, en aan ieder baatzuchtig doeleinde vreemd, heeft het recht op onze onverdeelde achting. Geldt dit voor de bevolking van Nederland, die door haar offervaardigheid dit werk mogelijk maakt, in veel hooger mate geldt het voor de uitvoerders van het zendingswerk in Ned. Indië.

Zij hebben aanspraak op onze hoogachting, op onzen eerbied, deze mannen, die, alleen gedreven door de stem van hun verheven roeping, vrijwillig en aonder meer geldelijk voordeel dan voor hun levensonderhoud noodig is, zich een leven kiezen vol ontberingen dikwijls, en steeds zonder hoop op een onbezorgden, werkeloozen ouderdom.

Hunne levenstaak is moeielijk en eischt, behalve een groote mate van kennis, een onuitputtelijken voorraad van zelfverloochening en ijver; . een nooit weifelende overtuiging, dat hunne > beginselen eindelijk zullen zegevieren; maar vói'ir alles een groote "mate van zedelijken moed. Meer dan van eenig ander ontwikkelingsproces geldt van dat, waaraan ay hunne krachten wijden, dat stilstand achteruitgang is.

En betaalt de Europeesche maatschappij in Ned.-Indië hun werkelijk de schatting, die hun toekomt? Geenszins

De belangstelling in hun werk is uiterst gering. De wijze waarop zij arbeiden, de resultaten, door hen verkregen, zij blijven veelal onbekend.

Temidden onzer door en door cynische maatschappij, ondervinden zij meestal onverschilligheid, dikwijls spot en haat van andersdenkenden, , waardeering slechts zelden.

En wij hebben ongelijk, groot ongelijk, hen niet meer op prijs te stellen; hen, die ook door hunne persoonlijkheid het beste deel onzer samenleving vormen.

In het bezit eener mate van kennis en algemeene ontwikkeling, die hen boven het gewone eil verheft, is bovendien stesds hun levenswandel onberispelijk, hun karakter boven alle verdcMking, hun werkkring zond«r twijfel de choonste en nuttigste.

Cynisch, meer door gemakzucht en onver­ G schilligheid dan door overtuiging, als onze w Indo-Europeesche maatschappij in hooge mate d is. ontbreekt ket haar bijna geheel aan ernst. u Welnu, die ernst, die verheven levensopvat­ k ting, die aan ons bestaan zijn hoogste waarde dd geeft en die de eenige weg is tot waar geluk, zij zijn het, die ons daarvan het beeld te aanschouwen geven.

s^Laat ons dan trachten hen na te volgen.

En moge van het nederige kerkje te Soekaboemi een verheffende invloed uitgaan, niet alleen op de Inlandsche Christengemeente, maar moge het ook de Europeanen; aansporen tot een streven naar hoogere ontwikkeling op zedelijk gebied ”

Ernst is 't leven... o zalig, die 't weten !

Arbeid en roeping en edele strijd.

De eeuwigheid vraagt naar de vrucht van den tijd!

Dwazen, die 't roekloos, gedachtloos vergeten.

Die pas.te laat, aan het einde der baan,

Den ernst van het ijdele leven verstaan.

ï) De tijding hoor ik wel, maar het geloof ontbreekt mij.

2) Tot deze sfeer waag ik niet op te stijgen, vanwaar dit lieflijk woord mij tegenklinkt

3) En toch, door ditgeluid, van jongs af aan gewend. Word ik ook thans in 'eleven teruggeroepen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1888

De Heraut | 4 Pagina's

Philanthropie.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1888

De Heraut | 4 Pagina's