GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Achtste Jaarvergadering

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Achtste Jaarvergadering

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

van de Vereeniging' voor honger onderwijs op Gerefonneenlen g-rondslag', gehouden te Zwolle op SI Juni.

Het xhaantje van den toren" had den hoofdigen kop eindelijk gewend uit het gure Noordwesten, en deze barre windstreek den staart toegekeerd, waarop een milde morgenzon haar kwistig licht spreidde over zijn metalen vederendos, toen velen in de vroegte zich opmaakten naar de »propere" en vriendelijke stad aan bet Zwarte Water, Overijsels keurige hoofdstad, Zwolle.

Uit verschillende oorden van het land, langs verschillende wegen toog men op. . . . met verschillend doel.

Eenerzijds trok men naar het Zendingsfeest, dat in den omtrek van de IJselstad zou gehouden worden.

Doch door dien stroom heen bewoog zich een andere schare, die ook wel opging ten feestgetijde, maar optrok naar een kerkgebouw.

Het ging den trotschen St. Michael voorbij — die juist bezig was zijn gewaad te vernieuwen, doch zie, ook in liet nieuw gewaad het oude wezen bewaart, en den ouden trotschen trek nog dieper trekt om den stuurschen mond....

Ja, de St. Michaëlskerk voorbij, waarop men bezig is, of binnenkort bezig hoopt te zijn, naar ik van mijn gastheer vernam, »het beeld" te vergulden, waaraan hij de opmerking vastknoopte: »'t Was beter dat ze 't van binnen wat gingen vergulden." En daar hij dit zoo stellig uitsprak, zal 't wel zoo zijn.

De »St. Michael" voorbij. ... naar het feestgetijde van de Vereeniging, die het leven schonk aan de Vrije Universiteit, en toen naar het herbergzaam huis van de Christelijke Gereformeerde broederen.

Mocht dit misschien hier en daar wat pijnlijk schrijnen — de Heere had zooveel stof tot danken gegeven, en ook zooveel oorzaak tot verootmoediging ont-dekt, dat het de innerlijke vreugde niet kon wegnemen, en ook de aangename indruk, dien Zwolles vroegere vestingwerken op den vreemdeling maken, moest wel medewerken tot een blijde stemming des harten, temeer nu de Heere alles met gulden zonneglans overtoog.

Zwolle is geen onzer eigenlijk vreemd; want immers sprak het reeds in overoude tijden tot het godvruchtig gemoed.

Toen in het laatste tijdperk vóór de Hervorming van 1517 onder de steeds zich verder uitbreidende pauselijke heerschappij en dwingelandij, domheid en onzedelijkheid hoe langer hoe meer ook ons goede vaderland overschaduwden, vooral onder de scharen der ambtsdragers, toen werd het sommigen van edeler ziele bang te moede, en zocht men en zon men op middelen van herstel.

Een Maerland — wie kent Jacob van Maerland niet? — streed reeds vóór 1300 »met litterarische wapenen'' een goeden en niet ongezegenden strijd, in zijn Rijmbijbel immers, en in wat wij meer treffelijks van hem kennen. En even na 1300 leerde een Dekkers reeds — denk aan St.-Michaël — »dat 't habijt den menschen niet en heilicht''.

En later was het een Gozewijn Tijacen, de Zwolsche kanunnik, die waarschuwend optrad tegen de kloosterlingen, — en nog weer later Thomas a Kempis, de beroemde, en niet ten onrechte beroemde, Zwollenaar, die van de St.-Agnietenlioogte met toornigen blik, neerzag op de laagte, waartoe de voorgangers des volks waren gezonken, en daar weeklacht paarde aan smeekgebed, en daar mede de zoete tonen deed hooren, die van het mystisch speeltuig in zijn binnenste «< ; i^ ruischen tot op dezen dag en, ontdaan van zich er mede mengenden wanklank, nog menige ziel verkwikken.

Tonen als deze: »Christus had vele tegensprekers en tegenstanders ; en gij, wilt gij alleen weldoeners en vrienden hebben? " of: »Wiltgij met mij heerschen (zegt de Heere), draag mij het kruis achterna; want alleen de dienaars des kruises vinden den weg der gelukzaligheid en des waarachtigen lichts. — Heere Jezus! dewijl uw weg zoo eng en veracht bij de wereld is, geef mij, met verachting der' wereld U te volgen."

Inderdaad..., Zwolle is geen onbekende stad voor de onzen, en de Imitatio (al wordt soms beweerd dat zij niet van Thomas is) dankbaar ontvangen uit de goede hand van IJsels stedemaagd.

En ook, Zwolle heeft een nieuwen indruk gegraveerd in de harten der mannen en vrouwen — ook der ongeleerde (en van hen' niet 't minst) die daar de belangen der geliefde hoegeschool zijn komen hooren bespreken, en die opgekomen zijn om God den Heere te danken voor wat Hij in het afgeloopen jaar heeft gedaan, en om saam te bidden of Hij weer medetrekke in het nieuwe.

Er werd verlangd naar het avonduur. Een goede duizend menschen waren saamgekomen in het gastvrij kerkgebouw om de bidstonden bij te wonen, en vooraf door den bezielden mond van Dr. Geesink, tot gebed te worden opgewekt en voorbereid, zoo 'tGode mocht behagen.

En Dr. Geesink kwam, en stelde zich in het midden van de vrienden en vriendinnen en sprak tot hen, wat wij hier in enkele, breede trekken weergeven.

Na het zingen van Ps. 118 : 7 en 8 en het lezen van Spn 8 : 22—36, wijst spr. in een inleidend woord op den tegenstand, dien de stichting nog steeds ondervindt en ook merkbaar is in het weigeren van een kerkgebouw om voor haar te bidden; brengt hij zijn dank aan de Christelijke Ge-reformeerde gemeente van Zwolle, voor de heusche gastvrijheid waarmee zij haar bedehuis afstond, en zegt de oorzaak van haat en tegenstand te moeten zoeken in den grondslag onzer Vrije Universiteit.

Tot toetsing van dezen grondslag roept hij naar Gods getuigenis en wat ons daar in i Cor. I : 18—25 te lezen wordt gegeven.

Verband en verdere opening dezer tekstverzen laat hij ditmaal rusten, maar dringt op den voorgrond de tegenstelling van menschelijke wijsheid en goddelijke dwaasheid.

In deze tegenstelling ligt heilige ironife, aangrijpend als die andere, waarvan Psalm 2 zingt en waarvan spreker de eerste twee verzen op de lippen van zijn hoorders legt.

Alsnu gaat spr., na het begrip wijsheid te hebben ontleed, ontwikkelen hoe de tegenstelling van Paulus niet de menschelijke wijsheid in het algemeen, maar slechts een zekeren vorm van een bepaalde verhouding geldt, en wel de menschelijke wijsheid die als product van de bedorven rede, met verachting van het W'oord van het kruis, het geheel der dingen poogt en zegt te verstaan. De vijsheid der wereld die deze kennis wil verwezenlijken in het leven. Daarop schetst spr. deze wijsheid eerst op het gebied van het Grieksche en dan op dat van het moderne denken, en toont aan hoe zij telkens weer door God tot dwaasheid gemaakt is. Tusschen de menschelijke wijsheid en de Universiteiten wordt nu] het verband aangewezen in de historische ontwikkelingen van de Universiteits idee. Spr. wijst verder aan hoe die Universiteiten eertijds wel degelijk rekenen met het Woord van het kruis, later van dezen grondslag afglijden en nu staan op dien van het moderne denken en toont hier de gevolgen voor land en volk van aan.

Hierna spreekt hij over het Woord van het kruis, dat de wereldwijsheid dwaasheid acht, maar waarin God juist zijn wijsheid openbaart. Hij schetst ons de goddelijke wijsheid als deugd van en hypothese in het goddelijk Wezen, de laatste Christus, het Woord, de wijsheid Gods. Toont verder aan hoe de verdorven rede, die Christus niet kent, maar eerst verlicht door den Heiligen Geest Hem leert kennen door het Woord van het kruis, als goddelijke wijsheid. Hoe deze zelfde goddelijke wijsheid echter niet alleen in het Woord van het kruis, in de Schrift, maar in het scheppingsleven schittert, maar slechts te zien en te kennen is door den wedergeborene. Hoe daarom het Woord van het kruis zoo hechte grondslag is voor ons zoeken naar kennis, ook naar die hoogere kennis welke de Universiteit zoekt. «Grondslag" is dat Woord en dit, zegt Spr., wijst op verderen bouw, en eischt de ernstige, vaak moeitevolle waarneming. «Gereformeerd" heet die grondslag, waarmee echter niets anders wordt bedoeld dan het Woord van het kruis in zijn meest zuiveren zin. Deze is de grondslag onzer Vrije Universiteit, de wijsheid dezer wereld moge haar daarom haten, wij weten dat het dwaze Gods wijzer is dan de menschen.

Na het dingen van Ps. 119:9 gi-ng spreker voor in het gebed.

Ten slotte hief de vergadering nog het zevende vers van Ps. 89 aan, en verliet ongeveer te negen uren het kerkgebouw.

Hiermede was deze »dag'' voorbijgegaan, en vond de hartelijke genegenheid der broederen en zusters aangename gelegenheid tot vriendschappelijken omgang.

Een langzaam optrekkende mist liet de zomersche zonnestralen hier en daar reeds baan, toen de klok van negenen de vrienden opriep naar Odéon. Wat daar is geschied, hopen we, als van intiemer aard, pas de volgende week te vermelden.

Doch nu reeds dient de afloop gemeld der publieke meeting die te twee uren ingelijks in Odéon, maar in de grootere Concertzaal gehouden werd.

Ook nu was de opkomst boven aller verwachting groot, en waren de balkons tot in de hanebalken bezet.

Dr. Kuyper presideerde en Dr. De Hartog hield een referaat, waarin hij ongeveer dezen gedachtengang ontwikkelde:

Een beroemd geleerde van de hoogeschool van Bologna, zei reeds in 1200, dat alle weten en kennen tot één middelpunt moet geleid worden. Een beginsel, dat in deze Gereformeerde landen zijn hoogste uitdrukking gevonden heeft, doordien men dit middelpunt zag in God. — Ook in het rijk der wetenschappen toch is de vreeze des Heeren het begin van alle wijsheid. Het organisch verband der wetenschappen wordt gekend en de solidariteit der studie gehuldigd, waar de Heere regeert over de erve der wetenschap (i Sam 2 : 3, Ps. 94 : 10, Pred. 2:26).

Zoodra men dit beginsel verloor trachtte men — omdat men toch één middelpunt wilde bewaren — dit punt te vinden in iets anders dan in God, b.v. in den Staat of in de wetenschap zelf, of waarin al niet! Maar juist losmaking van alle middelpunt was het gevolg.

Niet bij den ganschen universitairen kring maar slechts bij een onderdeel, althans naar Gereformeerde opvatting - -bepaalt de Referent de aandacht der aanwezigen, en stelt deze stelling:

I. Naar den eisch der Gereformeerde beginselen mag, in het verband van de paedagogische roeping der universiteiten, een hospitium niet ontbreken.

II. Wederkeerig treedt, juist in dit verband, het doel en het wezen van een hospitium in het ware licht.

De groote beteekenis, die een hospitium voor de universitaire ontwikkeling heeft, is bijna geheel uit het oog verloren. Eerst toont de spreker, in tegenbeeld, hoe de »middelpuntvliedende" beweging op de universiteiten gaande gemaakt, ook haar invloed heeft uitgeoefend op bestaan en bestaanswijs van het hospitium.

Naarmate, door heel de historie, de Gereformeerde beginselen weken, wordt het hospitium losssr van de academie, om ten slotte alleen kosthuis te worden, geheel buiten verband met de school.

Verzorging nu van het lichaam is zeer zeker noodig, en ook in den bloeitijd der Gereformeerde beginselen had men er oog voor, en sprak men van »ontfangst en onderhoud van jonge bequame studenten" — maar dit is niet het onderscheidend kenmerk van een «hospitium.'' Dit toch is van hooger conditie: het is een vriendelijk tehuis in leeren en leven, en moet dan ook als zoodanig een planthof zijn in den hof der wetenschappen. Zoo is het Collegium theologiae te Leiden ge-! sticht »tot goede kennis en »EinheitIichkeit" en opdat de Christelijke Gereformeerde religie vruchtbaar mocht worden gemaakt tor leer en oefening, tot stichting en onderwijzing, en opdat er afbreuk aan dwaling en ketterijen ge­schiede.”

Allereerst voor de inwonenden, maar ook voor die buiten woonden, die den lof der studiën wenschten te versieren met een zedelijken en godvruchtigen levenswandel.

Alzoo een »queeckhof", «waarin de jongelingen van jongs op in talen, wetenschappen en de ware religie geoefent, en waarin ze met wapenen om de waerheijt voor te staen en de leugen te bestrijden, voorsien souden worden, waeruijt comen mochten campioenen om 't Christenrijck vromelic te beschermen en de tyrannie des antichrists standvastelyck te verstooren ..., hoofden om 't volk met leere en exempel te leijden."

Juist het innig verband tusschen leeren en leven wordt er aanvaard; en het is een onmisbare factor in het verband van het universitair organisme.

In leeren, leven en saamleven komt het doel van een hospitium uit.

Voor tot de nadere bespreking hiervan over te gaan toont de spreker aan, dat de universiteiten, die het centrum verlaten hebben, dat alleen in Gods Woord vaststaat, het onderling verband der wetenschappen uitruilen voor bloote vakstudie, en een dualisme scheppen tusschen hoofd en hart, en ook den eisch van het leven terugleiden tot ieders persoonlijke opvatting en tot louter wilkem-. Waarmee natuurlijk niet gezegd is, dat dit alles met voorbedachten rade geschiedt.

De intensieve eenheid van leeren en leven, de rechte wijding van het leven, en de wederkeerige invloed van het saamleven worden belichaamd in een hospitium op Gereformeerden grondslag.

De intensteve eenheid van leeren en leven: In het hospitium wordt alles, wat op de school wordt geleerd door „de honichmakende bijen" saamgebracht als »in zeer gevoeglijke en nuttige bijencorve", om daar vergaderd en vermeerderd te worden totvoedenden honig, waarbij Gods Woord bron is en middelpunt.

De rechte wijding van het leven'. Naar Gods barmhartig bestel is ons huis het middelpunt des levens. Den jongeling nu, die zijn tehuis verlaten heeft, en omringd is van verleiding en allerlei gevaren, ontsluit het hospitium een veilig toevluchtsoord, waar hij vastigheid vindt voor zijn voet, en voor de worsteling des levens zich kan sterken, 'tzij te zaam, 'tzij in de stille eenzaamheid. In den weg der middelen is het een »queeckhof' in den hof der wetenschappen, waar stekken en planten gestekt en getrokken worden, die, onder den zegen des Heeren, een milden glans en toon brengen langs de paden, waarmede het leven den hof der wetensehappen «doorworstelt."

Dit heerlijk voordeel nu ontvalt aan die Universiteiten, die het Gereformeerd beginsel hebben laten varen, en met haar eenzijdige wetenschappelijke roeping, geen hospitium noodig hebben.

Doch ons beginsel schenkt ons dit gezegend tehuis, «waar godsvrucht en wijsheid, leeren en leven saamgaan, waar de godsvrucht den voortocht heeft."

Wederkeerige invloed van het saamleven. Waar het rechte beginsel der gezelligheid ontbreekt, wordt de wet der samenleving vaak tot een last en tot een vloek, want de trek der gezelligheid wordt een trekken der verleiding, en geeft het stof tot de klacht: «Als een schip zonder stuur, zoo is mijn leven. ... en als ik denk metgezellen te treffen, leeren zij mij al wat leelijk en liederlijk is."

Maar, aan den anderen kant, naar het echte beginsel der gezelligheid, heeft Erdmann gelijk, als hij zegt, dat de student zich al moeilijk anders kan ontwikkelen, dan in «gemeenschap." In gezonde gemeenschap, met eenigheid des geestes, treedt het leven in de wederkeerige betrekking van geven en nemen, raden en dienen, lijden en lieven, hebben en helpen.

Zóó is het hospitium het levenscentrum in leeren en onderling verkeer. Tucht op elkaar oefenen; elkanders individualiteit eerbiedigen; gehoorzaam zijn en toch zelfstandig; dienen en toch heerschen; beurtelings doctor en doctus wezen. ... en in nog oneindig veel meer teekent zich het spoor van zegen, die op zulk een saamleving rust. En het Woord Gods werpt zijn licht binnen, en zegent den maaltijd en de gemeenschap der gebeden en leert dat, waar de liefde woont, de Heere den zegen gebiedt, en dat Hij zelf daar woont.

Den vollen prüs heeft ons hospitium nog niet verkregen, maar wij wijzen slechts op het beginsel, zegt spreker, en daarin hebben wij te zien op voorrecht en plicht, die wij van den Heere mochten aanvaarden in dit geschenk zijner gunst, 't welk Hij ons, bij het opleven der Gereformeerde beginselen, ook in den eisch en de eer van ons hospitium gegeven heeft.

Aan het debat over deze steUingen en dit referaat wierd deelgenomen door de heeren Dr. Bavinck en Dr. Rutgers. Dr. Bavinck vroeg nader licht over den band tusschen een Hospitium en het Gereformeerde beginsel, terwijl Dr. Rutgers het begrip Hospitium zelf nog niet scherp genoeg gedefinieerd achtte. Beide sprekers werden door den Referent beantwoord, waarna Dr. Kuyper het gesprokene resumeerde, en na dank aan de sprekers en de opgekomenen te hebben gezegd, de meeting te vier uren sloot.

Aan den feestmaaltijd, die door de uitnemende zorge der Regelings-commissie beter dan ergens was, namen ruim honderd leden deel, en heerschte een toon waarin ernst en gulle vroolijkheid een hoogere harmonie vonden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 juni 1888

De Heraut | 4 Pagina's

Achtste Jaarvergadering

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 juni 1888

De Heraut | 4 Pagina's