GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Ongoddelijk ijdelroepen."

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Ongoddelijk ijdelroepen."

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Maar stel u tegen het ongod delijk ijdelroepen: ant zij zul len in meerdere goddeloosheid toenemen. 2 Tim. 2 : 16.

In zake van 5> Gods heilige waarheid" heeft een Christenmensch gedurig tusschen twee klippen door te zeilen.

Dit komt daar vandaan, dat »Gods heilige waarheid'' eenerzijds zijn hoofd en anderzijds zijn hart aangaat; dat er dus bij moet gedacht en moet gevoeld; en dat nu de één denkt: sAlleen wat mijn hart raakt en treft, is in die waarheid van goddelijke waardij"; terwijl een ander zijn hart voorbijpraat en die waarheid Gods wel waant te kunnen afdoen met zijn hoofd.

Zoo waren er vanouds ook onder het Christenvolk verstandsmsx^ifiki^n en^^ZJö^/jmenschën; beiden even eenzijdig; en die, juist tengevolge van die eenzijdigheid, hun eigen inzicht en besef aan anderen wilden opdringen; en alzoo door hun eenzijdigheid zondigden.

Want, dit voelt ge wel, in die eenzijdigheid zelve lag het kwaad nog niet. Eenzijdig te zijn, is tot op zekere hoogte het deel van elk creatuur, en de gemeene zonde waarin we ontvangen en geboren zijn, heeft die creatuurlijke eenzijdigheid nog veel scherper toegespitst.

Dat wist onze Heiland dan ook, en daarom is heel zijn heilige stichting er op aangelegd, om die eenzijdigen, die neigen, om van elkander weg te loopen, tot elkaar te brengen en te bewerken, dat de één den ander niet afstoote maar aanvulle en zijn eenzijdigheid afslijpe.

Deze kostelijke vrucht moet de «gemeenschap der heiligen'' aanbrengen, een gemeenschap, die haar kracht ontleent aan den machtigen regel des geloofs, om te wandelen in nederigheid en liefde.

Wordt de verifoeilijke trots en hoogheid in ons maar geknakt, dat we nu voortaan zien gaan, niet alleen op hetgeen ons eigen pand is, maak ook op hetgeen des anderen is, dan komt voet en oog elkaar te hulpe, liefdedrang sluit botsing uit en er ontstaat een heilige wederzijdsche aanvulling onder het volk des Heeren, waardoor het ééne kind van God de eenzijdigheid van het andere te hulp komt, hem tempert en te'gelijk verrijkt.

Zooals God van Adam zei: „Het is niet goed dat de mensch alleen zij, ik zal hem een hulpe maken, die tegenover hem is", zoo wordt het dan ook onder de geroepenen des Heeren. Niemand blijft alleen, maar een iegelijk vindt in een ander, evenzeer van God geroepene, een hulpe tegenover zich.

Maar gelukt het nu aan Satan, om die heilige harmonie onder Gods kinderen te verbreken, dan is er van die saamwerking en wederzijdsche aanvulling geen sprake meer dan gaan de verstandsmenschen hun eigen paadje afloopen en de gevoelsmenschen eveneens.

Eerst neemt dat dan nog zoo'n vaart niet, omdat het toch allen kinderen Gods waren. Maar al spoedig verslimmert dit, doordien verkapte vijanden des Heeren, maar die zeer wel verstandelijk redeneeren of sentimenteel dwepen kunnen, zich bij hen aansluiten. Die ingeslopen valsche broederen slaan dan al spoedig den hoogsten toon aan. En dan ligt de gemeente Gods verwoest, en is aan Satan zijn onheilige toeleg gelukt.

Want immers dan gaat het als in tweeerlei legerkampen tegenover elkander staan. Aan den éénen kant een verstandelijk drijven, waar het hoofd bij zwelt, maar het hart ijskoud bij blijft. En anderzijds een ziekelijk gevoelsdwepen-i waarbij zenuwen en verbeelding als voertuig tot zaligheid gelden, en alle inzicht in de waarheid Gods teloor gaat.

Nu is dit booze kwaad niet pas in onze eeuw opgekomen, maar door Satan de eeuwen door gezaaid. Ook reeds in de tijden, toen Christus pas ten hemel was gevaren, en zijn apostelen nog op aarde leerden.

Vandaar dat met name de heilige apostel Paulus reeds zoo telkens en telkens tegen deze uit haar verband gerukte eenzijdigheid te velde trekt, en de kerk van alle eeuwen^bezweert, om toch nimmer aan deze booze inwerkingen van Satan voet te geven.

Voor de zuivere kennis en de kloeke belijdenis der waarheid Gods staat Paulus als een leeuw; en hij aarzelt geen oogenblik, om een anathema, d. i. een «vervloeking" uit te spreken over een iegelijk, al ware het een engel uit den hemel, die een ander Evangelie brengt, dan hij.

Maar wel verre van nu met een verstandelijke uitpluizing van die waarheid vrede te nemen, is al zijn roepen, spreken en schrijven er steeds op gericht, om het verband van deze waarheid met de innerlijke tverkingen van den Heiligen Geest in al zijn kracht te handhaven.

En zoodra Paulus merkt, dat er verstandelijk gepraat over het geloof komt, waar het hart onder bevriest, en de innerlijke levenskracht onder verstijft, en de bevinding van de werking des Heiligen Geestes bij wegsterft, dan schrikt hij op, als ware hij door een adder gebeten, en vindt nauwelijks genoegzaam krasse woorden, om dit songoddelijk ijdelroepen'' te geeselen en te brandmerken.

Want is de waarheid Gods hem »leven en gerechtigheid", dat ongoddelijk ijdelroepen van den onbekeerden verstandsmensch is hem de dood en het verderf.

Het is, zoo zegt hij in 2 Tim. 2:17, een kwaad, ^dat voortvreet als de kanker!'

Wat is dat «ongoddelijk ijdelroepen"?

De apostel noemt het in vers 14: »een voeren van een woordenstrijd", welke tot geen ding nut is, dan tot verkeering der toehoorders. En elders: »een zich begeven tot fabelen en oneindelijke berekeningen, welke meer twistvragen voortbrengen dan stichtinge Gods". Dan weer: »ongoddelijke en oudwijfsche fabelen, waarin geei oefening tot godzahgheid is". En aan het slot van zijn eersten brief vermaant hij Timotheüs toch vooral een afkeer te hebben van het «ongoddelijk ijdelroepen, en van de tegenstellingen der valschelijk dusgenaamde wetenschap”.

«Ongoddelijk ijdelroepen" is dus een »roe-/««", d. w. z. een luid en met veel drukte uitstallen van zijn meeningen. Het is een ijdel roepen, d. w. z. ten luidruchtig uitstallen van meeningen, die ijdel, hol, leeg zijn, en waar geen bestand van waarheid in zit. En het is een fongoddelijk ijdelroepen", omdat de aandrift voor dit verstandelijk drijven niet komt uit de warme bezieling van den Heiligen Geest, die ons voor de eere Gods prikkelt, maar uit een zondige en ongoddelijke aandrift, om ons zelven te verheffen op onze valschelijk dusgenaamde wetenschap.

Het is niet de «waarheid die in Christus is, belijden, " maar er allerlei bijhalen, en bijbrengen, en om heen wikkelen, wat er niet toe hoort, onverschillig of al deze ballast, die straks het scheepke kantelen en zinken doet, ontleend is aan allerlei legenden of verhalen of aan de tegenstellingen der valsche wetenschap.

En dit booze kwaad noemt hij een kanker die voortvreet, omdat het de oude zonde van het Paradijs niet bestraft maar voedt, en ons weer, op| zondige wijze en naar Satans aandrijving, eten doet van den «Boom der kennisse des goeds en des kwaads, " in stede dat we onze spijze plukken zouden van den «Boom des levens" die in Christus Jezus is.

Ja hij gaat nog verder, en toont in twee uiterst gevaarlijke menschen, die in de kerk van Efeze waren ingeslopen, reeds aan, waartoe dit booze kwaad voert.

Twee van die verstandsmenschen toch, de ééne Hymenaeus en de ander Philetus genaamd, waren nog geen 25 jaar na Jezus' hemelvaart reeds zoover afgedaald, dat ze leeren dorsten: „Er is geen opstanding na den dood, want de echte opstanding is uw bekeering tot zaligheid."

En zoo is het nog.

Gelijk kwaad woelt ook onder ons. Satan laat van dit strooien van het booze zaad niet af. En zoo stuiten ook wij telkens weer op die hooghartige, waanwijze verstandsrichting, en anderzijds op die ziekelijke gevoelsdweperij.

Zie dan toch een iegelijk toe, dat hij de heilige weegschaal van Gods teedere waarheid in zijn huis en kring in evenwicht trachte te houden.

Dvaas is het op ons gevoel te gaan steunen, alsof niet «wij midden in den dood lagen en alsof we niet ons leven buiten onszelven in Christus Jezus zochten", gelijk ons Avondmaalsformulier het zoo roerend schoon uitdrukt. Maar minstens even dwaas is het, de waarheid Gods tot een rekensom te maken, ze te verlagen tot haarkloverij, in het uitpluizen van allerlei ondenkbare vragen het zaligmakend geloof te zoeken, en te wanen dat het ooit «waarheid uit God" kan zijn, die het hoofd, maar niet het hart raakt.

Gij zult de werking van het Woord en de werking van den Heiligen Geest nooit scheiden. God heeft ze vereenigd, en wee hem, die ze uiteen rukt. Alleen wat slicht is levende waarheid. Wat niet sticht maar opgeblazen maakt, is niet uit Hem, die ons roept.

We dit dan nu zeggen, dat de Methodist gelijk heeft, en dat het geloof, zooals men dan voorgeeft, wel op een stuivertje is te schrijven, en dat al die andere punten der waarheid er niet toe doen?

Lees, om het antv/oord op die vraag te hebben, de brieven van Paulus aan de kerk van Rome en Efeze en aan de kerken in Galatië maar; dan zult ge dit wel anders merken.

Neen, maar dit wil de heilige apostel, dat als ge over eenig stuk der waarheid denkt, uw denken en spreken nooit bloot verstandelijke weetzucht of nieuwsgierigheid zal zijn, maar dat in elk dier punten u slechts datgene belang zal inboezemen, waarvan ge merkt en ook uw hart beseft, dat er de eere Gods aan hangt, of daarom de zaligheid uwer eigen ziel.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 februari 1890

De Heraut | 4 Pagina's

„Ongoddelijk ijdelroepen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 februari 1890

De Heraut | 4 Pagina's