GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

OLAF DE NOOR.

IV.

Het be^iii der reis.

Terwijl allen om hem heen drongen, begon Sigurd zijn verhaal.

»De koning, " zoo sprak hij tot Olaf, »is uw vriend "niet. Zijn hart bedenkt kwaad tegen u, schoon zijn lippen vol honing zijn. Hij vreest dat gij den troon van uw vader wilt beklimmen, en staat u daarom naar het leven."

»Hoe weet gij dat? " vroeg Olaf verbaasd.

»Eenige dagen geleden", hernam Sigurd, »was ik bij den koning te Drontheim; hij ging de schepen bezien, die zouden uitvaren en wij moesten zijn terugkomst op zijn slot afwachten. Ik was daar nooit geweest. Toen ik in de groote hal kwam, verbaasde ik mij zeer over de schoone tapijten, die aan de wanden hingen i). De knechten zeiden mij, dat die behangsels uit Frankrijk kwamen en door de Noren in Normandië aan den koning waren gezonden. Uit nieuwsgierigheid bekeek ik die tapijten, waar een jacht op afgebeeld stond, van nabij, en toen ik de voorzijde gezien had, wilde ik ook weten wat op den achterkant stond."

»Ik sloeg een der gordijnen op, doch bemerkte dat het weefsel daar zelfs geen kleuren had. Doch ik bespeurde nog iets. Een eind weegs verder was een kleine, geheime deur, die men in de kamer niet kon zien. Ik begreep nu, dat die behangsels niet enkel tot sieraad dienden en ging eens onderzoeken waarheen die deur leidde.

»En wat vondt gij? " riepen de scheepslieden, van welke de meeste evenzeer als Sigurd nog nooit behangsels of iets dergelijks gezien hadden.

»Luistert!" ging Sigurd voort. «Terwijl ik de deur trachtte te openen, hoorde ik plotseling dat er eenigen de zaal binnentraden. Ik verschrikte, vooral toen ik duidelijk de stem des konings onderscheidde. Haastig meende ik nog weg te gaan, maar 't was te laat. Ik moest blijven of ik wilde of niet. Ik kon dus ook alles hooren wat in de zaal werd gesproken. Zoo vernam ik dan, dat onze koning u, Olaf, tot den dood haat. Hij had den edelman te gast bij wien gij dezen nacht geweest zijt. De koning nu hoorde, dat gij daar zoudt komen eer de vloot uitging. Toen verzocht hij den edelman u in zijn huis te houden en de deuren te sluiten. Dan zouden er bij nacht krijgslieden komen, door den koning uitgezonden, en u gevangen nemen of dooden. Er werd nog meer gesjjroken. Ik kon niet alles verstaan, doch ik wist nu genoeg."

»En werd gij niet ontdekt ? "' riepen eenigen.

«Gelukkig niet, " sprak Sigurd, »schoon het mij veel moeite kostte mij zoo stil te houden. Eindelijk gingen de koning en al de anderen heen, en ik haastte mij de schuilplaats te verlaten. Mijn besluit was genomen. Tk ging dadelijk hierheen en zonder alles te zeggen wat ik weet, deelde ik aan de hoofdmannen, die onder u, Olaf, dienden, mede dat u een groot gevaar dreigde en gij moest ontvluchtten. Wij spraken toen af wat te doen en ik zelf nam op mij u te redden. Wat er meer geschied is, weet gij."

Luide vreugdekreten gingen op, toen Sigurd zijn verhaal had geëindigd. Want Olaf was zeer bemind en velen op het schip zwaaiden met hun zwaarden in de lucht, uitroepende dat zij wraak zouden oefenen aan den koning, die zoo trouweloos had gehandeld tegen een dapperen en trouwen prins als Olaf. Deze dankte Sigurd recht hartelijk en toen, wenkende dat allen zwijgen zouden, sprak hij:

Gij hebt gehoord wat er geschied is. Metjgjhghvvnbbsder mij ons zullen”

»We zullen u volgen, " riepen de mannen, erwijl zij hun zwaarden zwaaiden. »Wees gij nze aanvoerder en wij beloven u houw en rouw, waarheen gij ook gaat."

Terwijl het volk op het schip nog de een et den ander spraken over de vreemde dinen die zij gehoord hadden, trad Olaf met igurd en twee der aanvoerders in een geprek over hetgeen hun te doen stond. Blijen waar zij waren was even onmogelijk als aar Drontheim teruggaan. Veeleer moesten zij rachten vóór het morgenlicht uit het gezicht an de vloot en buiten bereik te zijn. Maar aarheen ?

Daarop wist niemand zoo aanstonds het antwoord. Er waren landen genoeg en den weg kende men ook wel, maar de Noren wisten zeer goed dat ze nergens zeer bemind waren en alle kans liepen om, kwamen ze in klein getal, doodgeslagen of gevangen genomen te worden. Zoo was goede raad duur en nog zat men te spreken, toen Sigurd eensklaps uitriep:

»Ik zie lichten op de kust; ze gaan heen en weder !"

Allen tuurden naar den oever. Eindelijk sprak Olaf:

»Ik zal u zeggen wat het is. Men heeft mijn vlucht ontdekt en zoekt mij en »de Draak". Er is geen tijd te verliezen. We moeten voort."

En nog dienzelfden nacht stak »De Draak" in zee.

AAN VRAGERS..

Omtrent een vraag over Bijbelsche prenten is het goed op te merken, dat er van die prenten tweeërlei zijn. De eene soort stelt dingen voor als boomen, kleederdrachten, huizen, wapens enz. en daartegen is, als de teekening juist is, niets in te brengen. Ze zijn integendeel zeer nuttig.

T De andere geven tafereelen uit den Bijbel te beschouwen, b.v. den zondvloed, de vlucht naar Egypte enz, 't Spreekt wel van zelf, dat de teekenaar daar niet bij is geweest en 't dus zich maar zoo voorstelt. Nu ligt daarin ook op zich zelf niets kwaads, als men er maar op let, dat het een voorstelling is, niets meer. Ongelukkig raken die, vooral als 't oude platen zijn, soms kant noch wal en zijn kleederen, huizen, zeden en gewoonten enz. zeer verkeerd voorgesteld, vooral op schilderijen! Ook gebeurt het vaak, dat de geheele gebeurtenis zoo wordt weergegeven, dat 't onmogelijk juist kan zijn, vooral wanneer het afbeeldingen van menschea of voorstellingen van hemelsche wezens betreft.

Onze vriend X behoeft daarom nog niet alle platen te verwerpen, maar 't is goed alleen zulke te gebruiken, waar wijze en vooral vrome menschen niet tegen hebben, want de meeste teekenaars en schilders zijn niet vroom, en daarom kunnen ze niet goed weergeven wat uit het Woord Gods is. Ze zijn er niet in thuis.

i) Deze dienden om de muren te behangen en waren dikwijls fraai bewerkt. Ze hingen een weinig van den wand af. en zeetocht, dien de koning nu uitzendt, kunen wij niet meegaan. Wil iemand uwer terug eeren, hij is vrij en wij zullen hem niet deren. och wilt gij mij volgen, dan zetten wij de eilen op, steken de riemen uit en varen weg, aarheen waar de goden ons brengen zullen."

HOOSENBIEK.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 april 1890

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 april 1890

De Heraut | 4 Pagina's