GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

In de Bazuin wijst

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

In de Bazuin wijst

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

In de Bazuin wijst v. G. er op, hoe Ds, Van Lingen, de directeur van het Gymnasium te Zetten, deze navolgende Bekentenis heeft afgelegd:

Bekentenis.

»Een broeder maakte ons opmerkzaam, dat wij vroeger omtrent het zoogenaamde Statuut der Chr, Geref., en in het algemeen omtrent de Chr. Geref. kerk anders schreven dan in het voolgaand nommer. Wij hebben de eerste jaargangen opgeslagen en enkele losse uitdrukkingen gevonden, welke ons nopen, volmondig de juistheid dier opmerking te erkennen. Wij hebben vroeger te veel door den bril van anderen gezien; wij waren met vooroordeelen vervuld; het Statuut zelf hadden wij nooit gelezen. Wij kenden het slechts uit aanhalingen en beschouwingen van anderen, die wij vertrouwden. Nu wij met eigen oogen zijn gaan zien en meer in bedaardheid, dan in de eerste opwinding kon verwacht worden hebben onderzocht en nagedacht, trekken wij gaarne het vroeger geschrevene over dat Statuut terug, en hopen, dat het menigeen als ons zal gaan, wien het broederhart is opengegaan, en die biddend wenschen, dat nog eens alle ware belijders eiken scheidsmuur mogen zien vallen."

Het is volkomen natuurlijk, dat v. G. in de Bazuin met deze bekentenis hooglijk ingenomen is. In zijn plaats zouden we dat ook zijn. Het is toch niets meer noch minder dan eene openlijke bekentenis van Ds. Van Lingen, dat hij met het beginsel der Doleantie gebroken heeft, en zich van nu af plaatst op het standpunt van diegenen onder de Christ. Gereformeerden, die het Reglement van 1869 achten te kunnen vasthouden.

Nu komt het natuurlijk niet in ons op, aan Ds. Van Lingen het recht te betwisten, om met de heeren Lindeboom c. s. tegenover ons en de heeren Wielenga c. s. te gaan staan.

Die vrijheid blijve hem onverlet.

Slechts diieëerlei opmerking zij ons met het oog op deze bekentenis geoorloofd.

De 'eerste is, dat Ds. Van Lingen in deze zijne bekentenis de bestrijders van het Statuut in de Bazuin en de Heraut ten toon stelt op eene wijze, die voor de rechtbank der waarheid niet te verdedigen is.

Hij zegt toch, dat hij het Statuut slechts kende uit de aanhalingen en beschouwingen van anderen, maar het zelf nooit had gelezen; zoodat hij dus nu inziet ten onrechte in de heeren Wielenga c. s. en ons vertrouwen te hebben gesteld.

Dit nu is met de waarheid in strijd.

De critiek op dit Statuut is én door Docent Wielenga, én door ons, niet terloops, maar zoo volledig mogelijk gevoerd, en het geheele Statuut is onverkort en onveranderd in de Heraut afgedrukt.

Van tweeën één dus, óf Ds. Van Lingen las onze beschouwingen niet, óf hij heeft in de Heraut reeds voorlang heel het Statuut voor zich gehad; en aan hem moet dus, evenals aan ieder het recht ontzegd worden, om het nu van achteren voor te stellen alsof Ds. Wielenga c. s. en de Heraut door verminkte of-verkorte aanhalingen hem en het publiek misleid hadden.

Inde tweede'^\a3.\.s zij opgemerkt, dat de positie van Ds, Van Lingen zuiverder zou zijn, zoo hij nu ook eenvoudig tot de Christ. Gereformeerden overging, onder, dit z. i. niet verkeerde Statuut ging leven, en den heeren Lindeboom c. s. zijn steun bood, om dit, zoo hij acht, goede Statuut te helpen handhaven tegen de vele en kundige Christ. Gereformeerden, die er het Collegiale van hebben ingezien.

Vooral voor den Directeur van het Gymnasium te Zetten is een onzekere positie allerminst gewenscht. En wat kwaad zou er in steken, indien op die wijs de Christ. Gereformeerden gelegenheid voor afzonderlijke gymnasiale opleiding ontvingen?

En onze derde opmerking is, dat Ds. Van Lingen, als wetenschappelijk man, beter zou doen, met de argumenten, die tegen het Statuut van i86g zijn ingebracht, te weerleggen, dan er zich af te maken met een eenvoudige verklaring, die als uiting van zijn persoonlijk gevoelen door een ieder zal gerespecteerd worden, maar die op zichzelve niets zegt.

Ds. Van Lingen mag niet blijven hinken op twee gedachten.

In 1888 berichtte hij officieel aan de voorloopige Synode van Utrecht, dat hij geen Dienaar des Woords was; want dat hij de ordening die hij onder de organisatie van 1816 ontving, niet kon erkennen.

Toch staat het feit vast, dat Ds. Van Lingen in de Ned. Geref, kerk te Zetten het Woord en de Sacramenten bediende, en elders meer dan ééns candidaten in den Dienst des Woords bevestigd heeft.

Dat nu klopt niet.

Dit is een zichzelf weerspreken.

En komt er nu bij, dat Ds, Van Lingen ons thans zelf bericht, hoe hij dusver „met vooroordeel behept was" en „slechts door den bril van anderen zag, " dan is ongen waarden directeur toch in aller belang aan te raden, dat hij klaren wijn ga inschenken.

Immers, gelijk het nu staat, ondermijnt hij elf zijn positie in de kerken der Doleantie, en dat zonder onder de Christelijke Gereforeerden het volle vertrouwen te winnen.

A decided opinion is always the best.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 mei 1890

De Heraut | 4 Pagina's

In de Bazuin wijst

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 mei 1890

De Heraut | 4 Pagina's