GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Door Binderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Door Binderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een afgestelde reis.

In zeker dorp moest een huis worden gebouwd, voor zieke en zwakke menschen, opdat zij daar zouden kunnen verzorgd worden of een tijd wonen.

Het moest dienen voor lieden uit alle streken van 't land, en zou dus tamelijk groot worden en veel geld kosten.

Het plan om zulk een huis te stichten — wat zeer noodig was — had de predikant gevormd. Hij had er over gesproken met een paar ouderlingen en eenige vrienden, en toen zij alles hadden bepraat, werd aan de leden van de gemeente gevraagd, hoe zij er over dachten. Nu, iedereen vond het goed, ja uitnemend.

Kort daarop riep de dominee allen bijeen, om hun te zeggen, dat het plan klaar was, maar dat er nu ook geld diende te zijn om het uit te voeren. De kerk kon wel wat, maar lang niet alles geven. Er zou ook nog wel van andere plaatsen wat komen, doch dat was nog onzeker.

Maar nu zett'en velen een bedenkelijk gezicht. Zoo'n huis was best, maar dat het zooveel zou kosten was erg naar. Daar had geen mensch op gerekend.

»Nu ja." zei de dominee, »laat ieder maar eens geven wat hij kan. Dan zullen we verder zien. De Heere is een rijke God, en kan in allen nood voorzien."

Toen ging de zak rond, waarin het geld werd opgehaald. Het werd dadelijk geteld. Maar, och, dat viel slecht uit. De kerk was vol en toch was er nog geen honderd gulden gegeven Ja, er lag zelfs geen enkele gulden in den zak maar wel veel centen en halve centen.

»Dat is treurig, " sprak de dominee, »gij wil toch dat het huis er kome."

Dat wilden ze allen. Maar de een had, zei hij, een slecht jaar gehad. De ander had geld noodig om een huis te koopen. De derde weer had er niet op gerekend, en de vierde vond het schande, dat iedereen zoo weinig had gegeven.

Eindelijk stond er een op en zei: »Ik weet wat. De dominee moest eens een reis door 't land gaan doen. Dat kost niet veel, want er zijn altijd wel goede herbergzame menschen, bij wie een dominee eten of slapen kan. Als de dominee dan eens in elke stad of dorp vertelde in wat een bitteren nood we hier zitten, en hoe goed zoo'n huis zou wezen, en dat we al elk wat in den zak gegeven hebben, maar dat er nog schrikkelijk veel tekort komt — och, dan geloof ik dat niemand hem ledig heen zou zenden. Dan waren wij gered en zooveel zieke, zwakke en ongelukkige menschen meteen."

Iedereen, zelfs de man die er dezen avond »niet op gerekend had", vond dat kostelijk. Maar natuurlijk moest nu eerst gevraagd wat de dominee er van dacht.

»Ja", sprak deze, »daar moet ik eens op slapen. Over een week komen we weer bijeen, en dan zal ik u zeggen of ik die reis ga aanvaarden."

De week ging voorbij, en op den bepaalden avond kwam men weer bij elkander.

»Lieve vrienden", bprak de predikant, »ik heb er over nag«dacht en ben bereid de reis te gaan doen, om 't geld op te zamelen.”

Hij wachtte even en ging toen voort:

Maar nu één ding. Als ik daar ginds in andere plaatsen kom, zal men mij natuurlijk vragen of wij nu zelf alles gedaan hebben wat we konden. Ik zal dan zeggen, dat gij als oprechte, vrome menschen eerlijk kunt verklaren dat gij niets meer kimt doen, en de groote zware zak vol centen en halve centen alles is wat gij geven kunt. De Heere die in uw harten leest, weet immers dat het zoo is. Misschien echter had iemand de vorige maal zijn beurs vergeten. We zullen daarom straks nog even rondgaan en nu vast een versje zingen."

Terwijl dit gebeurde, liepen verscheidenen stilletjes heen en kwamen even daarna weer met haast binnen. Nu ging de zak op nieuw rond. Hij was even zwaar, ja nog zwaarder dan den vorigen keer. Maar zie, in plaats van koper was 't nu bijna enkel zilver en goud, en papier van waarde dat er uit te voorschijn kwam.

Toen nu alles was geleld deelde de dominé mede hoeveel 't was; een zeer groote som. Daarna sprak lilj:

'Ik geloof^^dat het best zal zijn, om maar 't besluit van zooeven te herroepen. Want als ik vertel dat er zooveel bijeen is, dan zullen ze zeggen: Dan hebt ge or.s geld niet noodig Mij dunkt, ik zal nu de reis maar afstellen."

Niemand had daar iets tegen. Ze gingen allen vergenoegd naar huis en hadden heel veel geleerd ook, en dat wel door den stommen geldzak. En de Heere zorgde dat die ook telkens weer gevuld werd, tot het huis zonder vreemde hulp onder dak was.

Geen dronkemans antwoord.

Jaren geleden leefde er een schoolmeester, die al zeer oud was, en bemind bij al zijn leerlingen, en bij hun vaders en moeders die eens zijn leerlingen waren geweest. Van sommige kinderen had hij zelfs de grootouders op school gehad.

Onder de jongens van de school behoorde ook de zoon van een smid Deze was een goed werkman, maar hij had een groot gebrek. Hij dronk namelijk nu en dan te veel, te weten sterken drank en dit had al de kwade gevolgen, die des Heeren Woord ons daarvan teekent en die we zoo dikwijls zien. De schoolmeester had den smid, namelijk als hij weder bij zijn zinnen was, vaak vermaand en hem gewezen op het Woord des Heeren, dat geen dronkaard het Koninkrijk Gods zal beërven. De smid luisterde daar ook naar, en zei dikwijls dat hij zich schaamde, en 't beter maken zou. Doch er kwam niet van. Toch achtte hij den meester hoog, omdat die 't zoo goed met hem meende.

Op zekeren dag kwam de oude onderwijzer voorbij de smederij, en wel tijdens het schaftuur. Tot zijn verwondering hoorde hij een stem daar binnen luid spreken, 't Was die van den smid, die zijn oudsten zoon zeer ernstig en vaderlijk vermaande.

Toen de knaap weg was trad de meester binnen en zei: »Wel mijn vriend, gij waart daar ernstig aan 't spreken met uw jongen. Wat wilt ge met hem uitvoeren' Zeker wat bijzonders."

»Wat ik met hem uitvoeren wil ? " antwoordde de smid, die, al dronk hij nu en dan, toch ver van dom was, »dat zal ik u zeggen. Ik wil met mijn zoon iets doen, dat gij niet doen kunt met den uwen."

Ei, wat dan?

»Ik wil van hem een beter nian maken dan zijn vader is" was het rondborstig antwoord.

De schoolmeester werd ontroerd. Hij reikte den smid vriendelijk de hand en gingverder-Doch in zijn hart ging een gebed op tot den Heere God, dat die den smid mocht bekeeren van zijn kwaden weg en maken dat hij toch een voorbeeld en geen schrikbeeld voor zijn eigen kinderen zou zijn.

En de Heere heeft die bede verhoord. De schoolmeester die 't niet opgaf en de smid die zijn kwaad erkende, hebben later saam den Heere gedankt, die den smid nog stelde tot een lof ook onder de menschen en tot een vader, in wien de kinderen roemen konden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 maart 1891

De Heraut | 4 Pagina's

Door Binderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 maart 1891

De Heraut | 4 Pagina's