GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De meermalen door ons verdedigde stelling

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De meermalen door ons verdedigde stelling

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

De meermalen door ons verdedigde stelling, dat de Diaconie een breedere plaats in het kerkelijk leven behoort in te nemen, vindt, gelijk begrijpelijk is, neg op verre na niet overal instemming.

Het schijnt verreweg het gemakkelijkst, den dienst der barmhartigheid op breede schaal aan de particuliere liefdadigheid over te laten, en zich als kerk te bepalen, gelijk dusver, tot het uitreiken van wat geld aan weduwen of ouden van dagen; desnoods bij een harden winter ook aan jongeren.

Zelfs vraagt men ons, of de Schiift ons hiertoe niet noopt, daar toch in Hand 4 alleen sprake is van weduwenverzorging, en ook in i Tim. 5 alleen van de (Verzorging van weduwen" gemeld wordt.

Hiervan nu zouden we zeggen willen, dat die te veel bewijst, niets bewij.st. Neemt men toch het in Hand. 4 en i Tim. 5 vermelde als aanwijzing van de grenzen der diaconale werkzaamheid, dan zou daaruit volgen, dat de Diaconieën zich ook niet met weezen en ouden van dagen hebben in te laten; iets wat wel niemand beweren zal. En toch noch in Hand, 4, noch in i Tim. S is van weezen of ouden van dagen sprake.

Reeds hieruit blijkt dus, dat men Hand. 4 en I Tim. S niet zóó opvatten kan noch mag. Wel staat er in Hand. 4 dat een verzuim in de weduwenverzorging aanleiding gaf, om den dienst der Tafelen v> sn dien van het Woord te scheiden; maar volstrekt niet, dat de dienst der Tafelen enkel in weduwenverzorging bestond. En evenzoo wordt in I Tim. 5 wel geleerd, dat weduwen, die een natuurlijken verzorger hebben, riet ten laste van de kerk mogen komen, maar volstrekt niet, dat de kerk niet ook te zorgen heeft voor ouden van dagen, weezen, hongerlijdenden, kranken, enz.

Wel ligt in i Tim. 5 uitgesproken, dat er heel wat lijden en ellende is, waarvoor van Godswege in oudeis, kinderen, familieleden erz. natuurlijke verzorgers besteld zijn; en evenzoo blijkt uit heel de Schrift, dat de oefening der barmhartigheid volstrekt niet een privilege van de Diaconieën is, maar wel terdege ook aan elk lid op het hart is gebonden.

Vraagt men ons echter, wat voor ons de diepste grond is, waarom we, op gezag der Schrift, een uitgebreider werkkring van de Diaconie eischen, dan ligt die grond in het optreden van den Christus, wiens gestalte thans zijn kerk moet dragen. En nu zien we in het optreden van den Heiland twee zeer onderscheiden diensten. Eenerzijds predikt hij het Woord, en anderzijds lenigt hij allerlei menschelijke ellende. Hij spijst de schare, die geen brood heeft. Hij zorgt voor dooven en blinden. Hij ontfermt zich over de melaatschen en de bezetenen.

Zal nu de kerk, in haar mate, beelddraagster van Christus op aarde zijn, zoo moet ook zij dezen tweeëilei dienst aanvaarden. Zij moet het Woord prediken en allerlei menschelijke ellende lenigen.

De grenzen nu, die hierbij te trekken zijn voor den dienst der Diaconie en den dienst der leden van de kerk, zijn niet zoo onzeker. Immers buiten Diaconale bemoeiing valt alle verzorging van dezulken, die een natuurlijken verzorger hebben, en door dien natuurlijken verzorger geholpen worden. Voor de Diaconie blijven alzoo degenen Aï^geen natuurlijken helper hebben, cf door dezen niet geholpen worden. En ten andere is voor sommige deelen der barmhartigheid organisalie noodig, voor andere niet. Voorzoover nu b. v, organisatie noodig is voor verzorging van weezen, ouden van dagen, blinden, dooven, idioten, kranzinnigen, enz, is niet het particuliere lid, maar de georganiseerde Diaconie de aangewezen macht.

Vat men dit toch anders op, dan ontstaat er óf particuliere organisatie voor de barmhartigheid buiten de Diaconie om, óf de Staat neemt deze verzorging op zich. En beide nu krenkt de eere der kerk en wijst haar op haar nalatigheid.

Zoo is dan thans ook metterdaad de toestand. De kerk zat stil en anderen handelden, en hiermee is de eere van den Christus verkleind en de Diaconie, als een bedeelingsbureau, in zekere minachting gekomen. Mannen van naam en invloed zitten wel in de besturen van al zulke vereeni gingen, of treden namens den Staat als verzorger op, maar ze willen geen diaken zijn.

En dit nu zegt genoeg.

Hierover is schuld te belijden, en vooral waar in onzen tijd de ellende zooveel machtiger propprtiën aanneemt, en de drang om allerlei nood te lenigen zooveel grooter is, moet de Diaconie óf al meer achteruittreden, en gelijk in de meeste landen geheel verdwijnen, óf wel, zal ze haar eere herwinnen, dan moet ze allengs tot zelfbewustheid ontwaken, en zich een andere voorstelling van haar taak vormen.

Nu kan dit zeker niet opeens, vooral niet bij de kerkelijke gedeeldheid, die zooveel kracht verteert.

Maar dit behoefc ook niet. Reeds is het genoeg, zoo het slechts gelukken mag, allengs andere denkbeelden ingang te doen vinden, en ook in onze Diaconie allengs iets te doen schitteren van de barmhartigheid die in Christus Jezus was.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 15 maart 1891

De Heraut | 4 Pagina's

De meermalen door ons verdedigde stelling

Bekijk de hele uitgave van zondag 15 maart 1891

De Heraut | 4 Pagina's