GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

In zake de verhuring van 'zitplaatsen in de kerkgebouwen merkt de Zuid-Holl. Kerkbode het volgende op :

«Rotterdam ging vele kerken onzer provincie in 1887 voor in de reformatie. Het houdt daaruit een eere. Het houdt daaruit ook eene roeping.

Ging het in de beweging van 1887 voor, het moet dan ook de kerken, die in die beweging tot openbaring van gereformeerd leven kwamen, blijven voorgaan op het rechte pad van gereformeerde kerkelijke inrichting.

inrichting. Daarom zagen wij met verlangen uit naar wat de Ned Ger. kerk te Rotterdam in zake de zitplaatsen in de kerkgebouwen besluiten zou. Het gaat in de quaestie der zitplaatsen niet slechts om de handhaving der orde, maar toch ook zeker van het beginsel.

Zelfs het Sociaal Congres achtte die qauestie me het oog op den invloed, dien het leven der kerk in de sociale beroering der maatschappij heeft, van zulk een groot belang, dat het zich in een conclusie over den tisch van Gods Woord in dezen aldus uitsprak:

Bij kerkelijke handelingen als doop-en avondm bediening, huwelijksbevestiging, het verdeelen de plaatsen, benoemingen voor kerkelijke vergaderin ambten en bedieningen, mag geen maatschappelijk v van stand in aanmerking komen, en moeten aanzienlijken en geringen, armen en rijken en wie daartusschen sta als broeders en zusters op voet van volkomen gelijkh worden behandeld. Dit eischt hunne eenheid in Chr als het B.oojd, terwijl zij allen leden zijn in het bijzond

Wij mogen dan ook niet ontkennen, dat het officieel verslag der vergadering van den kerkeraad der N. G. kerk van Rotterdam in »de Hoop'' van 28 November ons onbevredigd liet, in zooverre als het niet duidelijk liet uitkomen, dat het beginsel, waarvoor de kerkeraad waakt, met het hierboven genoemde schriftuurlijke - beginsel overeenkomt.

Wij lezen toch ia genoemd verslag: nde kerkeraad verklaart zich in beginsel voor plaatsverhuring, — met inachtneming van het beschikbaar stellen van zeker aantal plaatsen voor onvermogenden, zonder dit op krenkende wijze geschiedt!'

Nu kan de oorzaak van onze onvoldaanheid in de redactie van dit verslag liggen, — en dan nemen wij aanstonds onze opmerking terug. Maar anders dunkt het ons toch niet goed. om de verhuring tot beginse te maken, en de zorg voor de leden der kerk tot een bijzondere omstandigheid, waarmee ook gerekend moet worden. Beter ware toch, het laatste als beginsel te stellen, en daarna te-beslissen, of naar dit beginsel ook plaatsverhuring kan bestaan.

Doch niet slechts de vorm maakt ons ongerust. De gemeente wordt door dezen maatregel in twee categoriën verdeeld, — al publiceert men de uitkomst niet, — huurders en onvermogenden.

Dit bezwaar blijft, al kan de uitvoering nog veelszins dit kwade wegnemen of bedekken. Ieder moet zich dan toch aangeven als huurder of als onvermogend.

Maar zal men dan nu die onvermogenden, zoo zij h wenschen toch evengoed een vaste plaats geven, als de huurders?

Zal men hun even goede plaatsen geven als aan d huurders?

Zal men hen niet in banken, rijen of afdeelingen in het kerkgebouw bij elkander zetten als onvermogenden; maar de plaats geven, die de Heere aan de kreupelen, verminkten en blinden in zijn huis schenkt, namelijk een gewone plaats naast de andere broeders en zusters?

En waar moeten zij zitten, die geen huurders willen zijn en ook niet onvermogend heeten? Moeten zij bui ten blijven?

Maar wij loopen waarschijnlijk vooruit, - en dan willen de Rotterdamsche broeders ons dit ten goede houden.

Wij hebben dan juist te meer reden, om, zoo de bepalingen, die krenking van het beginsel voorkomen, te Rotterdam nog gemaakt moeten worden, ter wille van al de kerken, die in 1887 opwaakten, en voor welke ook ons blad pleit, aan onze broeders te Rotterdam toe te roepen: ingaat ons ook in dezen voor in het rechte fad."

Zuid-Holland ziet op u."

De zaak is moe'lijk.

Menige Kerkelijke Kas toch ziet in dit verhuren van zitplaatsen een goede bron van inkomsten, en in onze Kerkeraderi zijn er nog altoos velen, die het gemakkelijk en prettig vinden, als ze voor hun geld zich de beste plaatsen in de kerk, zoo voor zich als voor hun gezin, verzekeren kunnen.

Dat is nu geen booze zonde, maar eenvoudig nawerking van vroegere verkeerde usantie en voor drie kwart sleur.

Men is hel altoos zoo gewend geweest.

Toch, en hier gaat niets van af, blijft Gods Woord er tegen roepen. Het hoort zoo in het bedehuis niet, en het moet vroeg of Iaat met tak zn wortel worden uitgeroeid.

Want wel zijn er aan het eenig goede stelsel ook bezwaren verbonden; bezwaren, die we niet licht tellen ; maar te Amsterdam, waar deze bezwaren zooveel ernstiger karakter aannamen door de groote menigte, zijn ze zoogoed als geheel te boven gekomen.

Daarom doet ook ons bedoeld besluit van Rotterdams Kerkeraad leed.

Leed vooral omdat de Kerkeraad het nam.

Had de Kerkelijke Kas er nog op aangedrongen, en had de Kerkeraad geantwoord : »0m den nood der tijden, zullen we er b v. voor drie jaar in bewilligen, hoewel we in beginsel er tegen zijn", het ware veel minder bedenkelijk geweest.

Nu daarentegen maakt dit besluit van een anders zoo uitnemenden Kerkeraad een pijnlijken indruk.

Over het geschrift van Dr. Gunning schrijft de heer H. Tideman Jz in de Hervorming o. m. dit:

«Naar mijne bescheiden meening is dit curieuse boekje, vol van bewijzen van Rome's aigodische vroomheid, liefdeloosheid, en valsche taktiek. eene te waardeeren poging om de oogen te doen opengaan voor het gevaar dat vroomheid en waarheid loopen in eene wereld, waar Rome gewaardeerd wordt. Ik mag niet afschrijven de door nauwkeurige bronnenkennis welsprekende verdediging van Lulher tegen den vullen laster, dat alleen zinnenlust de moeder der Hervorming was. Maar de bladzijden over de reliquiënvereering zijn vooral eene verpletterende acte van beschuldiging tegen Rome's vroomheid, die zij bij de groote menigte voedt. Rome's zoogenaamde verdraagzaamheid tegenover Israël van tijd tot tijd wordt op haar rechte nommer gezet. Men had Israël uoodig om aan geld te komen, en de Joodsche geneesheeren werden door de Curie voor liaar zelven ook nu en dan onmisbaar geacht, terwijl er toch altijd voor moest gezorgd worden, dat er een over blijfsel van Israël aanwezig bleef, dat dan misschien door de aanschouwing van Rome's heerlijkheid tot bekeering zou komen. Na de tweede helft der i6de eeuw echter hebben vele Pausen de J^-l'''^ gniwelijk gekweld. En deze dingen worden bewezen Men leze en overwege wat hier van Rome's godsdienst te lezen staat uit de bronnen. Men heeft gezegd dat ik niet had mogen vergeten, hoe Rome als kerk. als godsdienstige m3, .: ht, wel iets heeft dat gewaardeerd moet worden. Men oordeele, en .waardeere nog als het mogelijk is.

Dat Gunning's boekje van Protestantsche zijde druk zal besproken worden, geloof ik niet. Men neemt kennis van zulke dingen en legt ze naast zich neer-Zal men nog beweeren dat ook hier oppervlakkigheid en overdrijving zijn te vinden? Ik verwacht betere dingen, maar in stilte. Ook Gunning erkent, dat de naaste toekomst aan Rome, en niet aan ons is. Men zou kunnen schreisn over hen onder de Protestanten, die deze toekomst verhaasten. Ook in deze dingen komt een levend Godswoord tot ons boven en buiten iedere bijzondere belijdenis. Het beschame en vureons aan en doe ons, bij onderling verschil, eendrachtig staan tegenover de zoo door en door heillooze macht van Rome."

In cauda venenum zouden we zeggen. In het slot zit het gif. Omdat de Roomsche kerk nog zoo menig Joodsch en heidensch element bijbehield, en daardoor in haar practijk vaak zoo diep zinkt beneden haar soms zoo prachtige theorie, moet de loochenaar van den Christus en de belijder van den Christus in Christus' kerk saamwerken. En toch tot die noodlottige gevolgtrekking moet men wel komen, zoolang men te veel nadruk op het vage, misbruikte en daardoor onteerde begrip van Protestanten legt. Spreek van Calvinistne, en ge zijt opeens dat gevaar te boven.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 december 1891

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 december 1891

De Heraut | 4 Pagina's