GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Kittelachtig zijnde van gehoor”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Kittelachtig zijnde van gehoor”.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Want er zal een tijd zijn, wanneer zij de gezonde leer niet zullen verdragen; maar Idttelaclitig zijnde van gelioor, zullen zij zicli zelven leeraars opgaderen naar hunne eigene begeerlijkheden. 2 Tim. 4:3.

De predikatie des Woords is geen voortbrengen van onschuldige klanken.

Integendeel, als het Woord snijdend, krachtig en bezielend uitgaat, dan wondt het u en randt het u aan; klaagt u aan voor uw conscientie; stelt u ten toon voor uw eigen zielsbesef; ontdoet u van uw gestolen sieraad; en brengt een blos van diepe schaamte op uw aangezicht.

Natuurlijk niet, om u zoo te laten staan.

Dan zou het geen Evangelie, geen blijde boodschap van verzoening, geen woord van heilige vertroosting zijn.

Maar eer u de balsem in de wonde kan gedruppeld, moeten al uw windselen toch afgerukt, moet de roof van uw wonde afgescheurd, en moet die wonde zelve bloot liggen, opdat ze voor zuivering vatbaar zij.

Dit nu in algemeene termen uit te spreken, baat natuurlijk niet.

Wie als arts een ziekezaal binnentrad, en nu uit een boek de beschrijving van de ziekte voorlas, en voorlas door wat medicijn in allerlei ziekten genezing is aan te brengen, ou zonder meer de patiënten laten liggen geijk ze zijn.

En zoo komt het dan ook, dat zoo honderden ij honderden eiken dag des Heeren onder het ehoor zitten, en het Woord hooren, en het toestemmen dat ze zondaars zijn, en het aanhooren aarin het wezen der zonde bestaat, en er amen op zeggen, als verkondigd wordt, dat Christus lleen hun Heiland kan zijn; en die toch, na dit lles te hebben aangehoord, juist zoo heengaan ls ze kwamen, zonder dat de predikatie des oords iets in hen teweegbracht.

Ze kwamen in de kerk met het verband om un wonde, en die windsels zijn er om gebleven, n geen pijn is gevoeld, en geen balsem is p het kranke vleesch gelegd. g p n

Zelfs voelden ze niet één oogenblik, dat zij elven, zij persoonlijk, zoo 'giftige en gevaarlijke onde met zich omdroegen.

Dus is er niets gemerkt van een Woord ods, dat is als een tweesnijdend zwaard, en dat oor merg en been, ja door het merg der ziele aat. Niets viel er te bespeuren van een Woord ods, dat als een hamer granietsteen vermorelt. Ja, de Christus is wel genoemd en geroemd, aar reddende, genezende kracht is er geen ogenblik van hem uitgegaan. Er is dienst gehouden.

Er is ook een predikatie aangehoord.

Maar - voorts keert men in het leven terug, uist zoo als men er uit kwam. d g

Men vraagt wel eens of het onder een preikatie is uit te houden.

Nu niet in dien zin, of hetgeen gesproken ordt is aan te hooren, maar of onze ingeomenheid met onszelven, ons welbeminde eigen k, er niet te scherp en te forsch onder werd angegrepen.

En dan moest soms geantwoord: Neen.

Sommige predikatiën boorden zoo scherp en iep in het eigengerechtige ik in; ontdekten en egden, zoo zonder sparen, alle zonde bloot; n rukten zoo onbarmhartig alle windselen weg, at meer dan een zich aan zulk een forschedische behandeling, die soms op een operatie eleek, niet meer waagde.

Men was voor zulke krasse taal te kittelchtig van gehoor; men vond die onbarmharige ontmaskering veel te pijnlijk; en had geen en minsten lust, om zich eigener beweging naar d m m h een samenkomst te begeven, waarin men zóó geweldig werd aangegrepen.

In zulk een geval kan dit er aan gelegen hebben, dat de predikatie wel de wonde blootlegde, maar verzuimde er balsem in te druppelen en ze te verbinden.

En ook is het voorgekomen, dat de medicijnmeester op den kansel wreed was, en er een soort welbehagen in scheen te hebben, om zijn hoorders pijn te doen.

Maar zoo dit anders was, zoo het blootleggen van de wonde, wel met vaste hand, zonder weekelijkheid toeging, maar toch met deernis en heilig medelijden, en indien niet verzuimd werd, om de wonde te zuiveren, er den balsem in te druppelen^ en ze te verbinden; en indien er dan hoorders waren, die het toch niet uit konden houden, aan zulk een kunstbewerking niet meer aanwilden, en wegliepen of wegbleven, dan ging de prediker vrij uit en had lof bij God, en op wie wegbleef rustte het oordeel.

sKittelachtig zijnde van gehoor" kanalzoo beteekenen, dat men het oordeel Gods over zijn zondig bestaan niet kan verdragen, en niet uit zijn heimelijke zonden wil worden uitgehaald.

Maar »kittelachtig van gehoor" kan men ook zijn op andere wijze. Men kan van de predikatie willen, dat ze Zondag op Zondag iets uitgelezens, iets interessants, iets boeiends en iets sierlijks geve.

Dan is de smaak overprikkeld.

Gewoon brood smaakt niet meer. Er moet altoos iets. op. En liefst ziet men het brood vervangen door pain de luxe of gebak. Het kerkgaan is dan een opgaan naar een lezing, een redevoering, om iets schoons en uitnemends te hooren, iets dat aangrijpt door kunstige wendingen, gloed van taal, rijke welsprekendheid, machtige beelden, pikante geestelijke anecdoten, en wat dies meer zij.

Wie zóó predikt heet dan gaven te hebben, hij lokt menschen, en de ééne predikatie steekt al schitterender vuurwerk af dan de andere.

Op die wijs vormt dan niet de prediker zijn gehoor naar den beelde Christi, maar het gehoor vormt hem.

Hij houdt open tafel, en naar de smaak zijner gasten is_, zet hij de spijzen voor, die hij opzettelijk zóó en niet anders, om de tong zijner gasten te kittelen dus bereidde.

Vooral in Amerika en in Engeland is die soort predikatie in zwang. Zelfs bestaan er boeken, die opzettelijk de kookkunst voor deze geestelijke keukens in alphabetische orde onderwijzen.

Daarin vindt ge dan allerlei beelden, en histories en geestelijke anecdoten bijeengevoegd, die de prediker opslaat en uitkiest, om zijn predikatie te kruiden.

Maar natuurlijk, dan is de geestelijke actie van Gods Woord geheel op zij gezet. Van een ontdekkende predikatie is geen sprake meer. De conscientie wordt in slaap gewiegd. De boetbazuin is aan den wand gehangen.

Men predikt »mooi" om den geijkten term te bezigen; zelfs bidt men »mooi; " maar de zielen worden niet gered en niet wakker geschud uit haar doodslaap.

\ Dan is er nog een derde vorm waarin dit skittelachtig van gehoor" zijn, zich teekent. Men komt met honderden sailm, en gaat nu zitten, alsof de predikatie eiken morgen en eiken avond schier uitsluitend voor zijn eigen ik moest zijn.

Er is ontstentenis van gemeenschapsgevoel; er spreekt geen medelijden met de andere patiënten; en men juicht er niet in zoo zij geholpen worden, ook al krijgt men zelf een enkele maal geen beurt.

Want natuurlijk, zal de predikatie diep insnijden, dan moet elk ziektegeval nauwkeurig onderzocht, dan kan er niet overheen geloopen, dan moet men afdalen tot in de kleinste bijzonderheden, en dat kost tijd, veel tijd.

Het is dus onmogelijk, om in elke predikatie alle ziektegevallen te behandelen. De ééne maal zal deze, dan gene patient zijn volle beurt krijgen. En zoo kan het wel gebeuren, dat wij persoonlijk aan zulk een op zich zelf goede predikatie dezen of genen keer weinig hadden.

Staat het nu goed met ons, werkt het gemeenschapsgevoel, en is ons medelijden niet verstompt, dan zal ons dit toch stichten.

Het zien en hooren helpen van die anderen, zal ons om hunnentwil goed doen, en, bij heilige analogie, zal er toch meêtrilling zijn in ons eigen hart, daar immers alle geestelijke krankheden onderling verwant zijn.

Maar zijn we door egoïsme kittelachtig van gehoor, dan ergert het ons, dat een prediker doorging als had hij ons niet opgemerkt, en met ons niet gerekend.

De herder moest zijn te werk gegaan, als had hij geen kudde te verzorgen, maar slechts het ééne schaap.

Toch is er ook een »kittelachtig van gehoor" zijn, dat niet uit den booze, maar uit God is.

Er zijn er niet weinigen, die gedurig onvoldaan van onder een predikatie komen, niet omdat ze te diep in de conscientie werden egrepen, noch ook omdat het niet mooi of ikant genoeg was, noch ook wijl de beurt iet aan hen kwam, maar omdat het alles angs hen of over hun hoofd heenging. Ze hadden er niets aan.

Er ging geen kracht, geen werking, geen nergie van uit.

Er stond een mensch langen tijd te spreen, maar de aangrijpende, klemmende kracht an Gods 'W^oord klonk in zijn vele woorden iet door.

Men hoorde phrases, algemeene termen, aar niets werd aan de hoorders thuis geracht.

Men zag tarwe bij het mud uitmeten, maar r werd geen brood van gebakken, of althans at brood werd u niet in goede sneden voorelegd.

Ge kwaamt om iets te ontvangen, en leeg eerdet ge weder,

? > was veel gesproken, maar niet gepreekt. Of ook, er was wel algemeene waarheid, aar die waarheid liep niet zuiver. Te veel latergoud werd met het echte goud vermengd. Er was wel een voorwerpelijke uitstraling an veel waarheid, maar de wegen der genade n het innerlijk zieleleven en der geestelijke rvaring werden niet afgeloopen.

Of eindelijk, er was wel veel gemoedelijk ermaan, maar de gloed blonk niet van de ajesteit, de heiligheid, en de grondelooze ntferming van den Heere HEERE.

Dan heeft men het gevoel van een drenkeing, die een man aan den kant veel hoort reeneeren over allerlei reddingstoestellen en anieren om er een drenkeling uit te halen, aar hij springt niet bij u, hij redt u niet, en ij laat u verdrinken.

o. Ware die kittelachtigheid van gehoor er maar meer, en wierd zóó door de gemeente in den naam des Heeren maar veelvuldiger en scherper critiek over alle leege, holle en niet aangrijpende, noch reddende predikatie uitgeoefend.

Dan zou vanzelf de geestelijke toon winnen aan kracht.

De dorst die riep en schreide zou de predikers bezielen, en hun geen rust laten, eer ze het water des levens weer uit de Fontein hadden opgczameld, om het in het midden der gemeente uit te deelen.

Het Woord Gods zou weer zijn oude kracht betoonen.

De zielen zouden tot krachtdadige bekeering worden uitgedreven.

En er zou eerc, ook uit de predikatie, komen voor Hem, die in zijn ondoorgrondelijke genade ons zijn heilig en heerlijk Woord gaf.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 juni 1893

De Heraut | 4 Pagina's

„Kittelachtig zijnde van gehoor”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 juni 1893

De Heraut | 4 Pagina's