GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Gereformeerde prediking.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gereformeerde prediking.

23 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, 22 Maart 1895.

I,

Noch de voarwerpelijke nocii de onder-Tverpelijke lijn mag bij den Dienst des Woords de richting bepalen. In onze Gereformeerde kerk moet ook de prediking weer Gereformeerd worden.

Dit is geen machtspreuk, maar een zaak van aanbelang en gewicht.

Immers de Gereformeerden hebben in de i6de eeuw meest door de prediking kracht geoefend, en het is door hun echt-Gereformeerde prediking, dat ze de denkwijze, de overtuiging, de belijdenis, van het volk in vaste voegen hebben gezet, en niet minder het Calvinistisch stempel op het leven in hart en huis en maatschappij hebben gedrukt.

Het ligt daarom voor de hand, dat men ook thans wel zal doen, met niet te lang over het voorwerpelijke of onderwerpelijke te twisten, maar door zich af te vragen, welke prediking uit onze Gereformeerde beginselen voortvloeit, door de Gereformeerde practijk geijkt is, en ook voor den welstand der huidige Gereformeerde kerken geëischt wordt.

Nu is dit gewichtig punt natuurlijk niet in een kort artikel volledig toe te lichten, maar een bijdrage voor het antwoord op de vraag: Wat de Gereformeerde prediking kenteekent, mag toch ook de Heraut wel aanbieden, ook al is onze redacteur er zich helder bewust van, dat zulk een omvangrijk onderwerp alleen in de scholen der godgeleerdheid naar eisch kan worden afgedaan.

Slechts sta hierbij wel op den voorgrond, dat onze bijdrage allerminst bedoelt de gangbare prediking van dezen of genen predikant door te strijken. Iets wat te minder onze bedoeling lean zijn, daar vooral bij de prediking zooveel afhangt van de eigenaardige gaven en talenten die aan een prediker verleend, ot ook onthouden zijn.

Ons uitgangspunt nu voor deze bijdrage kiezen we in de roeping van den prediker; een gewichtige zaak die rechtstreeks met de Gereformeerde beginselen samenhangt, en op Gereformeerde wijze te begrijpen is.

In het gemeen weet men onder ons nog zeer wel, dat een prediker een roeping en zending moet hebben, en dat hij zonder die roeping en zenduig wel een spreker maar geen prediker, wel een geleerd verhandelaar of gevoelvol redenaar, maar geen Dienaar des Woords kan zijn.

Dit is, als we ons zoo mogen uitdrukken, zelfs het uitgangspunt, waaruit dit geheele stuk moet bezien worden, en niets doet aan de kracht der prediking meer afbreuk, dan bijaldien de man op den kansel boven en de vergadering der geloovigen beneden of op de galerij, dit niet beseft en onder dezen indruk niet leeft.

We willen niets ten nadeele van het korps predikanten zeggen, maar het spreekt toch vanzelf, dat het volstrekt onmogelijk is, voor de 5000 kansels die in ons kleine land eiken Zondag beklommen worden, steeds een volledig stel van door talent en welsprekendheid uitmuntende mannen te vinden.

Die konden er zijn, als God de Heereze gaf. Maar zoo i-> zija heiiic; doen niet. Zulke uitmuntende nianneir zijn, u, , , ir zijn vrijaidchtig bestel, dat wij als goede Gereformeerden te eeren hebben, uiterst zeldzaam.

' En nu denke niemand, dat dit alleen thans zoo is. Integendeel, dat was door alle eeuwen heen niet anders. En ook in de eeuw der Reformatie duiken uit de groote menigte predikers slechts zeer enkelen als mannen met zeer eminente gaven naar boven. Een goed deel was gewoon. Maar ook een nóg grooter deel was op het gebrekkige af.

Het is daarom allerminst Gereformeerd, indien men in elke stad en in elk dorp aan den man op den kansel een maatstaf aanlegt, die met dit bestel Gods niet rekent.

Zeker, een uitnemend prediker is zelfs voor het kleinste dorp goud waard, omdat zelfs in dat kleinste dorp de zake Gods zóó heilig is en zóó hoog staat, dat de uitnemendste prediker er nog bij te kort schiet. Maar als goed-Gereformeerden belijden we dat alleen God de Heere menschen schept, en dat alleen God de Heere aan menschen de gaven uitdeelt, en dat Hij dit doet naar zijn vrijmachtig welbehagen.

Blijkt het nu alle eeuwen door zijn vrijmachtig bestel te zijn, dat zoo uitnemende mannen door Hem slechts zeer zelden vertvekt worden, dan mort tegen God, en weerstaat zijn bestel, en verzaakt zijn Gerefoi meerde belijdenis, al wie zijn prediker uit de hoogte, soms op het laatdunkende at, beoordeelt, doordien hij eigenlijk den eisch stelt, dat God ook aan zijn dorp een zoo uitmuntend vaa.^ had behooren te geven.

Ongetwijfeld moet aan elk Dienaar des Woords de eisch gesteld worden, dat zijn predikatie deugdelijk zij voorbereid, naar eisch ineenzitte, en Gereformeerd zij aangelegd. Ook dat wie minder talent ontving, door ijver en toewijding vergoede wat hij aan talent mist. Slordigheid, en er maar op toe praten, is bij niets zoo onvergeeflijk als bij den Dienst des Woords. Er ligt oneerbiedigheid voor God en een niet beven voor zijn Woord in. Zoo iets zal dan ook niemand goedpraten. Alleen zij er wel en deugdelijk de aandacht op gevestigd, dat men ook bij het beoordeelen van een predikatie, niet eigen maatstaf, maar den maatstaf der Gereformeerde beginselen aanlegge, en zoo in de eerste plaats ook op den kansel 's Heeren vrijmacht in de schenldng of onthouding van zijn gaven eeren zal.

Elke keur, elke critiek die van deze Gereformeerde lijn afgaat, moet in naam onzer belijdenis met beslistheid afgewezen.

Toch, en dit mag evenmin verheeld, ligt de schuld van deze ongereformeerde keur in niet geringe mate bij de predikers zelven, juist doordien zij den even beslisten eisch der Gereformeerde beginselen, dat de prediker krachtens zijn roepitig en zending optrede, en als zoodanig alleen, te weinig door hun optreden en hun predikatie tot zijn recht laten komen.

Een vorstelijk gei'ant, die aan het hof van een anderen koning aangesteld, zijn credentialen of geloofsbrieven min of meer als bijzaak beschouwde, en zich te veel aanstelde, als sprak hij niet als gezant maar als particulier persoon, zou op diplomatiek gebied eenvoudig onbruikbaar wezen.

En evenzoo nu verzwakte een Dienaar van Christus zijn eigen invloed en de beteekenis van zijn Dienst, bijaldien men onder zijn prediking te veel den indruk kreeg, dat men Ds. A of Ds. B gaat hooren, en te weinig onder het besef wordt gebracht, dat het Woord Gods, in naam van den Koning der kerk, ook tot ons hart is uitgegaan.

Juist daarom nu stelden we, juist zooals onze vaderen dit deden, de vraag van roeping en zending op den voorgrond.

Als een gezant zich aanmeldt moet hij eerst zijn geloofsbrieven toonen, en nog onlangs heeft de Mikado van Japan de Chineesche gezanten kort en goed naar Taku teruggezonden, enkel wijl hun credentialen niet in behoorlijke orde waren.

Van Gereformeerd standpunt nu is dit punt daarom van zoo overwegend belang, overmits onze kerken in Vraag 47 van den Catechismus belijden, dat Christus »wel naar zijn menschelijke natuur niet meer op aarde is, maar naar zijn Godheid, majesteit, genade en Geest nimmer van ons wijkt". Alsmede in Vraag 31, dat de Christus »onze eeuwige Koning is, die ons met zijn Woord en Geest regeert". En .eindelijk in Vraag 50, dat hij gezeten is aan Gods rechterhand, aopdat hij zich zelven daar bewijze als het Hoofd zijner Chri.stelijke kerk."

Het is alzoo uit de Gereformeerde beginselen, dat we de steeds voortgaande, rechtstreeksche bemoeiing van Christus met zijn kerk op aarde, zóó levendig en zóó als in het tegenwoordige werkend, opvatten, dat kerk en prediker elk oogenblik gevoelen moeten, dat niet zekere geestelijke Hiërarchie, noch ook zeker Synodaal Bestuur, maar dat Christus uit den hemel haar daadwerkelijk regeert.

Zoo dikwijls er een Dienaar des Woords optreedt, moet het derhalve niet alleen in het afgetrokkene beleden worden, maar ook in de feiten uitkomen, dat hier iets plaats grijpt, waaruit blijkt dat Christus zelf, uit den hemel, zijn kerk regeerende is.

Dit moet de prediker beseffen onder het prediken; en de gemeente moet het gevoelen bij het hooren, bidden, aalmoes geven en lof zingen.

De prediker niets, en de hoorders niets, maar Christus het één en al. Voor hem alle knie zich buigend, en hem alle tong lof gevend en hem belijdend.

En hierin, tiu ligt zoo vaak de hoofdfeil, dat er kerk wordt gehouden, dat er gepredikt en dat er gezongen wordt, maar zonder dat een oogenblik de levendige indruk ontstond, dat Christus zelf hier nu bezig was om van uit den hemel zijn kerk te regeeren.

Wat zijn nu de credentialen van den prediker ?

Kan hij die toonen, door bij elk optreden, zijn beroepsbrief mee te brenje.n. en voor

blcilig uici.. Dit tocli waxc ouder ecu hiërarchie als Rome heeft, ot onder een Synodaal Bestuur als waarin de Geaootschapskerk verhep, evenzoo mogelijk.

Zelfs op dat standpunt nog wel zoo gerechtvaardigd.

Ge kent dat stelsel der Apostolische continuïteit.

Men redeneert dan aldus: Christus is op aarde geweest, maar om van de aarde weg en naar den hemel op te varen. Doch. vóór zijn hemelvaart gaf hij een lastbrief'aan zijn Apostelen, met macht en bevoegdheid, om gelijken lastbrief straks aan anderen mede te geven. Door deze mannen van het tweede geslacht is gelijke lastbrief toen uitgereikt aan de mannen der derde en vierde'en vijfde geslachten. En op die wijs is zulk een lastbrief ook tot de mannen van ons geslacht gekomen.

Zoo heeft men dan wel een lastbrief van Jezus, maar een zoodanigen die uit hand in hand op de komende geslachten is overgegaan, en altoos afrekent van een daad van Jezus aan zijn apostelen, wijl immers Jezus zelf nu weg is.

De echtheid van uw lastbrief hangt dan aan het historisch onderzoek, of het overdragen van dien lastbrief al die eeuwen door wel juist en goed is toegegaan, en indien van achteren bleek dat er in de 6de of in de lode of in de 13de eeuw ook maar éénmaal bedrog of vergissing gehad, zou heel uw lastbrief geener waarde zijn. had plaats van nul eu

Daar nu door den loop van zooveel eeuwen zulk een onderzoek onmogelijk is in te stellen, en deze overdraging soms zeer vreemd is toegegaan, hebt ge aan die apostolische continuïteit niets, en is ze door de Gereformeerde vaderen deswege met beslistheid verworpen.

Onze vaderen stelden zich dan ook op een heel ander standpunt, en beleden, dat Christus wel opvoer ten hemel, maar daarom nog volstrekt niet weg is. Integendeel, dat hij met zijn Godheid, majesteit en genade en Geest, als Koning der kerk, nimmermeer van ons wijkt.

Naar Gereformeerde belijdenis wordt ook ten deze alzoo met den Christus rechtstreeks gerekend, als tegenwoordig zijnde en woning makende in zijn volk, actief werkende in de gemeente, inzijnde in de regeering zijner kerk op aarde, en werkende in de enkele personen, zoowel zaligmakend als ambtelijk.

En hieruit nu, en hieruit alleen, vloeit de eisch voort, dat geen prediker optrede zonder roeping en zending van Christus' wege te hebben, en zonder deze roeping en zending zóó te kunnen vindiceeren, dat ook de gemeente ze grijpe, erkenne en er voor zwichte.

En daarom is niets zoo ongereformeerd als het voorgeven dat een prediker kan volstaan met een automaat te zijn, die zeker lesje opzegt, of ook een roerend spreker, die u meesleept.

Neen, het komt er vóór alle dingen op aan, of hij erkennen en belijden en betuigen kan door Christus onzen Koning, én persoonlijk én door het instrument van zijn gemeente, geroepen te zijn.

Kerk. en School.

IV.

Ten slotte rest ons nog een opzettelijke toetsing van het door zeer enkelen slechts, maar door die enkelen dan toch met ernst, voorgestane denkbeeld, dat de kerk, zonder contract of overeenkomst, krachtens eigen of ontvangen recht, in de school behoort op te treden.

Beide stelsels staan saam tegenover de contract-idée, maar loopen voor het overige geheel uiteen, zoodat ook wij verplicht zijn beide afzonderlijk te behandelen.

De kerk, zoo zeggen de voorstanders van de eerste dezer beide stelsels, treedt in de school krachtens eigen recht, in den naam van Jezus, binnen; keurt er de spijs die aan de kinderen wordt voortgezet; en weert wat schadelijk is, om wat voedzame spijze is te zegenen.

Dit stelsel is volstrekt, en breidt zich dientengevolge over elk onderwijs uit, zoowel lager, als middelbaar en hooger.

Het gaat uit van de grondstelling, dat de beslissing over de waarheid, over heel de uitgestrektheid van haar terrein, aan de kerk is toevertrouwd, en dat wie recht van beslissing bezit, ook recht moet bezitten tot handhaving der waarheid en afwering van de dwaling,

Want wel wordt dit stelsel soms ook in minder volstrekten zin aangedrongen, en beperkt tot de school van de jonge kinderen, als van het zaad der kerk; maar dit is halfheid. Wie uitgaat van het beginsel dat de kerk uit eigenen rechte aan elke school kan aankloppen en moet worden binnengelaten, om er te oordeelen, kan dit recht aan niets anders ontleenen, dan aan bevoegdheid haar door Christus gegeven, om op heel het gebied des menschelijken levens tusschen waarheid en leugen, tusschen goed en kwaad oordeelend te beslissen.

Dit standpunt nu wordt principieel door de kerk van Rome ingenomen, ook al aarzelt men ook van Roomsche zijde nog telkens om het in al zijn consequentie toe te passen.

Deze kerk toch beweert metterdaad in den Paus van Rome, zoo dikwijls hij als Paus spreekt, d. i. ex. cathedra leeraart, het orgaan der absolute waarheid te bezitten. Iets wat volstrekt niet beperkt wordt tot het terrein der genade, maar evenzeer tot het terrein van het maatschappelijk en natuurlijk leven wordt uitgebreid. Denk slechts aan de jongste bemoeiing van Paus Leo XIII met de sociale quaestie.

Op Protestantsch terrein daarentegen is zulk een bevoegdheid der kerk nooit beleden, en kan ook nooit beleden worden, overmits

liet 'i juisr zijn nooi-JaUiival togen - ja sloc! ; • lu' hierdoor iicc reent van vrij onderzoek op élk terrein des levens herstelde.

Zij die, hoezeer zich Protestant noemende, nochtans dit Roomsche denkbeeld zijn toegedaan, missen dan ook in hun Protestantsche kerk de gegevens, om hun stelsel met eenige consequentie door te zetten.

Want wel poogt men dan op Classicale en Synodale vergaderingen over allerlei zedelijke en maatschappelijke onderwerpen een oordeel uit te spreken, maar hierbij staat Classis gedurig tegenover Glassis; blijft elke Kerkeraad vrij, zich mei te conformeeren met hetgeen z. i. niet conform Gods Woord besloten werd; en mist men bovendien de organen om zijn oordeel tot heerschappij te verheffen.

Aan de Roomschen is aangezegd, dat ze zelfs in politieke zaken zich naar het oordeel hunner Bisschoppen hebben te gedragen; maar wie zou onder de Protestanten ooit de stelling durven opzetten, dat de leden der kerk zich ook in politieke zaken van het goeddunken der Classis hebben te vergewissen ?

En toch, het stelsel derzulken eischen. zou dit

Wie toch eenmaal staande houdt dat de kerk, d. i. in casu Kerkeraad, Classis of Synode, uit eigen hoofd recht van zeggenschap bezit over elke particuliere of rbestuursschool, kan niet aan de gevolgtrekking ontkomen, dat de kerk dan ook datzelfde zeggenschap moet bezitten over andere vereenigingen en instellingen, althans wanneer door deze vereenigingen of instellingen het terrein der godsdienstige en zedelijke waarheid wordt betreden of zij zich inlaten met belangen der kerk.

Dit nu doet bijna elke vereeniging of instelling. Zelfs bij een handelsvereeniging komen allerlei zedelijke quaestiën aan de orde over wat al of niet in den handel geoorloofd is. Reeds de Zondagsquaestie zou elke spoorwegmaatschappij ol andere maatschappij van verkeer, of die menschelijk personeel gebruikt, onder de censuur der kerk plaatsen. Maar in nog sterker mate zou dit het geval zijn met een uitgeverszaak, een drukkerij, een bibliotheek, een leesgezelschap, een gezelschap of genootschap voor het onderzoek van eenig deel der waarheid oi beoefening van eenige kunst. En met name zou dit gelden bij politieke vereenigingen, die invloed pogen te oefenen op allerlei instellingen van den Staat, die gedurig met de kerk of met eenig stuk van beginsel in aanraking komen.

Juist echter door deze monstrueuse gevolgtrekkingen oordeelt dit stelsel zich zelf. De kerk heeft een eigen, wel omschrevene, ambtelijke roeping, om de waarheid vrijuit te prediken, en bezit daarbij het recht en den plicht, om op elk terrein des levens het licht der waarheid te laten schijnen. Maar censuur bezit ze alleen over wie door stipulation zich vrijwillig aan haar censuur onderwierp. En ook dan nog loopt die censuur alleen over persoonlijke belijdenis en persoonlijk leven, en nooit over vereenigingen, instellingen, gezelschappen of maatschappijen.

Als een lid der kerk in zijn hoedanigheid van uitgever slechte boeken laat drukken en verspreiden, is het zeer zeker de plicht van den kerkeraad om hem hierover persoonlijk te onderhouden, opdat hij inzie hoe hij uit winstbejag zijn ziel bezondigt. Ook kan hij hem deswege, zoo hij volhardt, den toegang tot het heilig Sacrament ontzeggen, ja, ten slotte hem onder den ban slaan. Maar ze kan hem niet zijn drukkerij laten sluiten, zoo hij zich niet onderwerpt aan den eisch dat zij vooraf zal goedkeuren wat al dan niet gedrukt mag worden; en veel min kan ze de uitgave van zijn drukwerken verbieden.

Over den persoon van het lid der kerk heeft ze zeggenschap, over de zaken die hij drijft, niet.

Dit inziende en erkennende, hebben daarom anderen het stelsel dan ook anders ineengezet.

Neen, zoo oordeelen deze anderen, uit eigenen rechte kan de kerk zich in zulke aangelegenheden en in de huishouding van zulke vereenigingen niet mengen.

Dat komt haar vixtX. toe.

Maar wat haar niet toekomt, komt wel toe aan de Overheid. Deze heeft ever alle schoolwezen te zeggen. Indien dus de Overheid de kerk met de inspectie van alle scholen, voor wat de zedelijke & i\ godsdienstige belangen aangaat, belast, dan komt de kerk ambtelijk in de school, niet uit eigenen rechte, maar krachtens de bevoegdheid haar door de Overheid verleend.

Keer daarom, zoo zegt men van die zijde, terug tot dQgezindheidssckoolva.r\ Staatswege. Dan zal de Overheid Heidensche, Joodsche, Roomsche, Luthersche, Hervormde en Gereformeerde scholen oprichten, en ze zal aan de bestuurders der Vrije geineente, aan de rabbijnen, aan de pastoors, aan de predikanten opdragen de zedelijke en godsdienstige schoolinspectie, en tevens bepalen hoever de macht dezer geestelijke personen hierbij gaat.

Aldus gewijzigd nu is dit stelsel ons van oudsher bekend. Het is toch juist dit stelsel hetwelk onze vaderen bedoelden, en het is in het licht van dit stelsel, dat ge alle bepalingen van de Dordsche Kerkenordening in schoolzaken beschouwen moet. Anders verstaat ge ze niet, en ge raakt in de war.

Alleen maar onze vaderen waren niet zoo dwaas om van gesplitste Staatsschool te spreken.

Zou de Overheid in zake de waarheid handelend optreden, dan, zoo oordeelden zij terecht, moest de Overheid omtrent de Christelijke waarheid ook een bepaalde overtuiging bezitten, en als Overheid belijdenis van de Gereformeerde religie doen.

Op dat standpunt kon er derhalve uitsluitend van een Gereformeerde openbare school sprake zijn, en moest die Staatsschool juist strekken, om alle Roomsche en Joodsche dwaling uit te roeien. Ook de kinderen v: ui Rooinsclie tsi ji)oüscl\fi Kort licgnp leeren. •üders inoesteii \idLilliS of JiCt

Aldus opgevat zat dit stelsel soliede ineen, ook al zouden we het ook in dien solieden vorm met alle beslistheid verwerpen, overmits de kerk alleen van Christus haren Koning last kan ontvangen, en dien niet ontkenen kan of mag aan de Overheid.

Doch dit nu daargelaten, springt het in het oog, hoe absurd het is ditzelfde stelsel nu te willen toepassen onder een Overheid, die geen professie van eenige bepaalde religie doet, en die nu aan Heidensche priesters, aan Joodsche rabbijnen, aan Roomsche pastoors en aan Hervormde en Gereformeerde predikanten dezelfde bevoegdheid zou moeten verleenen.

Immers in den naam van eenzelfde Overheid zou dan tegelijk ja en neen worden bevestigd; de Christus worden geloochend en de Christus worden beleden; de Paus worden gehuldigd, en de Paus als het orgaan van dwalende inbeelding worden verworpen.

Reeds uit dien hoofde is heel dit stelsel van-allerlei ofïficieele en openbare gezindheidsscholen, waarover de kerken, krachtens eene haar door de Overheid verleende bevoegdheid, recht van inspectie zouden hebben, zoo ongerijmd en onzinnig.

Maar ook uit anderen hoofde moet dit stelsel principieel worden verworpen.

Uitgangspunt van dit stelsel toch is dat de Overheid in zake het schoolwezen het zeggenschap en dus de verantwoordelijkheid draagt, niet alleen wat de forme van de schoolinrichting aangaat, maar ook wat betreft inhoud en strekking van het onderwijs.

En dit nu is een door en door valsche stelling, die niet beslist en ernstig genoeg kan bestreden worden.

Want wel lag het in den aard der zaak, dat toen het schoolwezen pas opkwam, de Overheid het op de been hielp. Op menig eiland in onzen Archipel moet de Overheid dit nog doen.

Maar wat ge bij den aanvang eener ontwikkeling te doen hebt, moet ge daarom niet blijven doen, ook dan als de ontwikkeling tot zelfstandigheid en wasdom heeft geleid.

De moeder moet beginnen met haar kind in haar armen te dragen, maar kan nu hier ooit uit volgen, dat ze het deswege moet blijven dragen, in haar armen ook als het straks de vijftig kilo's in gewicht te boven gaat?

Dit ware eenvoudig onzin.

En even onzinnig nu is het, om uit het feit, dat in de dagen onzer vaderen, toen het schoolwezen pas ontlook, de Overheid het voor haar rekening nam, af te leiden, dat het plicht en roeping der Overheid is, het steeds te blijven regelen niet alleen, maar ook te blijven geven en te blijven beheerschen.

Dit kan en mag eenvoudig niet, overmits de plicht der opvoeding niet op de Overheid maar op de ouders rust; en overmits de rechte regeling van het onderwijs niet te leeren is uit een staatswet, maar alleen te vinden door de wetenschappelijke paedagogiek.

Uit dien hoofde is er met geen dezer beide stelsels thans iets te vorderen. Het verband tusschen kerk en school mag er niet uit worden afgeleid. En ook hier blijft onze slotsom, dat de band tusschen school en kerk te leggen is bij contract.

ikfeiirie ^rerantie.

In de Classis Heerenveen is de melkleverantie aan fabrieken op den Dag des Heeren aan de orde gesteld, en Deputaten zijn benoemd, om de Classis tegen de volgende samenkomst, hierop te dienen van consideratie en advies.

Genoemde Deputaten hebben het rapport nu reeds laten drukken en rondgezonden, en komen daarin tot dit in drieërlei meening gesplitste resultaat:

Hiermede zijn we gekomen tot de practische zijde der quaestie, m. a. w. tot de beantwoording der vraag: hoe te handelen met leden, die op Zondag melk leveren aan de fabrieken? Al aanstonds zij opgemerkt, dat ten opzichte van deze vraag, de eigenlijke vraag, eenstemmigheid ontbrak. Overwogen werd of de melkleverantie op Zondag als noodzakelijk moet worden beschouwd. In het afgetrokkene schijnt hier de beslissing niet moeielijk. Absoluut noodzakelijk is het niet; immers vele leden, die in de week melk leveren aan de fabrieken, laten dit des Zondags na, ja, er worden zelfs fabrieken gevonden, die des Zondags zijn gesloten. Komt men echter in de practijk, neemt men in aanmerking de bezwaren, waarmee voor sommigen reeds nu de niet-levering op Zondag gepaard gaan, dan wordt de zaak zeer ingewikkeld en scliijnt de beslissing minder gemakkelijk. Al naarmate men over die bezwaren deukr, komt men tot een verschillend resultaat. Althans, zoo was het in den boezem uwer Commissie. Niet minder dan een drietal adviezen werd gegeven. Het eerste luidt: De kerk beoordeek jiiet of de melkleverantie op Zo? idag al of niet noodzakelijk is, maar late de beantwoording dezer vraag aan een ieders conscientie over. Aan deze conclusie ligt de gedachte ten grondslag, dat, zal de kerk in dezen optreden, zij dan eerst aan te wijzen heeft, welke werken al of niet noodzakelijk zijn. Dit kan zij niet, ergo: houde zij zich er buiten. Het tweede luidt: De kerk wende haar invloed aan, dat melkleverantie op Zondag zooveel mogelijk worde geweerd. Daartoe werd geadviseerd op grond hiervan : i". dat, waar sommigen van oordeel zijn, dat de melkleverantie op Zondag in alle gevallen kan nagelaten worden, en anderen, der zake kundig en even vertrouwbaar, meenen dat het niet kan, het voor kerkeraden uiterst moeielijk is een beslissend oordeel uit te spreken; 2". dat echter, met het oog op de hand over hand toenemende Sabbaths-ontheiliging, de gemeente des Heeren wel heeft toe te zien, dat de ruste van den Dag des Heeren door haar niet dan om hoogst noodzakelijke redenen worde onderbroken.

Het derde advies is van de verst mogelijke strekking en luidt als volgt: De kerkeraden treden vermanend, desnoods, met toepassing der censure, tegett de levering der melk op Zondag op. Het steunt op dit drietal overwegingen: i". de melkleverantie op Zondag is niet noodzakelijk; redenen van noodzakelijkheid worden ontleend aan finantiëel voordeel, minder drukte, mogelijk b-."J.erf der creaturalia, - • ri natuur; 2". daardoor vvovii, : ; öiuer natie nog meer verwoest; 3> '. iiuaruoor worden menschen verhinderd den openbaren godsdienst bij te Vonen.

Gelijk het in den boezem der Commissie was, zoo zal het ook wel in den boezem der Classis zijn, de meeningen zullen uiteenloopen, de opiniën zullen verschillen, en juist in dit verschil zal reeds reden te over liggen, om voorshands nog geen beshssing te nemen.

Indien toch in kerkelijke aangelegenheden van dezen aard iets behoort vast te staan, is het wei dit, dat men niemand geweld aandoe, en alzoo nimmer tot een decisie kome, alvorens zekere eenparigheid van inzicht verkregen zij.

Ons dunkt, hierover zullen allen het eens zijn, dat rust en onthouding van slavelijken arbeid op den Dag des Heeren gewenscht en geëischt is, voor zoover niet de noodzakelijke gang van het leven of de eisch der Hefde dat ondoenlijk maakt.

De Heere zelf heeft in de ordinantie zijner schepping de volstrektheid van de Sabbatsruste afgesneden. De uier van de koe • blijft op Zondag niet ledig, maar vult zich, evenals op andere dagen, met melk, en moet dus uitgemolken worden.

Al de vraag komt hier dit? neer op het onderzoek, of de verdere behandeling van de melk, én in het algemeen, én in elk bijzonder geval, op dien dag der ruste verder rusten kan.

Met algemeene uitspraken, als dat er melkfabrieken zijn die op Zondag stilstaan, en dat er zijn die op Zondag niet leveren, is men er nog niet.

Wel geven deze feiten recht tot de overtuiging, dat bij het oprichten van zulke fabrieken, stilstaan op Zondag moet nagestreefd, alsook dat bij het sluiten van leverantiecontrakten pogingen moeten aangewend, om den Zondag uit te zonderen.

Maar verder/, ook niet.

Er volgt toch niet uit, dat in elk gegeven geval de toestand een zoodahige is, dat de melkleverantie enkel uit baatzuchtige en alzoo zondige beweegredenen geschiedt.

Tal van gevallen zijn denkbaar, waarin het niet anders kan, tenzij men de melk late verderven, wat •niemand geoorloofd zal achten.

Juist daarom is voor de kerken de aangewezen weg deze, dat zij in zulk een zaak nimmer een generaal, een iegelijk bindend besluit neme.

Wat de kerk te doen heeft, is door de predikatie des Woords de heiligheid van 'sHeeren Dag op de conscientie te binden, en dat zóó te doen, dat het op de conscientie vat hebbe.

Voorts om ook persoonlijk wie op Zondag levert aan te spreken, om te zien, of er geen middel is te vinden, opdat dit in zijn geval, onder zijn omstandigheden, en op voor hem aanwijsbare wijze gemeden worde.

En dan eerst zou er van een optreden van den kerkeraad tegfti ïvabbatschennis sprake kunnen zijn, indien er ter plaatse b.v, twee fabrieken v/aren, de ééne met, de ander zonder Zondagsrust, en indien dan toch een lid der kerk de eerste voorbijging en de tweede koos.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 maart 1895

De Heraut | 4 Pagina's

Gereformeerde prediking.

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 maart 1895

De Heraut | 4 Pagina's