GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE WAGENMAKER.

IV.

GEVAARIJJKE GASTEN.

Toen de herbergier den volgenden morgen te zeven uur zijn gast kwam wekken, vond hij dien al gereed en gekleed bij het venster zitten.

jGe zijt er wel vroeg bij heerschap, " sprak de waard.

sZeker, " was 't antwoord, »dat is een jager gewoon. Bovendien heeft men hier zulk een schoon uitzicht, dat het jammer zou wezen 't niet te genieten. Straks komt mijn vriend wel, en dan moet ik weg."

Nadat de herbergier zijn gast had uitgenoodigd, met hem en zijne vrouw in de gelagkamer 't ontbijt te gebruiken, zooals hier gewoonte was, vertrok hij. Nauwelijks was de man weg, of de jager sloot de deur weder, haalde een papier te voorschijn, dat hij zoo straks haastig had verborgen, keek oplettend en scherp een poos door het venster en trok toen weer een paar lijnen, naast de enkele, die reeds op 't papier stonden. Daarna tuurde hij weder naar de stad, die vlak voor hem lag, en zette toen eenige teekens en punten op 't papier.

De lezer moet weten, dat de man, die zich in de herberg als jager voordeed, niemand anders was, dan de Duitsche officier, dien we de vorige maal in gezelschap van generaal Vives ontmoet hebben. Alles was met dezen besproken. De adokter' en de officier zouden samen gaan, en dan trachten, elk zooals hij 't best kon, te weten te komen, hoe Constanz versterkt was, hoeveel krijgslieden 't had, of er veel krijgsvoorraad lag, hoe men 't best de stad kon naderen, of men er gevaar vermoedde, en zoo meer. Wist Vives dat eenmaal, dan zou 't hem gemakkelijk vallen, zoo meende hij, de stad in te nemen, en zoo de groote belooning te verdienen, hem door keizer Karel toegezegd.

Nu was de afspraak, dat de officier, die van 't krijgswezen 't meest verstond, vooral de versterkingen van de stad en de toegangen goed zou opnemen. De dokter zou meer trachten de lieden uit te hooren. De officier, als jager verkleed, had om vele redenen, die ge straks nog beter zult begrijpen, liever een herberg buiten dan binnen de stad gekozen. Daar men echter in dien tijd niet zooveel reisde als nu en het lang verblijf van een vreemdeling in een herberg wel eens argwaan kon verwekken, had de officier aan den waard het praatje verteld, dat hij een vriend verwachtte.

De herberg was hem de meest geschikte plaats voor zijn werk. Hij kon uit zijn kamer de stad voor zich zien liggen, en ongestoord een kaart van de vestingwerken, torens en poorten teekenen. Natuurlijk paste hij wel op, dat niemand hem daarmee bezig zag.

Aan 't ontbijt toonde de jager weder, dat hij de kunst van eten grondig verstond, doch niet zoo, of er bleef nog wel tijd om een woordje te wisselen. Zoo raakten ook de ^'tongen van den waard en zijn spraakzame vrouw los en de gast toonde een luisterend oor te bezitten — ge begrijpt waarom. De lieden uit de herberg vonden het wel aangenaam, zoo eens naar hartelust te kunnen vertellen wat zij wisten, en de gast had er, schoon om andere redenen, ook recht schik in. Slechts nu en dan deed hij een vraag en luisterde dan weer toe.

»Nu geloof ik, dat mijn vriend dejachtmeester mij toch fopt, " sprak de jager, toen 't ontbijt was afgeloopen, »maar wacht, daar komt iemand. Neen, dat is hij niet."

De waard ging naar de deur om uit te zien. Weldra kwam hij terug met de boodschap, dat iemand den jager wenschte te spreken. IDeze ging naar 't voorportaal, terwijl de twee anderen in de gelagkamer bleven.

Daar buiten stond iemand, die er uitzag als een reizend koopman, gelijk meer door steden en dorpen trokken, 't Scheen dat hij en de jager elkaar kenden, althans de eerste reikte den laatste slechts een reepje papier over, keek hem even aan, als wilde hij zeggen: gij begrijpt mij en stapte toen weer verder.

»Dat ziet er leelijk uit, " sprak de jager, toen hij tot den waard en zijne vrouw was teruggekeerd; sik krijg daar een boodschap van mijnen vriend Siegel, dat onze heeren nog wei een dag of zes kunnen uitblijven. Nu weet ik niet wat te doen. 't Is een heele reis naar mijn huis, een paar dagen zeker, en dan moet ik toch dadelijk weer weg en hierheen; want onze weg loopt altijd over Constanz. Had ik dat geweten."

»Maar kunt gij niet hier blijven? " sprak de herbergier, di'^. een goeden klant niet gaarne miste. sWe zuïlen 'wel goed voor u zorgen."

»Ik moet er me eens op bedenken, en ga de stad eens in."

Weldra vertrok de jager, met belofte tegen den middag te zullen terugkomen, terwijl de waard zich vast voornam alles te doen om zijn gast nog lang te behouden.

V.

DE VERSPIEDERS.

Op de markt te Constanz, dicht bij de hoofdkerk, vinden we den jager weder, 't Is marktdag en de landlieden uit den omtrek vullen met de koopers, de verkoopers en allerlei waren, heel het ruime plein.

In een hoek, tusschen de uitstekende muurstutten van de kerk, hebben enkele kleine kooplui hun tenten of hun stalletjes opgeslagen. Een dier handelaars herkennen we aanstonds als denzelfde, die zoo straks een boodschap aan den jager had gebracht. Thans staat hij voor een tafel die bedekt is met boeken en boekjes en geschriften, terwijl hij met luider stem den burgers en den boeren zijn waar aanprijst, 't Is echter nog wat vroeg, en de meeste tnenschen hebben nu nog voor boeken en schriften weinig oog. Straks wordt het wel drukker.

De jager echter, die trouwens niets bijzonders te doen had, scheen al aanstonds door de boeken bijzonder aangetroken te worden. Hij ging naar het stalletje en bladerde nu in het eene dan in het andere boek, tot hij, een oogenblik waarnemend dat niemand dicht bij stond, half fluisterend vroeg:

»Wat denkt ge, dokter, zou het lukken? "

»Geen dokter, " was 't antwoord. sHier heet ik Linden, de koopman."

»Als waar ook, schoon lastig, " smaar ge hebt gelijk; we moeten voorzichtig zijn."

»En hoe is 't u gegaan? " vroeg de dokter, die niemand anders was dan de man, welken we reeds vroeger met dien naam hoorden aanspreken.

De jager verhaalde nu in korte woorden en zacht sprekendtiijn wedervaren. Tusschenbeiden, als hij vreesde beluisterd te worden, begon hij plotseling tot den koopman over boeken te praten, of deed deze in schijn al zijn best om den jager iets te verkoopen. Ten slotte echter wist de dokter wat hij weten moest en de jager voegde er bij:

»Ik heb dien waard en zijne vrouw alles wijs gemaakt, YISX ik maar wilde. Zij gelooven mij volkomen. Ik kan nu gerust een dag of acht door blijven, totdat ons werk is afgeloopen. Siegel komt toch niet en dus ga ik dan ook maar heen. Maar wij moeten niet te lang praten. Waar kan ik u vinden? "

»Overal waar ge wilt, zoo 't maar een plaats is, waar ons samenzijn geen erg geeft."

»En waar is dat?

sik zal er over denken, " antwoordde de dokter, zijn slimme oogen toeknippend. sLoophier straks nog even voorbij, dan hoort ge het wel. Ga nu heen."

De jager begreep zijn vriend, en weldra was hij te midden van het marktgewoel uit het oog verdwenen.

CORRESPONDENTIE.

In 't volgend nummer een en ander dat nu wachten moest.

HOOGENBIRK.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 15 september 1895

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 15 september 1895

De Heraut | 4 Pagina's