GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Tucht en Doop.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Tucht en Doop.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

III,

De moeilijkheden, waarvoor de bediening van den heiligen Doop ons plaatst, zijn gelijk we zagen, metterdaad legio; en het is volkomen verstaanbaar, dat de ééne kerkeraad hierdoor verleid wordt, om er de oogen voor te sluiten, en dat een andere kerkeraad, die ze ernstig onder dé oogen ziet, ten leste geen uitweg meer weet.

Gelijk het nu bij zulke toestanden gaat, eindigt men dan ten slotte meest met partij te kiezen voor de mildste oplossing van elke moeilijkheid. Een Doop te weigeren is zoo hard. Weigeren zou zeer doen. Het toestaan van den Doop bevredigt den vrager. En immers men bekomt er altoos zekeren invloed door op de ouders of op het kind. Het kan later, is de bewering, nog een middel tot zijn behoudenis zijn.

Zoo gaat het nu, en precies zoo is het vroeger gegaan, en toch juist daardoor zijn we ten slotte in al de ellende van een dusgenaamde volkskerk verzonken.

Ook in de eeuw der Reformatie heeft men, toen de vervolging ophield, en de kerk haar vrijheid verkreeg, telkens met juist dezelfde moeielijkheden te doen gehad, waarop men thans zoo gedurig stuit.

Ook toen is men, als nu, den milden weg opgegaan.

Afwijzen, weigeren vond men zoo hard. Inschikkelijk zijn werd de regel. En zoo is men ten slotte er toe gekomen, om scliier eiken Doop te erkennen, en op niet noemenswaarde uitzondering na alles te doopen, wat ten Doop werd aangeboden.

Hierdoor begonnen de kerken vooral in de grootere steden alhieer uit een bonte menigte te bestaan, die niet meer te overzien was. Dit was oorzaak dat zelfs het huisbezoek zijn beteekenis verloor. Ten gevolge hiervan weer verslapte de Tucht.

En het einde was dat »de geloovigen" wier sldnderkens" ten Doop zouden gedragen worden, een wilde vermenging vormden van menschen die God vreesden, van anderen die Hem meest vergaten, en van een derde klasse van lieden die met Hem spott'en en zijn heiligen Naam lasterden.

Uit de steden heeft dit toen schadelijk ook op de kerken in de dorpen teruggewerkt.

Zoo is van lieverlede heel het leven der gemeente Jesu Christi vervalscht geworden, en als straf voor deze ontheiliging van 's Heeren Verbond, geraakten we reeds in het midden der achttiende eeuw in zoo pijnlijke toestanden, dat de jammerlijke gebeurtenissen vani8i6, met haar noodwendige reactie van 1834 en 1886, toen reeds te voorspellen waren, en voorspeld zijn.

Deze les der historie houdt derhalve voor ons een zeer ernstige waarschuwing in, omdat uit gelijke oorzaken gewoonlijk gelijke gevolgen plegen voort te komen.

Het is daarom zaak, dat onze kerken bij tijds het haar dreigend gevaar helder onder de oogen zien, en, eer het te laat is, op afwering er van bedacht zijn.

Die afwering moet natuurlijk ter leste instantie gevonden worden in een ordelijke en gestrenge toepassing der Tucht.

Wat volstrekt niet zeggen wil, dat men, met schending van de ordinantiën, die ons de Heilige Schrift over de Tucht geeft, en die onze vaderen in hun ordre van Discipline ons schetsen, eenvoudig van het lijstje moet schrappen wie ons niet aanstaat, en wie het ons lastig maakt buiten de d^iir Tnoet zetten.

Dit zou zijn zonde bij zonde voegen, en het wezen onzer Gereformeerde kerken slechts te dieper verderven.

Neen, de aanwending der Tucht moet steeds aan die vaste ordinantiën gebonden blijven, hoeveel moeite en drukte dit ook na zich sleepe, en alleen van een Tucht naar die ordinantiën toegepast, mag heil worden verwacht.

Daarom is het een eerste vereischte, dat alle willekeur worde afgesneden, en die willekeur nu is ook in de zaak van den heiligen Doop niet af te snijden, tenzij men zijn inzicht in den aard en het karakter van den Doop verheldere; zoo ook bij dit Sacrament tot de belijdenis van vaste beginselen kome; en in die beginselen den maatstaf bezittc, waaraan de te nemen beslissing moet worden ontleend.

Met de Tucht is hier niet te vorderen, tenzij men vooraf omtrent de belijdenis in zake den heiligen Doop tot meerdere vastheid gerake. Het denkbeeld zal dan ook vroeg of laat overweging verdienen, om, gelijk de kerken in 1619 in de Dordsche Leerregels een nadere belijdenis omtrent den weg der zaligheid gaven, zoo ook in eenigszins volledige leerregelen de belijdenis der vaderen omtrent den heiligen Doop tot meerdere bepaaldheid te brengen.

Het kan toch kwalijk ontkend, dat in de eeuw der Reformatie de ontsvikkeling van het leerstuk omtrent den heiligen Doop halverwege is blijven steken. De strijd tegen de Wederdoopers is zeer snel tot beslissing gekomen, en spoedig daarop is al de aandacht der kerken in beslag genomen door den strijd over het heilig Avondmaal en door den strijd tegen het Socianisme en Arminianisme, om nu van den strijd tegen Rome en haar hiërarchie niet te spreken.

Dit wil nu volstrekt niet zeggen, dat oorspronkelijk de nadere ontwikkeling van het leerstuk van den heiligen Doop door Calvijn en zijn epigonen, niet zuiver zou zijn ingezet. We twijfelen zelfs, of er één punt hierbij in geschil komt, waarvan de fontes solutionis, d. i. de uitgangspunten die de zaak beslissen, niet duidelijk zijn aangegeven.

Maar toen het er op aankwam, om in Confessie, Catechismus en Liturgie de oorspronkelijk verkregen winste te formuleeren, is dit noch met die volledigheid noch met die bepaaldheid geschied, die geëischtwerd om later misverstand en tweespalt af te snijden.

Dit had ten gevolge, dat al spoedig tweeërlei reeksen van opiniën tegenover elkander kwamen te staan, die zich beide op de Formulieren beriepen, en bij haar onderlinge worstelingen geen uitweg vonden.

Iets wat er minder toe doen zou, bijaldien dit - ; verschil ..van opinie binnen het dogmatisch erf besloten kon blijven, maar schade moet berokkenen, omdat het bij den heiligen Doop zoo terstond op de practijk aankomt, en onvastheid .in de practijk op kerkbederf vioet uitloopen.

Toch verstaan we het uitnemend wel, waarom men van de zijde der kerken zoo langen, tijd voor nadere beslissing terugdeinsde.

Immers in het Sacrament van den heiligen Doop vloeien tv/ee beken van kerkelijke belijdenis saam, die voor ons menschelijk verstand een tegenstelling vormen.

Eenerzijds dat rijke beeksken van de begenadiging van de enkele personen, dat met name door onze Gereformeerde kerken zoo schoon is afgeleid uit het eeuwig Raadsbesluit.

Maar ook anderijds dat niet minder kostelijke beeksken van het Verbond Gods, dat ons niet op de enkele personen, maar op den saamhang van die enkele personen met hun geslacht, en hun saambinding in het Verbond wijst.

Het oude, zoo moeilijke probleem van de eenheid en de veelheid keert met volle kracht bij den heiligen Doop terug. Ge hebt met tweeërlei te doen. Eenerzijds met de persoonlijke zaliging der vele enkelen. Maar ook anderzijds met het organisch verband, waardoor deze velen, krachtens het Verbond, tot hooger eenheid verbonden zijn.

De tegenstrijdigheid die hieruit voor ons besef geboren wordt, zal dan ook nimmer geheel voor pns zijn op te lossen.

We staan hier voor een mysterie.

En gelijk het bij elk mysterie gaat, rest u dan niets anders, dan om de beide lijnen elk voor zich af te loopen, en bij het snijpunt of Icruispunt dier twee lijnen, in het geloof te aanvaarden, wat uw denken niet verder vermag na te speuren.

Het is uit dien hoofde zeer wel verklaarbaar, dat men bij het herlezen van hetgeen ook onze vaderen omtrent den heiligen Doop beleden en neerschreven, gedurig stuit op tweeërlei reeksen van uitdrukkingen, die voor ons besef iets tegenstrijdigs hebben.

En hieruit nu verklaart het zich dan weder, dat bij het opkomen van verschillende opiniën, de één zich meer aan deze, de ander meer aan die uitdrukkingen vastklemt, en er zich op beroept als op steunsels voor zijn gedachtenontwikkeling.

Drie eeuwen hebben onze kerken nu in dien toestand voortgeleefd.

Thans echter nu de Gereformeerde kerken weer vrij zijn geworden, en uit de banden eener volkskerk zijn ontslagen, dringt dit gewichtig leerstuk zich weer met zekere kracht naar den voorgrond, en is het eisch dat de dogmatische uiteenzetting van dit leerstuk een meer vaste en uitgewerkte belijdenis voorbereide.

Niet, om daarmee één haarbreed af te wijken van het spoor dat onze vaderen getrokken hebben, m.aar om dat spoor duidelijker te doen uitkomen, en nu met de behoefte van de hedendaagsche practijk in overeenstemming te brengen.

Voor zoover ook wij daartoe nu en dan een bijdrage poogden te leveren, was critiek op ons pogen dus alleszins gewenscht.

Zal echter deze strijd der meeningen vrucht voor de practijk der kerken dragen, dan is het eisch, dat men eerst wel onderzoeke, waar het spoor loopt, voor zoover onze vaderen dit trokken, en in dat spoor beiderzijds voortga.

Ook elders komt almeer dezelfde quaestie aan de orde, en als curiosum zij hier medegedeeld, dat men dezer dagen ook aan Gladstone hetzelfde probleem ter beantwoording heeft voorgelegd, hoe namelijk de samenhang tusschen den heiligen Doop en de wedergeboorte zij te denken, en dat Gladstone, bij schrijven van 10 October jl. uit Hawarden Castle hierop o.m. dit geantwoord heeft:

Waarom zou het voor ons ongelooflijk zijn, dat er reeds in het jonge kind een vernieuwende werldng van den Heiligen Geest plaats grijpt, natuurlijk geëvenredigd aan zijn kinderlijken toestand ? In datzelfde kind greep, naar aller belijdenis, een andere, een geestelijke werking plaats, die het onder de zonde bracht. De verderving van het kind, mag men zeggen, draagt een zaad-achtig (seminal) karakter, en zoo zal ook wel de levensvernieuwing van het kind zijn. Vele kinderen, en ik voeg er bij, ik heb ze persoonlijk gekend, groeien heilig op van de baarmoeder af. Ik voor mij vind dan ook niets tegenstrijdigs in de belijdenis, dat er in het kind een kiem gelegd wordt, die zich of spoedig ortwikkelt of een tijd lang in slapenden toestand blijft (the idea of a germ developed or dormant), "

Een uitspraak waarop we ons niet beroepen als had ze gezag, maar om te doen uitkomen, hoe ook elders geijjke vraagstukken de geesten bezig houden, en hoe zeer de ernst der tijden dringt, om ze met kalmte, met een zaakkennis die op onderzoek rust, en met beslistheid onder de oogen te zien.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 27 oktober 1895

De Heraut | 4 Pagina's

Tucht en Doop.

Bekijk de hele uitgave van zondag 27 oktober 1895

De Heraut | 4 Pagina's