GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Over de onlangs gerezen quaestie, of in een predikatie ook de sociale vraagstukken aan de orde moeten komen, laat Ds. Gispen zich in de Bazuin aldus uit:

Voor zoover ik er iets van begrijp, verstaat men door sociale preeken: preeken, waar heel weinig in voorkomt van hemel en hel of van het leven na dit leven, en heel veel van het aardsche leven, van grondbezit, loon en arbeidsduur, pensioenen, verzekeringen, gelijkheid en ongelijkheid, rijkdom en armoede, en dat men het licht der Schrift over alle deze dingen laat schijnen, de plichten der menschen, vooral der rijken en aanzienlijken, ernstig aantoont, en alles ter sprake brengt, wat de mensch, als mensch, behoort te hebben en te genieten gedurende zijn bestaan op deze aarde, dat loopt van zijn wieg tot het graf.

Nu is het best mogelijk, dat ik spoedig verneem, er niets van te begrijpen. Zulk een kennisgeving zou mij niets verwonderen, en ik zal er mij dan ook stil bij neerleggen. Sprak men van socialistische preeken, ik zou er mij duidelijker voorstelling van kunnen vormen.

Nu echter meen ik, dat Gereformeerde Bijbelsche preeken nog altijd het eenig goede soort is, vanouds als zoodanig bekend, en dat het echte Evan, gelie datgene is, waar Paulus van zegt: hetwelk is niet naar den mensch.

Niet naar den mensch, maar geheel en al "Voor den mensch, voor den geJteelen mensch, beide naar ziel en lichaam, voor zijn leven op aarde en geheel zijn aardsch bestaan, maar altijd in verband met het eeuwige leven en den staat en toestand na den dood. Een prediking, waarin de ziel van het lichaam, het aardsche van het hemelsche geschtiden wordt, heeft mij nooit aangetrokken. Zij kwam mij voor onnatuurhjk, valsch geestelijk, onschriftuurlijk te zijn. Ik hield steeds van de leliën des velds, de vogelen des hemels, de heerlijkheid van Salomo, het gevoel voor het schoone en verheven koninklijke der koningin van het Zuiden; en zag, in mijn verbeelding, ook den armen, kranken Job, zich krabbende met een potscherf, en den armen Lazarus aan de poort des rijken, kruimkens zoekend, die van des rijken tafel vielen, terwijl de honden kwamen, lekkende zijn zweren. Ik heb den schoonvader van Jacob nooit mogen lijden, die de rijk beladen kemelen van Abraham ziende, zoo godvruchtig tot Abrahams knecht zeide: kom in, gij gezegende des Heeren! en er niets op tegen had, dat zijn zuster de vrouw werd van Abrahams eenigen erfgenaam. Bij het licht van Gods Woord heb ik acht gegeven op mij zelven en de menschen, en de kleine wereld, waarin ik mij moest bewegen, en ik heb dezelfde karakters, dezelfde valschheden, hetzelfde gehuichel, dezelfde wanverhoudingen teruggevonden, als in de Heilige Schriit genoemd en geteekend worden. Ter plaatse des gerichts zag ik ook goddeloosheid, en dat het niet zelden den rechtvaardigen ging naar het werk der goddeloozen en den goddeloozen naar het werk der rechtvaardigen, was mij soms zeer duidelijk. Het > wee u, gij rijken!" voelde ik soms in mijn ziel trillen, vooral als ik ondervond, dat het geld, zelfs in de gemeente van Christus, naar de oppermacht dong. Raadselen in mij zelf en in de wereld om mij heen, hebben mij menigmaal benauwd en beangst, en tallooze malen kwam ook in mijn hart de gedachte op: wie zal recht maken, wat Hij krom gemaakt heeft, en ik zag geen kans om het kromme, dat in de wereld is, recht te maken. Menigen tekst, welken vrome menschen als diep geestelijk opvatten, verklaarde ik, tot hun groote teleurstelling, in geheel anderen zin, en de vetten op aarde, mitsgaders die in het stof nederbuigen, en die zijn ziel in het leven niet houden kan, werden voor mij geheel andere personen dan die vromen zich voorstelden. En wat verdenking ik daardoor op mij laadde, wat moeite en strijd, dan een en ander menigmaal berokkende, om van stoffelijke schade niet eens te spreken, zal ik niet licht vergeten. Het is voor velen zoo grievend, om van zoo menig Bijbelwoord, vooral uit de Psalmen, te vernemen, dat er heel iets anders meê bedoeld is dan geestelijke zielsgestalten, en dat de woorden: leven, banden des doods, aan het stof kleven, verlossing en soortgelijke dikwerf eenvoudig: op uitwendige dingen, die tot dit aardsche bestaan behooren, betrekking hebben.

Het sociale leven van het particuliere leven te sclteiden, komt mij voor even ongerijmd te zijn, ala de ziel te scheiden van het lichaam. Ik kan mij dan ook niet herinneren ooit een preek gedaan te hebben, die opzettelijk sociaal was, of het moest zijn de Catechismuspreek over het 8ste Gebod: Gij zult niet stelen, — en over de vierde Bede: Geef ons heden ons dagelijksch brood. Maar anders — neen, van sociale preeken heb ik niet het minste begrip.

Wel heb ik meermalen in de preek gezegd, dat een ambachtsman, die als Christen in de maatschappij optreedt, in de eerste plaats zijn vak moest verstaan, en in de tweede plaats geen dagdief moet zijn. Ook dat »patroons" de werklieden niet mogen beschouwen als »kerels" die geen rechten en alleen maar plichten hebben, en dat het tot God om wraak roept als men den ouden werkman gedaan geeft, omdat hij niet meer voort kan, en voorts hem naar hef bestjeshuis of de diaconie verwijst, en dat Gods oordeelen niet zullen uitblijven over een maatschappij, waarin de heeren bedienden willen hebben die, behalve boekhouden, Fransch, Duitsch en Engelsch moeten kennen, voor een beetje geld. Meer dan eens heb ik ook over vrijen en trouwen, erfenissen deelen, dienstboden, keuken, kantoor en werkplaats gesproken, niet langdradig, niet opzettehjk, maar zoo bij gelegenheid, met een korreltje zout er door. Intusschen geloof ik, dat men, bij deze opvatting van de bediening des Woords, altijd moest hebben, wat ik zou willen noemen: en centraal-tekst; een tekst, die in het midden staat en die dengeheelen omtrek beheerscht. Zulk een centraal-tekst komt mij voor te zijn II Corinthe 4 : 18. sDewijl wij niet aanmerken de dingen die men ziet, maar de dingen die men niet ziet; want de dingen, die men ziet, zijn tijdelijk; maar de dingen, die men niet ziet, zijn eeuwig".

Nu durf ik niet beweren, dat zulke preeken altijd en aan allen voldoen. Men moet zich niet laten ter nederwerpen als men, nu en dan, van dezen en genen de »zes weken" krijgt. Maar op den duur blijft men aan den gang, en men ontkomt aan 't gevaar van altijd hetzelfde te zeggen. In Atngrond moeten de preeken altijd hetzelfde zijn, maar in den botiw dienen het altijd tijdpreeken te wezen.

Hierin ligt veel waars.

»Sociale preeken", in den hier bestreden zin, hooren in den Dienst des Woords niet thuis.

Maar men kan de vraag ook anders stellen.

Men kan vragen, of de oplossing van sociale vraagstukken niet beheerscht wordt door beyginselen? Of de beginselen waarin anderen die I oplossing zoeken niet aanmerkelijk verschillen

van de beginselen die Gods Woord ons hiervoor aanwijst? En of de Dienst des Woords niet geroepen is, om ook die beginselen in het licht te stellen en bij de gemeente te sterken?

En voor zoover men nu met > sociale preeken" dit laatste bedoeld heeft, achten we ze even plichtmatig als de predikatie over de onderscheidene geboden, met hun beteekenis voor ons maatschappelijk leven.

En dat bedoelt Ds. Gispen toch ongetwijfeld ook.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 28 maart 1897

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 28 maart 1897

De Heraut | 4 Pagina's