GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

DWAASHEDEN.

IL

Toch bidden de Chineezen ook wel in hun eigen taal tot hun goden, om hulp en redding in bijzondere gevallen. Vooral wordt er veel gebeden om regen, want droogte en watergebrek komen in China heel veel voor en natuurlijk lijdt het land daaronder zeer. Enkele malen ervaren we dat ook in Nederland, en we weten, hoe vaak in het Joodsche land droogte heerschte, en de regen dan een ware verkwikking was.

In zulke gevallen wordt iets als een vastentijd uitgeroepen. Dingen die de Chineezen bijzonder graag eten, bv. varkensvleesch, mogen dan nergens worden verkocht. De mandarijnen, dat zijn de opperste personen en ook de hoogste priesters van de stad, verrichten dan zelf den dienst in den tempel, en bidden om den veelbegeerden regen. Helpt dit alles niet, en blijft het toch droog, dan wordt een groote plechtige ommegang gehouden, evenals in Roomsche landen met beelden en heiligen. De god wordt rijk versierd, en zoo opgetooid door de straten gedragen. Voor hem uit en ter zijde draagt men tallooze vaantjes van zijde. Achter hem rijden bont opgeschikte kinderen, die zoo al vroeg de afgoderij leeren. Daaraan sluit zich dan de stoet der priesters. Zij drijven op zulke dagen ook een grooten handel in aflaatbrieven. Ver der loopt in den optocht een menigte volks, die steeds grooter wordt, hoe verder de optocht gaat.

Is men nu in den tempel aangekomen, dan worden den god smeekschriften aangeboden; ook wordt niet vergeten hem een goeden maaltijd te geven, dien hij toch niet verorbert. Soms beproeven de dwaze heidenen hun god eens recht in zijn humeur te brengen, door hem bijzonder goed te onthalen, en wel op sigaren en bier. Want die twee zaken zijn in China heel duur, en dus niet zoo voor iedereen te krijgen. Degenen die later de sigaren oprooken en het bier opdrinken, zijn natuurlijk zeer in hun schik over zulk een offervaardigheid.

Maar ondanks bier en sigaren en smeekschriften, blijft de regen nog wel eens uit, en dan, ja dan blijkt eerst recht tot welke dwaasheden de afgoderij den mensch brengt, zelfs al is hij overigens nog zoo slim. Want nu is het uit met al de groote eer en de nederige aanbidding en de kruiken bier. Hij krijgt niets meer, zegt men, want hij doet zijn plicht niet; hij is nukkig en grillig en. . . . nu zullen zijn aanbidders hun god gaan straffen ! Men doet hem nu zware boeien aan, om hem te dwingen toe te geven, geeft hem een flink pak slaag, enz, Helpt dat nog niet, dan wordt hij uit den tempel gehaald en in de gloeiende zonnehitte gezet. Dan kan hij, zeggen de Chineezen, zelf eens voelen hoeveel pijn de hitte doet, en zal het wel laten regenen om zichzelf uit den nood te helpen, als hij 't niet doet om ons.

Natuurlijk blijft de god ei even kalm bij, als eerst bij de smulparüj. Maar de heidenen gelooven vast en zeker, dat hij voelt wat men hem aandoet.

Zeker Chinees had reeds al het mogelijke beproefd om zoo gauw mogelijk rgk te worden wat wel meer menschen doen. Maar het was hem niet gelukt, al zijn ondernemingen waren mis geloopen. Evenwel was zijn begeerte naar geld nog even sterk als vroeger.

Maar onze vriend wist raad, althans zoo meende hij. Et was toch een weg om zijn doel te bereiken. Er zijn in China een groot aantal winkels, waar men goden verkoopt, gelijk bij ons laarzen of potten en pannen. In een dier winkels nu kocht hij een beeld van Tsjoi-sjin, d. i. de god van den rijkdom. Nu ging hij ijverig aan het offeren, eiken dag, en bad er bij, vast vertrouwende dat de god hem nu heel spoedig tot een rijk man zou maken.

Maar o wee! Er kwam tiiets van. Hoeveel lekkers Tsjoi-sjin ook kreeg, hoeveel de man ook bad, de afgod was doof en ongevoelig en het geld, waarom gesmeekt werd, bleef uit.

Nu werd de Chinees toornig. Die god, dacht hij, houdt mij voor den gek; ik offer hem alle dagen; ik brand wierookkransen voor hem, en ten slotte doet hij nog niets voor mij. Weg met dat onnutte wezen. Kort en goed nam hij een bijl en hakte Tsjoi-sjin 't hoofd af. Ik moet nu maar zelf mijn best doen mij rijk te maken, dacht de man. Maar dat hielp ook niet, en nu begon hem de onthoofding te rouwen. Want, welbeschouwd, was de god toch de eenige die hem helpen kon. Hij zocht dan het beeld weer op, dat in een hoek was gesmeten, en scharrelde ook het hoofd weer op, dat er gelukkig nog was. Tsjoi-sjin kon echter, dicht hij, v/ei ee& s bQOS wezen., al was hij nu weer aaneen gelijmd en heel. Om hem te vErzoenen gaf hij een groot feest, waarbij xzx esre van den god veel gegeten en gf; dronken werd, schoon dit natuurlijk ook veel kostte. Onze Chinees echter was nu ook vast overtuigd dat de god den aatige danen smaad had vergeven, en vereerde hem weer zoo ijverig als voorheen. Of 't nog heeft geholpen heb ik nooit vernomen.

Eenige jaren geleden stierf in de Chineesche stad Foet-sjui plolsehng een hooggeplaatst officier. Zijn dood kwam zoo onverwacht, dat menigeen zich afvroeg wat er de oorzaak van kon zijn. Eindelijk kwam men op de gedachte, dat hij een vijand moest hebben gehad, die door gebeden en offers de goden had bewogen, den officier te laten sterven. Bij die gedachte kwam spoedig een tweede, namelijk dat het de goden van den grooten stadstempel waren, welke zoo gehandeld hadden.

Nu werd de stadhouder der provincie zeer erbitterd tegen die booze goden. Hij beval aarom aan de oversten der stad |hen te binden n voor zijn rechterstoel te brengen. Daardoor aten echter die oversten der stad in een leelijk geval. Zijn wij, zoo redeneerden zij, den stadhouder ongehoorzaam, dan kost het ons het hoofd. Maar behandelen wij de goden slecht, dan zullen zij zich zeker op ons wreken, en daar zijn we ook niet op gesteld. Eindelijk echter vonden deze slimme stadsbestuurders een uitweg, die hen van alle vrees bevrijdde. Zij stuurden namelijk eenige mannen, die den goden de oogen uitstaken, zoodat zij niet meer konden zien wie hen bond en wegsleepte. Toen was 't spel gewonnen.

Weldra waren de goden, levensgroote, rijk opgesierde beelden, in de boeien geslagen, en werden zij voor den rechterstoel van den landvoogd gesleept. Er waren er vijftien. Nu begon het rechtsgeding; allerlei beschiddigingen werden ingebracht en vragen gedaan, gelijk bij een gewoon verhoor. Ongelukkig echter voor de goden was er dit onderscheid, dat zij niets tot hun verdediging konden zeggen. Daarop luidde het vonnis, dat zij schuldig waren bevonden, en daarom moesten onthoofd en hun lijken in den modder geworpen worden. Dit vonnis werd ook zoo uitgevoerd.

Een vraag over J Syriër" wordt in 't volgend nr. beantwoord.

HOOGENBIRK. (|> eref0rmeeröc < 6E5fnti||dtJ.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 15 augustus 1897

De Heraut | 2 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 15 augustus 1897

De Heraut | 2 Pagina's