GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Geeft voor ulieden woord en raad.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Geeft voor ulieden woord en raad.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ziet, gij allen zijt kinderen Israels, geeft hier voor ulieden woord en raad. Richt. 20:7.

In meer dan één hoek beeldt men zich nog altoos in, dat onze eeuw hard vooruit liep, 200 warme belangstelling als in steeds breeder kring gewekt werd in de hooger en heiliger belangen van land en volk, van wereld en menschheid.

Het heet dan, dat dit vroeger, in de daeen onzer vaderen, zoo heel anders was. Ieder op zichzelf levend. Opgaand in bedrijf of nering Van hoogere gemeenschap schijn noch zweern.

En gaat men nog veel verder in de historie ^MhT , f ^^^^^"i^'» de middeneeuwen, maar zdfs tot achter Chnstus' geboorte, ja tot achter den tyd toen Salomo en David leefden, dan kan men het zich haast met anders voorstellen, of de toen Ievenden_ waren een soort//««/-menschen voor alle krachtiger saaraleven onbekwaam

Zóó stelt dan eigen hoogheidsgevoel het'zich Clan ook voor. Een kind moet het verder heb ben gebracht dan zijn vader. Die vader moet het weer van zijn vader hebben gewonnen. En zoo moet men thans wel onvergelijkelijk veel verder zijn dan voorheen.

Maar komt ge van de phantaüe tot Ai^werkeüjkheui, van wat men zich inbeeldt tot de historie zelve, dan blijkt het wel anders.'

Dan merkt ge juist in die oude dagen bij olk na volk een veel sterker meeleven van de enkele personen in de volkszaak. Dan is er eer een te sterk geprikkelde belangstelling, dan dat er over onverschilligheid klachte viel. Ja, dan schijnt dat meeleven van een ieder in de zaak van land en volk zoo vanzelf sprekend en natuurlijk, dat, als het maar even kan alle man zelf, of als dit te veel is, alle oudsten des volks worden bijeengeroepen, en dat uit den boezem van het volk zelf raad en oordeel opkomt.

Vooral wanneer er zedelijke vraagstukken aan de orde kwamen, placht die meelevende belangstelling van heel het volk verrassend groot te zijn.

Zoo groot, dat al wat wij »deelneming aan de publieke zaak" noemen, er bij in het niet ver dwijnt.

Verplaats u, om u hiervan een denkbeeld te vormen, vóór veel meer dan drie duizend jaren naar de streek waarin Bethlehem en Gibea lag. Er was toen in dat Gibea een gruwel geschied.

Er was met een ver van brave vrouw op een zoo snoode wijze gehandeld, dat er geen naam voor is. Maar hoe gruwelijk het misdrijf ook ware, het was toch niets dan een plaatselijke gruwel, rakende één privaat persoon, en nog wel een persoon waarvan de Schrift getuigt: »Zijn bijwijf hoereerde bij hem zijnde." Een gehuwde vrouw alzoo die zich aan schandelijke zonde overgaf.

Was nu zoo iets in onze dagen gebeurd, dan zou er in de couranten over geschreven worden, de zaak zou voor den rechter komen, en ze zou met gesloten deuren afgehandeld worden. En al mocht men op sociëteit of in huislijken kring er al een oogenblik schande over spreken, het zou bij die summiere behandeling blijven.

Maar zie nu eens, hoe heel anders zulk een gruwel in dien verborgen hoek der wereld, voor ruim drie duizend jaren, het zedelijk besef in opstand deed komen, en de heilige verontwaardiging van heel het volk prikkelde.

Heel het volk, zoo lezen we, kwam uit zijn dorpen en steden te voorschijn en toog naar Mizpa.

Toen, »zoo staat er letterlijk, " togen alle kinderen Israels uit, en vergaderden zich als één eenig man van Dan tot Berseba, ook uit het land van Gilead, voor den Heere te Mizpa."

Ja sterker nog.

»Uit de hoeken des ganschen volks stelden zich al de stammen Israels in de vergadering van het volk Gods, viermaal honderd duizenit man XQ'voeX die het zwaard uittrokken."

En toen werd nogmaals voor aller oor, bij de poorte van Gods heiligdom, het verhaal van den gruwel gedaan. En nadat alzoo heel de zaak nogmaals in levendige kleuren geschilderd was, werd tot al het volk gezegd: sZie, gij zijt allen kinderen Israels, geeft dan, een iegelijk voor zijn aandeel, woord en raad!"

Nu gaan we op wat verder gebeurde niet in. Wat hier boeit en de opmerkzaamheid trekt is alleen het feit van die machtige vergadering.

Een vergadering, waarheen niet minder dan viermaal honderd duizend mannen zijn opgekomen, vertegenwoordigde stellig een bevolking van twee millioen zielen. En die viermaal honderd duizend man zijn opgekomen, niet met een sneltrein, op één dag heen en weer, maar te voet, langs slecht gebaande wegen, zoodat heele groepen voor uit en thuis meer dan een week kwijt waren.

En al die moeite, al die opoffering, al die inspanning, al dat tijdverlies, heel die verre reis, met al het ongemak aan het verblijf te Mizpa verbonden, waar ze natuurlijk in de open lucht overnachten moesten, dat alles, en zooveel meer nog, dat hier niet is uit te meten, heeft dat half millioen mannen, jongen en ouden, zich getroost, om het enkele feit, dat niet een vorstin, niet een hoog geplaatste vrouw, niet een «moeder in Israël, " neen maar een vrouw die zelve , /, , ^/ ^^-t, Gibea =00 gruwelijk was mishan deld.

De misdaad te Gibea had het hart van het volk geraakt. Al het volk gevoelde hoe door dit misdrijf de eere van Israels naam bezosdeld was. De zedelijke verontwaardiging Was gaande geworden. Een ieder besefte, dat deze zaak niet alleen den man van die vrouw, en niet alleen Bethlehem, maar heel de natie aanging.

En daarom togen ze toen naar Gods heiligdom te Mizpa.

Die gruwel moest uit het midden des volks uitgedelgd, en het volk kon zich niet meer rustig te_ slapen leggen, alvorens deze ongerechtigheid in het bloed der schandelijke onveriaten zou gesmoord zijn.

Is het dan te sterk gesproken, dat al wat wij nog «public spirit" noemen, in het niet verzinkt, bij zulk een uitbarsting van heilige verontwaardiging, bij zulk een rauwen kreet uit de consciëntie van heel een volk, bij zü!k een indrukwekkend initiatief, spontaan uit heel het volk opkomend, en ten slotte tot een meeting bij het heiligdom leidende, waarbij vergeleken onze negentiende-eeuwsche meetings, zelfs die in het Hydepark te Londen, zich verliezen in haar onbeduidendheid.

Viermaal honderdduizend personen enkel mannen, zonder de vrouwen, en zonder de kinderen, dagen ver gereisd, en bij den Tabernakel in de onrust der consciëntie neergeknield, omdat één vrouw, een vrouw van slechte zeden, in brooddronken wellust door deugnieten mishandeld was.

Daarop ziende, zijn we waarlijk niet vooruit, maar sterk achtertiitgegaan, en is de belangstelling, het meeleven, het zich indenken en invoelen, in wat land en volk, in wat godsdienst en zedelijkheid aangaat, onder ons eer tot het vriespunt gedaald, gemeten naar het kookpunt waarvan Mizpa ons wist te verhalen.

Hier was een volk, langs bergen en dalen uiteengeworpen, maar dat zich toch als één voelde, dat als volk zich van heiligen oorsprong en daarom van een door God gewijden adel bewust was, en diep doordrongen bleek te zijn van zijn hooge roeping, om den standaard van het zedelijk leven in Israël niet te laten dalen.

Er was te Mizpa niets te halen. De moeite om op te komen was veel, het ongemak van het verblijf te Mizpa groot. Ook was er geen afspraak en geen voorafgaand overleg geweest.

En zie, als door één heilige aandrift gedreven en gedragen, maakt heel het volk zich als één nian naar Gods heiligdom op, niet om iets te I zien, met uit geprikkelde nieuwsgierigheid, niet 1 om loon te ontvangen, maar om zeil woord en raad te geven, om zich als volksgenooten in diepe_ verantwoordelijkheid voor God te buigen en niet te rusten eer het kwaad van Gibea' aan Gibea zou zijn thuisgezocht.

Stel daar nu eens tegenover de lauwheid, de onverschilligheid, de onzalige gewoonte om zich niets aan te trekken, waarop ge thans zelfs tot in t-hnstelijke kringen zoo telkens stuit.

Uw hart is vol, en in den [kring waar gel binnentreedt, denkt' ge warme^ belangstelling Ie I vinden, maar zie, bij al wat ge zegt, is er geen oog dat opvlamt, geen trek op het gelaat, waaruit meegevoel spreekt, en als ge uitgesproken hebt, is er niemand die u antwoordt, die u weerwerk geeft of over wiens lippen een echo op uw woord komt, en zoodra het met fatsoen kan, [vraagt men hoe het thuis bij u gaat, en . . . presenteert u een kopje koffie.

Om het bloed in uw hart te doen stollen, om het woord op uw lippen te doen verstommen, om u uzelven te doen afvragen, of ge onder knikkende mummies of onder levende personen verkeert.

Och, ze^weten van niets. Ja, ze hebben van die zaak waar gij het over hebt, wel fiauwelijk, iets gehoord, maar wat ging het hun aan? ^Wat kan het hun schelen? Al die stukken er voor te lezen, daar bedankten ze feestelijk voor. En ze hadden gelijk ook, want wie geen hart voor de zake van land en volk, van kerk en school heeft, verstaat er toch niets van, ook als hij ze leest.

En zoo is men van niets op de hoogte. In niels is men met zijn gedachten, met zijn hart, met zijn medegevoel ingegaan. En als men dan anderen ziet draven en ijveren, dan stelt dit zondig flegma zich nog als hooger wijsheid aan, en vraagt u metleen|; ; glimlach: »Vriendlief, waartoe al die drukte ? "

Half verstorven harten. Nog zwak levend, ja, naar den kant van hun gezin, en van hun dagelijkschen arbeid, en van hun bedrijf, |en van hun kleine genietingen; maar afgestorven naar den kant van de heUiger en hooger belangen der menschheid; afgestompt voor wat er woelt en gist in het leven van eigen volk; kond en onverschillig voor wat er met Gods kerk voorvalt, of geworsteld wordt om de school des volks, of om de eere der beginselen die God zelf voor onze rekening heeft gelegd.

En nu, laat ons niet ondankbaar zijr, 'vergelijkenderwijs staat het ten deze in de Gereformeerde kringen ontegenzeggelijk nog altoos iets beter dan bij velen om ons heen. Bij zekere kern onder ons is er metterdaad vaak iets van een Mizpa's ijver te bespeuren. Er zijn ook HU weer Calvinistische mannen, en Calvinistische vrouwen, en zelfs Calvinistische jongelingen, en Calvinistische jongedochters, _ die weer vol en warm meeleven, en door wier hart de stroom zelf van het leven gaat.

Maar wat we u bidden, laat toch niemand daarop insluimeren.

Naar Mizpa togen er vierhonderd duizend op. Heel het volk leefde destijds mee. Alle man was opgekomen.

En dét, helaas, toeft onder ons nog. Op één die gloeit zijn er tien lauwen en meer dan tien die nog ganschelijk koud zijn. Zelfs wordt het al lauwer ^en kouder hoe hooger ge in de maatschappelijke kringen opklimt.

En ddt moet, dat kan anders worden.

Och, of het toch verstaan wierd, dat juist aan uw geestdrift voor de hooger en heiliger beginselen, de liefde voor uw God, Wiens die beginselen zijn, gekend wordt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 december 1897

De Heraut | 4 Pagina's

„Geeft voor ulieden woord en raad.

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 december 1897

De Heraut | 4 Pagina's